Dinsdag 12 October.
67sle Jaargang.
rr
Bij deze courant behoort een bijvoegsel,
Wat het Haagsche drama ons
deed denken.
SPUIT WATERFABRIEK.
Personeele Belasting.
GOESCHE
i>« uitgave deier Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Qoes, 1.76.
Afzonderlijke nommere ct. met bijblad 10 ct.
COURAN
Gewone ad verten tiën worden a 10 ct. per regel geplaatst.
Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen van 18 regels a /„l.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 ct.
By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prgs slechts tweemaal berekend.
Agenten voor bet buitenland zijn: A. STEINER en HAASEN'STEEN VOGLER, te Hamburg.
In ons land vervoege men zicb voor Rotterdam aan bet Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren*
bevattende Officieele mededeelingen, Binnenland-
sohe berichten, Kerkelijke zaken en onderwijs,
Het treurig drama te 's-Gravenhage en Gemengde
berichten.
Het is niet wijl het onderwerp ons zoo bij
zonder aantrekt of in onze oogen nog niet vol
doende wordt besproken, dat wij met onze ge
dachten nog een oogenblik verwijlen bij de
treurige gebeurtenis in onze residentiestad, maar
wel omdat wij hier en daar hoorden en Uzen,
wat eenige nadere overweging verdient.
Het was een verpletterend bericht, dat uit
Den Haag tot ons kwam, de stad die waarlijk
op dat gebied een allertreurigsten naam ver
werft.
Het had iets van een angstigen droom, waar
aan wij te vergeefs ons trachtten te onttrekken
alleen het ontwaken, dat ons anders de on
waarheid vaak doet kennen, deed zich wach
ten. De droom was werkelijkheid. Die eerste
tijding deed ons rondtasten in het duister, om
de gruwelijkheid van het feit te kunnen toetsen
aan de oorzaakwaarom zij werd bedreven.
Ook die moest gruwelijk wezen zoo zeide inen.
Een onschuldig kind te vermoorden op zoo'n
gruwzame wijzeeen kind, hetwelk niemand
iets had misdaan, dit klonk zoo ongehoord, dat
winstbejag alleen onmogelijk drijfveer kon zijn,
zoo meenden velen en dacht men bijna algemeen.
Was het dan te laken, zooals sommigen doen,
dat men algemeen zich door eene koortsachtige
nieuwsgierigheid liet meesleepen en in niets an
ders bijia belangstelde dan juist in hetgeen
hierop betrekking had, en dat men naar niets meer
hunkerde dan naar de oplossing van deze tragische
gebeurtenis, in diep duister gebuid
Was het wonder, dat het publiek, door die
gewettigde nieuwsgierigheid gedreven, zelfs tracht
te dat duister te onthullen en daarbij wel
eens te ruw en ondoordacht tewerk ging; een
gordijn, waarachter niets verborgen Jag, aan
greep niet om het open te doen, maar om het
goed gesloten te houden en dan juist te vertel
len, wat daarachter verborgen zou kunnen wezen?
Zoo wist men gansche tafereelen op te hangen
van familiedrama's, zoo treurig, zoo naar, dat
de haren iemand te berge rezen.
Wie Den Haag bezocht hoorde ze spoedig,
wie er woonde wist dagelijks nieuwe gezichts
punten in dezen te openen, en zoo de couranten
•1 die gissingen hadden verkondigd, alle vermoe
dens hadden geopenbaard, waarlijk de ruimte
van het grootste blad zou te beperkt zijn geweest.
En nu de oplossing daar is, is er nu niet teleur
stelling tevens Heen, zoo kon, zoo mocht het
niet eindigen er moet zelts nog meer gebeurd
wezen, zoo'n hevig tooneel zoo eenvoudig laag
eindigen is eene onmogelijkheid in veler oog.
En men gelooft nog slechts half, men ver
wacht nog wel meer.
Op welke rekening stellen wij dit alles Op
dat van de zucht tot schandaal alleen P
Het publiek oordeelt snel en daardoor onbe
kookt vaak tevens. Het wordt meer door zijn
gevoel dan door zijn verstand geleid, en dat
het niet begrijpt hoe bitter het leed van eene
familie wordt verzwaard door het zich zoo onbe
scheiden mengen in het familieleven, temeer
wanneer die gissingen onjuist zijn, is wel een
groote fout van dat publiek.
Maar er is in dezen ook toch iets goeds op
te merken.
