1880. N°. 55.
Zaterdag 8 Mei.
6?le Jaargang.
De Oude Jongehear.
Bij deze courant behoort een bijvoegsel.
EEN ZEKER EGOÏSME.
MENGELWERK.
mr. B. V. Van der Bilt,
jhr. mr. C. Van Litters,
J. A. A= Fransen Van de Putte
en J. M. Kakebeeke.
OPROEPING van vffiBLOK! ANGERS.
00Ë8C1IE
De nitgeve dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.76.
Afzonderlijke nommers 5 ct. met bijblad 10 ct.
COURANT.
Gewone advertentiën worden a 10 ct. per regel geplaatst..
Geboorte hnwelijkB- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen ran 18 regels a ƒ,1.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 ct.
B\j directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend.
Agenten voor het buitenland zijn: A. STEINER en HAASENSTEIN VOGLERte Hamburg.
In om land vervoege men zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau 'van NIJGH VAN DITMAR en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren.
INHOUDBestrijding van de kattestaarteo
(slot). Tweede kamer. Kerkelijke zaken
eu onderwijs. Scheepvaartberichten. Me-
dedeelingen op verschillend gebied. Gemengde
berichten. Een iogezonden stuk van den heer
W. Te Gempt en het lijstje van polder verga
deringen.
,Een droge Maart,
Een natte April,
Een koele Mei
Wat prettig liedje... bij den haard)
We zien dan (zij 't nog buiten kil I)
Het kouter blinken; 't zaad in de aard;
Het kruid, dat spruitde kersengaard
Vol bioems; in ieder nestje een ei
De' blanke' stroom het blauwe zwerk
En, al wat we in liet Voorjaar minnen,
Zweeft, op Verbeeldings vlindervlerk,
Ons deurtje binnen 1
Als in uw hart
Wat Winter huist
Van zorg of leed
Heb dan voor iedre soort van smart
Een liedje, dat in 't oor u suist.
Een Spreuk, die kloek dien Winter tart.
Een Versje, dat u troost en hardt,
Een zoete Voorjaarshoop gereed!
En, midden in de ruwste vlagen,
Zult ge, op Verbeeldings Engleuschacht,
U Lente-moed en Lente-kiacbt
In 't hart zien dagen 1
Hete.
Een en veertig leden van onze achtbare Tweede
Kamer, en gelukkig waren het nu eens manuen
van verschillende politieke richting, kunnen met
eene zekere zelfvoldoening hun Pinksterrust gaan
genieten.
Die ondeugende politiek speelt dan ook zoo
vaak een rol, waar zij best gemist kan worden, dat
het een verademend schouwspel is wanneer zij
eens niet op het programma eener parlementaire
voorstelling staat vermeld.
Politiek, politiek en nog eens politiek Het
is vaak of zonder haar een maatschappij te
gronde gaatof zonder haar het leven onmo
gelijk is.
En toch, het groote publiek wordt haar zoo
spoedig moe. Dat vraagt liever naar praktische
daden dan naar al die politieke beslommeringen,
bemoeiingen en knoeierijen.
Welnu, die een en veertig leden hebben nu
eens een praktisch resultaat helpen verkrijgen
zonder politiek en een weldaad bewezen aan de
menschheid.
Wij haasten ons er bij te voegen teneinde
niet noodeloos ergenis te wekken dat dit
niets tekort doet aan het nut van andere, wel
politieke besluiten.
Zij hebben nu geholpen het dierenheir te be
schermen. Als straks, in een zalig dolce far
niente zich verlustigende, van zich schuddende
alle dagelijksche beslommeringenvan welken
aard ook, die kamerleden wandelen, hetzij op
eigen of op eens anders grondgebied dat is
louter een quaestie van fortuin, die ook onder
onze kamerleden grillig huishoudt dan moet,
het kan niet anders, een zelfgenoegzaam gevoel
zich van hen meester maken.
Onvermengd is natuurlijk zulk een gevoel
niet, onbekend als zij bleven met de lijst van
beschermelingen. Wellicht zien zij met een be
schermend oog een vogel aan, die later blijken
sal tot die bevoorrechten niet te behooren.
Edoch, wat doet er dat toe
Zij hebben een goed beginsel gehandhaafd.
Niet, dat dit bij het uitbrengen van hun stem
op den voorgrond zal zijn getreden wij geloo-
ven dat, wetgevende mannen als zij zijn, zij
slechts het belang der betrokken partijen in
dezen hoofdzakelijk den landbouwenden stand
op het oog hadden en voor een mensch- en
dierlierend beginsel geen oor geopend konden
houden. Maar nu zij hunne wanrdiglieid heb
ben afgeschud, nu zij weer mannen van het
dagelijksch leven zijn geworden, die lust gevoe
len in de vrije natuur, nu mogen zij luisteren
met innige voldoening naar het gezang der vo
gelen, dat hun toekliukt als eeu danktoon voor
hetgeen zij met hun wettenmakerij ditmaal eens
goeds deden voor andere medeschepselen dan
menschen.
