BIJVOEGSEL GOESCHE COURANT. ZATERDAG 30 OCTOBER 1880. No. 129. Ingezonden Stukken. Art. 22 der zoogenaamde nieuwe wet op het lager onderwijs schrijft voor, dat: nbjj de regeling der schooltijden door het vrijgeven van uitdrukkelijk in de regeling genoemde uren gezorgd wordt, dat de schoolgaande kinderen van de godsdienstleer aren godsdienstonderwijs kunnen ontvangen," »Desnoodig" zullen de schoollokalen verwarmd en verlicht worden. Daar nu in art. 21 de regeling der schooltijden enz. onder goedkeuring van burg. en weth. en van den districtsschoolopziener is opgedragen aan de hoofden der scholen, is door de hoofdonderwijzers der openbare scholen in Goes, bij onderling over leg, de Woensdagnamiddag aangewezen als de ge schiktste tijd voor het ontvangen van godsdienst onderwijs. Ten aanzien van 't beschikbaar stellen der lokalen, ndes noodig" verlicht en verwarmd, zullen burg. en weth., die er steeds naar streven den ingezetenen zooveel mogelijk ter wille te zijn, en de districtsschoolopziener (de heer Janssen, van nabij bekend met de behoefte aan goed godsdienst onderwijs) ongetwijfeld alle billijke verzoeken in willigen. uOnder godsdienstleeraren worden zij bedoeld die als zoodanig bij eene gevestigde kerkelijke ge meente zijn erkend. Daaronder kunnen dus ook catechiseermeesters, mits door de gemeente, waartoe ze bebooren, met het geven van godsdienstonder wijs belast, begrepen worden." (Memorie van toe lichting pag. 18.) »De wetgever moet de gelegenheid tot het er langen door de kinderen van godsdienst-onderwijs, door de leeraren der kerk te geven, zooveel mo gelijk bevorderen. Dit geschiedt het best door het vrijgeven voor dat onderwijs van uren tusschen de schooltijden. Met godsdienstleeraren worden bedoeld de geestelijken, bedienaars van den gods dienst of godsdienstonderwijzers, welke door de kerkelijke gemeente of godsdienstige vereeniging, waartoe de ouder9 behooren, met het geven van godsdienstonderwijs zijn belast en mitsdien eene aanstelbng hebben. (Memorie van Beantwoording pag. 12). Men ziet 'tde gelegenheid voor de kinderen tot het ontvangen van godsdienstonderwijs wordt ruimschoots aangeboden. Zjjn de godsdienstleer aren te weinig in aantal om voldoende onderwijs te kunnen geven, de wet geeft ook anderen bevoegden personen vrijheid die taak op zich te nemen. En aan localiteit zal het, in Goes althans, niet ontbre ken alle lokalen van de vier openbare scholen worden den geheelen Woensdagnamiddag beschik baar gesteld. Of er gebruik van gemaakt zal worden? We hopen het. In geen geval zal men het ge meentebestuur, het schooltoezicht of de onderwij zers kunnen beschuldigen, dat de kinderen worden bemoeilijkt in bet ontvangen van godsdienstonder wijs. Wanneer de ouders klagen over het onvol doende van 't catechetisch onderwijs dat ze dan de oorzaak elders zoeken 1 Bij al 't onvoldoende, dat de wet van 17 Aug. 1878 (Staatsblad no. 127) bevat, achten we art. 22 (geheel nieuw) een stellige aanwinst.. Wie zal de behoefte aan degelijk godsdienstonderwijs ont kennen Dat men dan ook met beide handen de gelegenheid aangrijpe, door de nnieuwe" wet zoo mildelijk aangeboden. Daardoor zou ongetwij feld het godsdienstonderwijs worden gebaat, en tegelgkertjjd een groot bezwaar tegen de open bare school vervallen. Ouders en voogden, onre delijk zou het van u zjjn, de openbare school nog langer van iets te beschuldigen, waarvan anderen eigenlijk de schuld dragen 1 Ten slotte nog een en ander uit de openbare beraadslagingen (pag. 1192 en verv.) Wat te doen, indien die regeling, door de auto riteiten gemaakt, aan de eischen der godsdienst leeraren niet voldoet Ja, dat is onmogeljjk te keeren. Het artikel (22) wil alleen eene regeling, die in redelijken zin voldoende is Maar willen de predikanten hunne catechisatiën zoo inriehten, dat zjj geen gebruik van de aangeboden gelegen heid kunnen maken, men zal hen er niet toe dwin gen dat is hunne zaak met de casuïstiek (gewe tensleer) heeft de regeering zich niet in te laten. nik (de minister nl.) geloof, dat allen het eens zijn, dat, wanneer er medewerking van de zijde der godsdienstleeraren bestaat, hetgeen nu wordt voorgesteld practisch is, want dat dit onderwijs (het godsdienstonderwijs nl.) gegeven zal kunnen worden in de uren, die in verband met het gansche leerplan zoo geregeld zjjn, dat zij vallen tusschen de gewone schooltijden in, en dat dus de moeie- lijkheid vermeden wordt, dat de kinderen zich van de school moeten verwijderen om naar de cate- chisatie te gaan en aan den anderen kant den godsdienttleeraren de gelegenheid