1880. N°. 115.
Dinsdag 28 September.
6?
Jaargan^
ste
goesche
uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en 7auDAGiVöNI)
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.76.
Afzonderlijke nommeri 5 ct. met bijblad 10 ct.
i:»i is tvr.
Gewone advertentiën worden a 10 ct. per regel geplaatst.
Geboorte- hnwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen van 1—8 regels a ,1.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regel» bedragende en contant betaald, 20 ct.
By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend.
Agenten voor het buitenland zijn A. STEINER en HAASEN8TEIN VOGLER, te Hamburg.
In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau" van NIJGII VAN DITMAR en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren.
Wie zich tegen 1 October op <le
Goesche Courant abonneert, ont
vangt de noiiimers van 16 Septem
ber af kosteloos.
UITLOTING VAN 0BL1GATIEV.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
maken bekend, dat, ter voldoening aan art. 9 van het
plan eener geldleening van f 44,000 ten laste van die
gemeente, dd. 12 Februari 1866, goedgekeurd door
heeren Gedeputeerde Staten den 16 derzelfde maar.d
en ter voldoening aan art. 9 van het plan der geld
leening van f 10,000.—, dd. 25 Februari 1869, no. IX,
goedgekeurd als boven den 5 Maart daaraanvolgeade,
op ZATERDAG DEN 2 OCTOBER, des namiddags te
éen uur, in hunne vergaderkamer ten raadhuize, in het
openbaar zal plaatshebbea DE UITLOTING VAN
TWEE AANDEELËN in eerstgemelde geldleening,
ten bedrage van vijf honderd gulden ieder, en DE UIT
LOTING VAN £ËN AANDEEL in laatstgenoemde
geldleening, ten bedrage van twee honderd en vijftig
gulden:
Goes, den 24 September 1880.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Onze financiëele toestand.
Nooit hebben wij het voorrecht gehad een
zitting der Staten-Generaal bij te wonen en on
bekend, door eigen aanschouwing althans, bleven
wij dus met de treffende formaliteiten, die ver
bonden zijn aan de zittingen, die weer zoo kor
telings achter den rug zijn.
De gewone tocht van den Minister van Bin-
nenlandsche Zaken om te sluiten, het deftige
bezoek van ónzen Koning om te openen het
zijn de jaarlijksche gedwongen fraaiigheden bij
het einde en het begin van elk zittingjaar.
Maar zoodra is dit alles niet achter den rug,
of als een dreigende onweerswolk, als een na
derende donder wordt ons de komst verwit
tigt van onzen schatkist-beveiliger, onzen Mi
nister van Financiën.
Meer nog dan al die deftige, plechtige en
mooie zittingen mooi met het oog op de
fraaie uniformen en de statie en gratie, daarbij
tentoongesteld zou ons aantrekken die, waarin
genoemde Minister, zooals Vrijdag 11. het geval
was, het hoogste woord voert en aan de ver
tegenwoordiging een blik gunt in de financiën
des lands.
Welk eene schoone gelegenheid om op het
gebied der gelaatsuitdrukking ervaring op te doen!
Jammer voor den heer Vissering, dat reeds
onderscheiden berichtgevers de jobstijding, die
hij brengen kwam, vooruit hebben verkondigd.
Of was het wellicht een vriendschapsdienst, dien
men hem bewees, door voorloopig de belang
hebbenden voor te bereiden op den minder fleuri-
gen toestand, waarin onze schatkist zich bevindt!
Trouwens, wij zijn de laatste jaren op dat
gebied ook niet verwend, en dit is voor een
Minister ten minste al éen reden om niet bevreesd
te wezen, dat zijne hoorders al te zeer zullen
schrikken.
Bij zijne jaarlijksche komst geldt de vraag
dan ook meer hoe groot de bui zal wezen, die
boven onze hoofden losbarst? Maar toen wij hoor
den, voor het uit zijn mond klonk, van een tekort
van 20 millioen, waren wij toch wel nieuws
gierig naar hetgeen hij zeggen zou.
Wat de Minister Vrijdag meedeelde is in het
kort samen te vatten in het navolgende
Met een zekere opgewektheid trad Zijn Excel
lentie de leden der Kamer eerst tegemoet.
Dat wij bij tekorten leven is een feit en wij
zijn daarom reeds blij, als er op die tekorten
iets kan afgedongen worden.