Wij schreven niets over het wetsontwerp.
Wij vonden het zoo ad rem, zoo aan de orde,
zoo lang geweuscht, zoo waarachtig goed, dat
wij niets dan goeds ervan konden zeggen en
er bij ons geen twijfel bestond of het zou wet
worden.
En nu de grootste stap daartoe is gedaan,
nu die verwachting bewaarheid staat te worden,
nu denken wij niet aan alle belangen, daarbij
betrokken, maar voornamelijk aan de medewer
king ervan, ter bevordering van medelijden en
dieper gevoel.
Het is een hard middel, dat is waar, maar
die harde middelen zijn hierbij toch lang zoo
kwaad niet.
Wat is er nog veel hardvochtigheid in de
wereld 1
Het is voor een medelijdend hart om te bre
ken, te barsten van smart en pijn, van leed
en ergernis.
Menschen plagen menschen, berokkenen elkaar
leed op beestachtige wijze
Klinkt die toon te hard Och kom 1 Bij al
het goede, dat wij hooren en zieD, is er toch
nog veel, ja wij durven zeggen veel meer, dat
van slechtheid getuigt.
Monsterachtige voorbeelden krijgen wij zoo nu
en dan daarvan te zien. Nu weêr uit Utrecht een,
waaruit blijkt, dat daar kindermoord op groote
schaal, maar tevens op duivelsch slimme wijze
plaatsheeft door ouders zei ren, die hun klei
nen laten sterven door geneeskundige hulp in
te roepen, als die niet meer batm kan. En
terwijl zij iu 4 a 5 begrafenisfondsen waren,
Merden zij vroolijk feest van het na de begra
fenis overschietende geld I
Waar zoo een ouderhart slecht spreekt, wat
moet een menschenhart dan gevoelen
Andere voorbeelden zijn ounoodig aan te
halen.
Niet, dat ons dit mismoedig stemt met het
oog op hetgeen wij de overwinning van het
goede noemen. Geenszins. Als wij bedenken
hoe elke kleine overwinning op onszelven of in
kleinen kring moeite en tijd kost, zijn wij ver
heugd over hetgeen reeds werd verkregen en
wanhopen wij niet.
Doch waar ruwheid spreekt uit hetgeen men
schen tegenover menschen doen, iE het dan
wonder dat tegenover redelooze dieren het be
grip van medelijden nog zoo weinig is ontwik
keld, behoeven wij ons dan te verwonderen,
dat, hetzij uit onbezonnenheid, hetzij uit slecht
heid, aan die dieren door de menschen nog
zooveel leed wordt berokkend Men gevoelt
noch begrijpt, dat dieren ook gevoelen en lijden
kunnen. De ouderen geven het voorbeeld, dat
door jongeren grif wordt opgevolgd, en het
vooglenheir krijgt van die smart eeu groot deel.
Wij willen monsters, als waarvan in ons vorig
nommer uit Hoedekenskerke werd gemeld, niet
eens noemenhun daden zijn te schandelijk om
niet algemeen te worden afgekeurd maar het
dagelijksch leven schenkt ons duizenden voor
beelden, minder sterk sprekend maar toch ook
hoogst treurig.
Wie kan de martelingen tellen, welke den
dieren worden aangedaan door klein en groot
Jongens met nestjes, met vogels, geiten of
andere beesten om in Goes de krabben
niet te vergeten, als zij zeiven eens ge
voelden wat pijn, wat helsclie pijn die dieren
lijden, zij zouden het wel laten ze zoo te mis
handelen. Willen wij het hun zeggen P
Zeker, maar wat baat dit vaak Zij lachen
erom en gaan voort, totdat zij ook groot weer
zijn en als zij niet uit kinderlijke onbezonnen
heid handelden opgroeien in een gering begrip
van liefderijkheid.
En van de jeugd moeten wij het hoofdzakelijk
hebben, willen wij dierlievende en mensehlie-
vende menschen kweéken.
Laten hooren, dat zij slecht doen, is goed,
maar gevoelen is vaak beter. Een draai om de
ooren is nog zoo kwaad niet, maar vóór alles
ontneemt hun eerst het beest, dat zij martelen.
Straft hen echter in ieder geval voor zulk
een daad en wijst ze dan op zichzelven. Het
gevoel van eene kleine lichaamskastijding kan
voor bengels aan uwe woorden klem geven.