Er spreekt groote kinderliefde, medelijden
met de onschuld uit dat ruwe gevoel. Men toont
gevoel te hebben voor het onbeschrijfelijk slechte,
dat er gelegen is in hét vermoorden van zulk
een kleine, en men bewijst zich zoo iets niet
te kunnen voorstellen zonder aas groote, ernstige
redenen te denken.
Van die liefde voor de jeugd droeg ook de
begrafenis de bewijzen, dat toonden de volks-
uitroepen en verwenschingen, waarvan wij niet
angstvallig moeten vragen of zij wel lijn luidden.
Laat ze ruw kliuken Laat het met zijne ver
onderstellingen wel eens de grenzen der onbe
scheidenheid hebben overschreden, het volk toont
geleden te hebben met het arin onschuldig slacht
offer.
Maar wie eenigen invloed heeft op dat volk,
hij zie toe dat men geen misbruik make van
dat gevoel, hetwelk zoo spoedig tot uitersten
overslaat. Juist dat onbeschaafde, dat ondoor
dachte, dat onbescheidene levert zoo gemakke
lijk de sleutels voor onedel spel.
Daarom driewerf onzedelijk handelen zij, die
op dit oogenblik de doodstraf-quaestie aan de
orde stellen. Daarvoor is de tijd nu niet alleen
niet geschikt, neen, daarvoor is het nu de meest
ongeschikte tijd.
Zulke zaken moet men in kalmer dagen behan
delen; en zwak zijn zeker de argumenten voor
een quaestie, waarvoor men de aandacht vraagt in
tijden van opgewondenheid eu beroering, waarin
het hoofd niet helder is, en het hart, dat zich
zoo spoedig laat meesleepen, alleen in al zijne
overdreven toewijdingin al zijn ruwheid het
hoogste woord heeft.
Ook wij hadden in die treurige zaak liever
iets anders zien ontsluierd dan nu het geval is
Zoo'n lage moord voor zoo'n doel is ons al
te verschrikkelijk. Zoo'n donker zwarte natuur
hadden wij ons niet voorgesteld. Maar ook
voor het welzijn der samenleving hadden wij
hoop, dat er andere drijfveeren waren geweest,
dat er ernstige provocatie's hadden plaatsgehad.
Er zou dan quaestie geweest zijn van eene
persoonlijke veete een alleenstaand feit, be
perkt tusschen de grenzen van een bepaalde
familie.
Maar nu vuig winstbejag met een waas van
dolzinnige liefde voor eene moeder.
Welk een man, die zulk een misdaad bedreef
Verschrikkelijk, verschrikkelijk En wat moet
er worden van onze maatschappij, daar waar nu
ieder vader of moeder blootstaat aan het gevaar,
op zulk een wijze zijn kind te zien vallen
Men komt met een middel een krachtig ge
neesmiddel zegt men aandragen.
De doodstraf behoeft niet eens kan het,
des te beter natuurlijk te worden ingevoerd,
men vrage van den Koning slechts een besluit
dat De Jong hij uitzondering worde ter
dood gebracht, opdat heel de natie zich wreke
aan zoo'n ellendeling!
En voor zulk een plan vraagt men uit 's-Her-
togenbosch onze medewerking.
Maar behoeft men, nu het veld zoo goed te
bearbeiden is, nog verbaasd te staan over zulk
een voorstel
Zelfs geeseling en brandmerken kunnen nog
gerust als eischen verwacht worden in zulk
een tijd
Maar men kome niet met dat alles voor den
dag onder het waas van vroomheid of met de be
tuiging dat de doodstraf afschrikt, en voor mis
dadigers verschrikkelijk is.
Met de hand op den bijbel vraagt men weder
invoering der doodstraf,
Zij, die zoo redeneeren, gelooven dat zulk
een misdadiger voor den rechterstoel van God
komt. Het ware daarom beter, dat zij aan dien
Eenige overlieten, wat zij niet mogen, niet kun
nen doen, zooals Hij. En nog beter deden zij
door te toonen dat zij prijsstellen op de bekee
ring van éen zondaar in dien bijbel staat
iets over vreugde, die ergens over zulk eene
bekeering heerscht - door te trachten hem te
bekeeren, liever dan hem zoo onvoorbereid, zoo
slecht de eeuwigheid te doen ingaan.
De doodstraf werkt afschrikwekkend en is
voor den betrokkene verschrikkelijk.
Meer dan éen voorbeeld bewijst het tegen
deel. Men maakte van zoo'n strafoefening een
soort feest. Ieder stroomde loe om te kijken,
en de misdadiger werd nog meer tot held ver
heven dan nu het geval is.