Er is dan gebleken, dat de tekorten over 1878
en 1879 3 791,740 minder zijn dan men toen
had becijferd.
Men had gerekend op een tekort
in 1878 van 5,839,155,17
1879 - 7,260,000,00
13,099,155,17
Deze bedroegen echter volgens
latere berekeningen
in 1878 5,422,268,33
1879 - 3,885,145,56
9,306,413,89
f 3,791,741,28
waardoor het bovengenoemd gunstig verschil is
ontstaan.
Doch spoedig komen er dreigender en minder
vroolijke cijfers ons voor da oogen.
In bet loopende jaar 1880 worden berekend
de inkomsten op 111,432,969
de uitgaven op - 114,359,662,095
Zoodat er een vermoedelijk
tekort is van2,926,693,095
De Minister van Binnen-
landsche Zaken wil bovendien
nog een verhoogiug vragen
van hoofdstuk V der begroo
ting. Daartoe ziet hij zich
gedrongen. Als de vertegen
woordiging hem die toestaat,
wordt dit tekort nog ver-
meerd metf 281,000,00
Het geheele tekort op dien
dienst zou dus wezen 3,207,693,095
Daarvan kan men nu af
trekken het zoo even genoemd
voordeeltje van minder tekort ad 1,394,734
dan blijft er toch nog 1,812,959,09&
als vermoedelijk tekort voor den dienst van dit
jaar.
Voor het volgend jaar 1881 sluit de begroo-
ting eveneens met een tekort van 21,252,036.
De inkomsten worden namelijk geraamd op
105,11 0,605, en de uitgaven op ƒ126,362,641.
De uitgaven zijn 10,602,979 hooger ge
raamd dan het vorige jaar.
Die verhooging wordt hoofdzakelijk veroor
zaakt door eene hoogere aanvraag voor de spoor
wegen van ƒ5,900,000, voor het lager onderwijs
van 2,455,164, voor oorlog van ƒ1,925,000.
Voegt men bij het geraamde tekort van
ƒ21,252,036 op de begrooting van 1881 en bet
vermoedelijke op de rekening van 1880 van
1,812,959, de aanzienlijke tekorten op de In
dische begrootingen, dan komt men inderdaad
tot een respectabel cijfer, zonder nog te denken
aan de aanzienlijke sommen, welke de verschil
lende waterwerken zullen vereischen.
Daarin te voorzien is dus hoofdzaak, en de
Minister zal voorloopig dit trachten te doen door
de uitgifte of beleening van schatkistbiljetten.
Voor de som, benoodigd voor verderen aanleg
van staatsspoorwegen en voor voltooiing van ons
vestingstelsel, kan geleend worden, maar dan toch
nog blijft er een aanzienlijk tekort over.
Over de waterwerken willen wij niet eens
spreken; deze zijn hierbij ook niet in rekening
gebracht en laten dus voor het vervolg ook de
gelegenheid open om nog meer te leenen.
Maar al dat leenen kost geld, en waar de
Minister uitrekent dat door die sommen, be
noodigd voor afzonderlijke posten, waarvoor
men leenen kan, af te trekken, er nog een tekort
van 4,802,036,47 zou overblijven, daar mogen
wij voor renten van de geleende sommen ook
wel op een paar ton rekenen.
Nu zal niemand ontkennen dat voor spoor
wegen en waterwerken wanneer zij in het
algemeen belang noodig zijn, wanneer zij leveD,
welvaart bevorderen en nieuwe bronnen van
bestaan openen, sommen moeten toegestaau wor
den en men niet angstvallig tegen hoogere
uitgaven moet opzien.
Want de voordeelen, die zij aanbrengen, leve
ren weer talrijke vruchten voor ons land op,
doen de inwoners weêr op andere wijzen hunne
inkomsten vermeerderen en zoodoende dragen zij
langs een omweg bij tol stijving van 'alands kas.
Hoe groot de sommen van tekorten echter me
nigeen ook in de ooren klinken, toch is onze toe
stand waarlijk niet onrustbarend.