wordt gegeven om de kinderen, wanneer de ouders dat verlangen, in de school aan te treffen. Zegt men daarentegen: dat zal aanleiding geven tot moeielijkbeden, dan antwoord ikwanneer er geen goede wil is aan weerskanten, dan zal dit fot moeielijkbeden aan leiding geven, maar van de zijde der regeering zal er goede wil zijn. En mag men dan van Chris tenleeraars niet verwachten, dat er ook van hunne zijde van goeden wil zal bljjken? Ik geloof dus gaarne, dat dit artikel (22) niet zal kunnen wor den uitgevoerd, wanneer dit geschiedt in den geest van wederzijdsche vijandschap maar ik ben over tuigd, dat het zeer nuttig kan werken, als het uitgevoerd wordt in den geest van onderlinge mede werking Nu, aan medewerking zal het in Goes van de zijde der autoriteiten, die met de uitvoering van art. 22 belast zijn, niet ontbreken. Wordt dus na Allerheiligen 1880 (den dag, waarop de meeste bepalingen der »nieuwe" wet in werking zullen treden), nog geklaagd over onvoldoend onderwijs in den godsdienst, dan weten ouders en voogden aan welk adres ze zich hebben te vervoegen om daarin gewenschte verbetering te krjjgen. De wet gever heeft voldoende gelegenheid voor 't ontvan gen van dit onderwijs opengesteld aan de gods dienstleeraren nu de beurt om daarvan gebruik te maken, en aan de ouders en voogden ver- bljjft het om bij hun voorgangers in den gods dienst aan te dringen op het gebruik maken van de gelegenheid, die art. 22 der wet van 1878 zoo ruimschoots aanbiedt. A. VAN SCHELVEN, hoofdonderwijzer school B. Goes, 25 October 1880. Wij cursiveeren. Mijnheer de Redacteur! Daar wg den winter te gemoet gaan en dns ook den tgd dat door verschillende rederijkerskamers de op voeringen zullen worden gegeven, zoo kan deRedergkers- kamer „Ons Genoegen", wier leden ook alle pogin gen in het werk stellen om bet scboone en den lust tot beoefening van de kuost te bevorderen, niet na laten om UEd. op enkele punten eens te wijzen. In uw gfëerd blad dd. 21 October 1879 no. 12+ komt een stuk voor, getiteld „Kunstnieuws". In dat stuk wordt vermeld, dat de Rederijkerskamer „Ons Genoe gen" een verzoek heeft ingediend, om eens de aan dacht te vestigen op de te geven voorstelling, en wel op een leeljjk stukje papier. M. d. R. Wg moeten u melden, dat noch de directie noch de werksnde leden iets geweten hebhen van dit vertoek, dus nog minder van dat leelgk slokje papier; dat dit gebeurd is alleen door onzen vroegeren censor, etemoo de noot die toentertijd on der onze programma's voor de te geven opvoering stond. Mocht er op die programma's een van uwe correspondenten beleedigd zgn, zoo is dat niet te wij ten aan de leden van „Ons Genoegen", maar wel aan hun vroegeren censor. Verder komt een ingezonden stuk voor in de hieuwt Goestche Courant dd, 24 Februari 1880 no. 16, hetwelk geplaatst is door de ledea der Rederijkerskamer. Wanneer de leden der kamer iemand beleedigd hebben, is dat volstrekt bunr.e be doeling niet geweest en vrsgen tg dus, indien dat gebeurd is, daarvoor excuus. Zjj hopen, dat ze nn met Fan Lennep kunnen zeggen „Oude veelen Zijn vergeten En gedempt Pe bron van twist." Wg plaatsen dit stukje in de hoop, dat dit seizoen ook eens de aandacht door u gevestigd worde op onze opvoeringen, zoowel voor onze leden als voor het publiek. Uit naam der werkende leden der Redergkerskamer „Ons Genoegen", Pe Rirrctie, A. SCHRIJVER, Voorzitter. A. M. EMANUEL, Thesaurier. W. J. HARTMAN, Secretaris. Het is natuu lijk, dat aan ons biet te beoordee- leu viel wie tchrijvsr is geweest van al hetgeen aan stoot gaf aan onzen gpachten recensent en ons. Wat gtschreven werd kwam ter verantwoording voor de gausche vereeniging het was geschied uit haar naam. Nu de werkende ledeu der kamer zoo openlijk en eerlgk verschooning vragen, is het ons aangenaam hun te kunnen verklaren (lat de recensent daarmee vol gaarne genoegen neemt en er onzerzgds na geeüe redrn meer bestaat om te blgven volharden bg de ged-agelijn, door ons in den laa'sten tgd tegenover die kamer aangenomen. Wjj hebben te veel sym pathie voor haar pogen tot nuttige en leerrgke ont spanning en u'tspanuiug, om haar daarin niet te steunen door hrlsugsteiiing en nuttige wenken. Toch zal doof ons evenals tegenover anders ver- eeniging-n ook tegenover haar onderscheid gemaakt worden tusschen opvtringen voor leden en openbare voortlellingen Van de eerste zul'en wij ons bepalen tot een verslagbg de laatste zullen wg waar wij du noodig en nuttig achtenwel eens uitvoe riger zgn. Red.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1880 | | pagina bijlage 1