Het was oin éen bewijs te leveren om
en bij 183 0, dat te Dordrecht eenige misdadi
gers, arbeiders uit Werkendam, die in Hendrik-
Ido-Ainbacht hun misiaad hadden gepleegd,
moesten worden opgehangen.
Bij aankomst op het schavot maakte een hun
ner, meegesleept door den ernst van het oogen
blik, de opmerking dat het jammir was, dat er
nog niet éen meer moest gehangen worden
dan was het juist een galg vol," zooals hij
zich uitdrukte er bleef ook éen haak open.
En vóór het schavot stonden een jongen en
een meisje, die vroolijk uitriepen: skijk, die
derde daar is onze Arie." En zij hadden ge
lijk het was hun hroêr.
Een ooggetuige uit die dagen heeft het ons
meegedeeld.
En welke misdadiger berekent véor zijne
misdaad de straf, die hij krijgt Oogenblikke-
lijke aandrift, moordlust, vrees voor ontdekking
zijn drijfveeren tot het plegen van zulke mis
daden.
En ons land heeft geen behoefte om, als
Zwitserland, op de afschaffing der doodstraf terug
te komen. Na die afschaffing, wij zeggen niet
tengevolge daarvan, verminderde het aantal ka
pitale misdaden de Minister van Justitie heeft
het ons onlangs nog bewezen uit de ervaring.
Wat is bovendien erger: levenslange tuchthuis
straf of de dood
Een ieder oordeele.
Neen, aan de justitie is een middel gegeven
om zulke daden te helpen voorkomen. Zij zij
waakzaam, gestreng en billijk. De misdadigers
moeten niet kunnen ontsnappen. Eu daarom
vragen wij met den Haagschen briefschrijver
van de Zutfensche courantis de dader nog
niet gevonden van den moord, die eenige maan
den geleden te Delft is gepleegd? ^Een liet
meisje werd daar door een monster geschanda
liseerd (op de onzedelijkste wijze mishandeld)
en daarop vermoord Voor de ouders zoo mo
gelijk nog verschrikkelijker." Toch hooide men
van arreata'ies niets en is die moordenaar nog
op vrije voeten.
In de Werkmansbode wordt erop gezinspeeld
dat men voor den heer Bogaardt zooveel moeite
deed wijl hij een rijk heer is, eu de Delftsclie
moordgeschiedenis liet rusten, omiat daarbij
slechts een arin burgermeisje als slachtoffer viel.
Rechtvaardige justitie, toon dat dit onwaar
is, want anders wordt gij een schande voor
Nederland
Er mag over die zaak niet gezwegen worden
gij moogt niet rusten voor ook hier de dader
zijn gerechte strat oudergaan heeft.
De pers helpe mee door die zaak levendig
te houden en hierover zooveel licht te doen
opgaan, dat het volk vertrouwen kan stellen in
zijne justitie.
Men heeft bloemen gestrooid op het graf van
den kleinen Marius.
Men heeft het liefelijke denkbeeld do kinderen
daarop een gedenksteeu te laten stichten.
Men heeft van alle zijden, zelfs van Vorste-
lijken kant, de familie Bogaardt trojst en deel
neming verschaft bij de vreeselijke ramp.
Dat alles vinden wij goedder kinderen lief-
debewijs noemen wij poëtisch-innig en kin
derlijk fijn.
Zij dat alles de ouders van Marius tot troost,
zooveel als dit mogelijk is, en doe het hun ver
geten wat tever gedreven belangstelling misdreef!
Maar voor ons heeft dit alles slechts waarde,
als het voortkomt uit waar medegevoel, uit waar
achtig begrip van metlij met de diepbedroefde
ouders en niet om bijredenen.
En wie dat met ons eens is, zal met ons
eischen dat er ook reehtvairdigheid geschiede
aan de ouders van het slachtoffer, dat in Delft viel.
BUH3E WEESTER en WETHOUDE IS van GOES
brengen ter openbare kennis, dat djor JACOBUS
BaLjÉ Jz is ingediend een verzoek om vergunning tot
oprichting eener Spuitwaterfabriek in het perceel wijk
A no. 110 (kadastraal bekend in seciie D 110. 1600).
Voorts, dat het verzoek met de bijlagen op de se
cretarie zijn ter visie gelegd en dat op Zaterdag den,
23 October 1880, des middags te éen uur, in het Ge
meentehuis gelegenheid zal gegeven worden om bezwaren
tegen de oprichting intedienen en toetelichten.