Maar wij moeten op vasten boJein staan en
niet ten onrechte herinnert de Minister aan het
slot zijner redevoering eraan hoe „Nederland,
dat, bevoorrecht boven vele andere volken, tot
nutoe honderden millioeDen schats ten algemee-
nen nutte heeft kunnen verwerken zonder zijne
staatsschuld noemenswaard te vermeerderen
thans zonder moeite of overmatige offers door
zijn welgevestigd krediet in zich zelf de noodige
middelen zal kunnen vinden, die niet meer zoo
rijkelijk als vroeger van elders toevloeien.
„De vraag blijft dan alleen over, of wij ook
moed en zelfvertrouwen genoeg bezitten om met
kracht te doen wat onze hand te doen vindt."
De Minister heelt nu zijn hoop gevestigd op
de rentebelasting en op de voorgestelde bijdrage
uit Indie, ten bedrage van twee millioen.
Als onze lezers even een blik willen slaan
op de rubriek Tweede Kamer, dan zullen zij
ontdekken hoe ook Indie's begrooting met een
tekort sluit. Ons [nsulinde is dus waarlijk niet
zoo ruim bij kas, om ons nog eens te steunen.
En waarvoor zou het dat moeten doen Wijl
wij het jaren lang ab melkkoe gebruikten
Waarlijker is voor Indie zelf nog veel te
veel te doen, dan dat wij ons blind zouden
toonen voor zijne behoeften en ons zeiven ten
zijnen koste gingen verrijken:
De plicht der dankbaarheid'-voor de goede
melk en boter, ons'ja>en lang geschonken, ge
biedt dat, wat daar verkregen wordt, ook worde
gebezigd ten eigen nutte.
Wij dienen ons zeiven dus te helpen.
De rentebelasting ligt nu te wachten als een
middel om de gewone middelen te versterken.
En daarheen moet ons oog gericht wezen.
Eene spoedige afdoening van zulk eene be
lasting is een vereischte.
De leden der beide Kamers zijn verder een
stemmig in de zucht tot beperking, en de be
handeling der Staatsbegrooting zal ons leeren
in hoeverre de heeren het eens kunnen worden
over de posten, waarop bezuinigd kan worden.
Waarlijk het gaat zoo gemakkelijk niet, om op
vele punten tot eenstemmigheid te geraken en
daardoor bezuiniging te brengen.
Want al wordt de regeering, blijkens de adres
sen van antwoord, ook al opgewekt zich, met
het oog op dën tinaneiëelen toestand, met hare
uitgaven te bepalen tpt het onvermijdelijke, de
vraag blijft altijd wat onvermijdelijk is, en eer
Ministers met de leden en de leden zeiven on
derling het daarover eens zijn, zal nog veel
moeten gebeuren.
Aan die bezninigingsvermaningen hechten wij
weinig.
Practische middelen, billijke en goede belas
tingen zooals de rentebelastiug er eene is
zij wijzen den weg aan, dien wij moeten in
slaan; daarheen is het dat de Minister ons terecht
heenwijst, waar hij toeroept te doen wat onze
hand vindt om te doen.
OFFICIEELE MEDEDEELINGEX.
Bij de rustende schutterij in Zeeland zijn benoemd
le bat.; tot kapt. A. L. Harin^man, thans le luit.; tot
len luit. D. De Regt, thans schutter en tot 2en luit.
P. Verburg Jz, L. A. Vink en W. H. De Bruijn van
Melis- en Mariekerke, allen thans schutter4de bat.
tot kapt. F. Plankeel, thans le luit.; tot len luit.
P. Barentsen, thans 2e luit; en tot 2en luit. M. H.
De Smidt, thans fourr.5e bat.tot len luit. M. J.
Van Arenthal8 Pz., thans 2e luit.tot 2en luit. A. B.
Van den Eeckhout, nar H. M. G. Kloppenburg en H.
C. E. Van IJsselsteijn, allen thans schutter.
Met 's IConings machtiging is de heer Jacobus
Borsius erkend en toegelaten als vice-consul van Spanje
te Middelburg en Vlissingen.
De ^taats-courant bevat een koninklijk besluit
van den 14 dezer (St.bl. no. 172) betreffende de ge
leidelijke uitvoering van artt. 24 en 26 der nieuwe wet
op het lager onderwijs. Dit besluit, waardoor art. 3
van het besluit van 17 Jan. 1880 gewijzigd wordt,
luidt aldus
,De jaarwedde, aan het hoofd eener school toegelegd,
bedraagt nooit minder dan wat door hem op het tijd
stip, dat dit besluit in werking treedt, werd genoten
aan jaarwedde en wi.selende inkomsten, berekend op
den voet van art. 86 der wet gezamenlijk
„Is dit bedrag lager dan het ingevolge art. 26 van
de wet verplichte minimum, zoo is de gemeente tot
verhooging van dit bedrag gehouden en wel over de
maanden November en December 1880 met ten minste
70, over 1881 met ten minste 80, over 1882 met ten minste
90 ten honderd van het verschil tusschen gemeld be
drag eu het minimum. Over 1883 wordt ten min'ste
het minimum toegekend."
GOES, 27 September 1880.
Aan de roepstem, gericht tot alle be
langhebbenden bij contante betaling, tot de
bijeenkomst in de „Prins v. Oranje" op 11. Vrij
dagavond hadden 30 personen gehoor ge
geven. Jammer, dat er niet meer waren die
zoo nauw bij het verteren op krediet betrok
ken zijn, daarvan zoo voortdurend de nadeelige
gevolgen ondervinden en zoo dikwijls de diepste
verzuchtingen over het bestaan dier ingekan
kerde volkskwaal slaken. Maar wie weet niet,
dat tusschen doen en zeggen zooveel
mijlen leggen Na uiteenzetting door den op
roeper, den heer D. Stigter, van het bereikbare
doel en den door da Vereeniging van de Con
tante Betaling gekozen weg om dat. te.naderen,
traden na enkele verkregen inlichtingen -oii-
middellijk slechts drie leden toe.
Niettemin behoeft aan de vestigittg der^aak,
die zich ook op economische gronden van
zoovele zijden laat aanbevelen, weinig meer
getwjjfeld te worden; onder de toegetrédeneh
behooren firma's vau den eersten rang in onze
stad. Dat goede voorbeeld zal weldra ruinie
navolging vinden, vooral nadat men met den
nuttigen werkkring der Vereeniging in de prae-
tijk kënnis zal hebben gemaakt.
't Spreekt, van Zelf, dat voor die zaken, waar
reeds contante betaling schier algemeen regel
is, de Vg. zich slechts laat aanbevelen met het
oog op het spierstelsel, dat op breedeu vóet
toegepast zoo heilzaam zou werken voor dien
stand waaibjj we de leden bjj miliioenen, maar
de financiëele zwakte slechts bjj pasmunt tellen.
De indirecte belastingen laten zich van éene
zjjde gezien zoo zeer aanbevelen, omdat de
mingegoede sehi r geheel Onmerkbaar zijne
bjjdrage opbrengt bij het koopen van zoiut
zeep, suiker, bier, azjjn en geslachteen feitelijk
bewjjs, dat met gezag mag wordea aangevoerd,
hoe uitstekend het spaarstelsel werkende ge
heel overeenkomstig de wijze waarop de accjjo.T
zen worden geofferd zal werken. Maar niet
alleen shet volk' zou daarbjj welvaren, maar
ook en niet minder de hreede laag, die zich
daaronder niet gaarne rekent maar toch ook
al zou men het niet gaarne erkennen wel
niet van de eene week in de andere, maar dan
tcch van de eene maand in de andere leeft
bukkende voor de z.g. noodzakeljjkheid tot
het ophouden van szjju stand" en daarom
nalatende te zorgen voor den kwaden dag,
le luisteren naar de lessen der statistiek, die
zoovelen huisvaders wil leeren dat de dood naar
vaste regelen te verwachten en dus levensver
zekering onontbeerlijk is.
Wij bevelen de Vereeniging voortdurend in het
ernstig nadenken aan van die neringdoenden,
welke hun voordeel op 't oog hebben en aan
hen, die voor vooruitgang dt maatschappij
toonden zou gaarne zich in de bres te stellen én
wier invloed zooveel vermag op die velen, wien \t
dikwjjls zoo moeielijk valt hun eigen belang
te begrjjpen.
Z. M. de Koning heeft Zaterdag ten
paleize ontvangen de commissie uit de Eerste
Kamer, belast met de aanbieding van het adres
van antwoord op troonrede.
Het bericht, dat de Minister van Water
staat enz. geen termen heeft kannen vinden
om een rijksbijdrage te verleenen in de ver
betering van de Zoom, wordt tegengesproken.
Uaghl
Dezer dagen zijn belaugrjjke mutatiëa