Goes, den 9 October 1880.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
herinneren den ingezetenen aan de bepalingen van artt.
27 en 42 der wet van 20 Maart 1833 (Staatsblad no. 4)
omtrent de SUPPLETOLRE AANGIFTE voor de PER
SONEELE BELASTING, volgens welke een ieder, die
door uitbreiding, vermeerdering, verwisseling of het
aanschaffen van belasting-voorwerpen der grondslagen
van het personeel komt te vallen onder de toepassing
van een nieuwen of verhoogden aanslag in den loop
des dienstjaars, verplicht is, alvorens en naar gelang
der omstandigheden en op de boete, bij artt. 35 en 39
vastgesteld, tot het indienen van benojrlijke aangifte
deswege, in voege als bij art. 30 der wet is voorgeschreven,
kunnende daarvoor een biljet ter invulling bij den
heer ontvanger der belasting worden afgehaald.
Goes, den 9 October 1880.
Burgemeester eu Wethouders voornoemd,
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
STATKN-GGN KKAAL.
TWEEDE KAMER.
By de Kamer is ingekomen een wetsontwerp
tot wyzigiug van hoofdstuk V der Staatsbegrooting
voor 1879. Het strekt tot verhooging van enkele
posten, o. a. wegens vermeerderd aantal behoeftige
en arme kraukziunigen, voor reis- eu verblyfkosteu
van oiilitiecominissirissen, militieraden, veeartsen enz.,
en van de uitgaven van het ziekenhuis te Leiden inet
22 Ü00.
Het eindcijfer der begrooting ondergaat geen ver
andering, daar door het uitstellen vau de stichting
van eeuige acideimsche gebouweu de daarvoor uit
getrokken somuieu niet iu haar geheel zijn uitgegeven.
In d« memo ie vaa antwoord omtrent het ont
werp, regelende het bedrag der Ind sche bijdrage,
verklaart de Minister van Koloniën, dat van wijti-
giug van begiuselen der comptabiliteitswet of een
Dl.uw beginsel omtrent de fiuauciëele verhouding nut
lndië voor het oogenblik geen sprake is. 'i Geldt
slechts eeuige regelen te stellen voor toepassing vau
art. 4 der comptabiliteitswet en wegneming van eenige
practische bezwaren met behoud vau het beginsel der
gemeenschappelijke schatkist hier eu ia 1 tdië. De
uu ontworpen verdeeliug van hateu en lasten is bil
lijk de vaste bijdrage v«n 2 uiillioea geeft zekerheid -
voor de Neder laudsche fi ai.cieu. Hij handhaaft dus
bet ontwerp ongewijzigd.
Tot rapporteurs over hoofdstuk III der Staats-
bsgrooting (buitenl. ztken) zijn door d$ af leeliugeo
der Kam^r gekozeu de heereu graaf S^hvnrnelpenninck^
RoeflMackayRutgers eu A'euckenius, over Hoofd
stuk IV (Justitie) de heeren Pander haayDe Vos
van Steenwijk, ZylkerP, djFeite eu Gratami
By het onderzoek vau bet wetsontwerp op da
zeevisscheryen iu de afdtelingen der Kamer werd door
de mee-derbeid de noodzakelykbeid van eeue wijziging
der bestaande wetgeving erkend. De wet van 13
Juni 1857 is op verre ua uiet voldoende, noch tot
bescherming der goedgezinde visschers, noch totiasmudi
houding en ontwikkeling der vtsschery. Wat het
eerste aangaat, de maatregelen, voorgesteld tot het ver
krijgen van in rechten bruikbare aanwyzingeu van
gepleegde feiten en vermotdelyke daders, werden vry
a'gemeen toegejuigd. Alleen werd opgemerkt dat de
polilievoorachrifien verband behooren te houden met
de bepalingen, die tot hetzelfde doel in het buiteulaud
iu Werking zyn, teneinde de verwikkelicgeu eu de
bezwaren te voorkomen, die ineu in de eerste plaats
op het oog heef;. Men wenschte dan ook van de
llegecrii g te veruemeu welke wettey.en reglementen
ter handhaving van de politie en ter bescherming van
de vjsschers iu de naburige Rijken gelden. Tevens
werd der Nederlandsche marine een woord vau waar-
deeriug gebracht voor de pogingen, dikwy's met pod
gevolg beproefd, om de belangen der Nrderiaudeche
vieschcrs op de Xo>rdzce te b icbcrmeu.