Zij zelven gevoelen dan ook smart en gij hebt
een grondslag om een egoïsme op te wekken,
dat tot goede daden kan terugwerken.
Het is dat eigenbelang, hetwelk ook Heye
laat spreken in zijn kinderversie
„Och I wat kijkt dat beest verslagen,
'k Vind het wel een beetje naar:
Jongens 1 of 't niet beter waar,
't Arme dier maar niet te plagen
Denk eens als er iemand kwam,
Die ons zoo van moeder nam."
Waarachtig, dat is geen ziekelijke philautropie.
Beije was niet ziekelijk hij schreef voor en
van flinke jongens, en voor menschen in den trant
als boven ons artikel, om ze te leeren voor eigen
smart remedie te zoekenen wij haalden het
aan om daaruit ook eens iets te putten voor
anderer lijden.
Ferme jongens die mocht hij gaarne „recht
op van lijf, recht op van ziel." Die vormt men
echter niet zonder kastijding, dat is zeker, maar
evenmin zonder dat egoïsme aan te blazen, het
geen hij op het oog heeftgeen ruw egoïsme,
maar een liefelijk, dat leert fijn gevoelen, fijn
begrijpen, mede lijden, wanneer anderen lijden,
mensch of dier, omdat men dan als het ware
zelf gevoelt.
En als men nu de kinderen leert met de
dieren te beginnen, dan zullen zij tegenover
hunne medemenschen van zelf beter handelen.
De nieuwe wet kan een handje helpen, om
dat zij straf bedreigt aan alle verstoorders en
verwoesters van een zekere categorie van dieren.
En dan rust het overige op de schouders van
ouders en onderwijzers.
In Luxemburg was de regeering zoo prak
tisch op hen ook een beroep te doen, teneinde
te bevorderen, dat de kleine gasten zulk een
een dieren wet niet zouden overtnden. Dat
was goed gezien
15)
(ASI)KÉ MAURKKT.)
Naar bet Fransch van George Vautier, door
J. O. S.
Zoo spoedig ik kon, ging ik heen.
Toen ik Margrect een hand gaf, meende ik
misschien was het verbeelding een zachten druk
te voelen. Zij had medeleden met mij en wilde
mij eene laatsten troost geven. Ik vertrok, meer
ontsteld nog dan bedroefd. In mijne eenzaamheid
had ik de jaren niet geteld en nu vond ik haar
als moeder, haast als oude vrouw terug. Die Mar-
greet! aan haar denkende had ik mijn ouderdom
niet gevoeld. Maar toen was ik ook oud. I)e tijd
had niet alleen op haar zijn sporen gedrukt, maar
ook op mij. Dezen keer overmeesterde mij een on
geveinsde woede.
Oud, voordat men jong geweest is. Neen, dat
is niet mogelijk. De liefde ontsnapte mij, maar
Goddank 1 het genot bleef mij nog over.
Een lieflijke zomeravond was het einde van een
verkwikkelijken zomerdag. In de bals en concert-
tuinen werden de lampions ontstoken, daar de on
dergaande zon slechts een mat schijnsel over het
aardrijk verspreidde; de orkesten schetterden on
der de groene hoornen der Cbamps-Elysées; overal
leven, vroolgkheid en beweging. Het was een dier
avonden, die ons aangrijpen en die in ons gemoed
aandoeningen van allerlei aard te voorschijn i o-pen.
Niet overal loopen ouders en mentors de lieve
jeugd na, maar wel hebben zij haar veel onder
hare hoede.
Een weinig aandacht aan hare spelen ge
schonken is bovendien noodig en nuttig, want
uist bij di9 spelen zondigen zij zoo dikwijls en
jhandelen zij ongemerkt in strijd met de begin
selen van ware liefde, die oor de dieren niet
uitsluit maar ze leert beschouwen als schepselen
van evenveel gevoel en vaak grooter nut dan
menig mensch.
Den kiezers voor de Provinciale Staten druk
ken wij allen op het hart zich door de schijn
bare kalmte en rust, die er heerscht, niet te
laten meesleepen tot werkeloosheid of onbedacht
zaamheid. Men zij Dinsdag 11 Mei voorzichtig!
In stilte wordt genoeg tegen de aftredende leden
gewerkt, die wij steeds ten dringendste blijven
aanbevelen. Zij zijn de heeren
DE BURGEMEESTER VAN GOES,
gezien hebbende de circulaire van den heer Commis
saris des Konings van den 12 April 1880 A no. 1192,
3de afdeeling (Prov. blad no. 39) volgens welke, tenge
volge van de door Z. M. den Koning gegevene bevelen,
de miliciens-verlofgangers der lichting 1877, behoo-
rende tot de GENIE, voor herhalingsoefeningen van
den 11 Mei tot den 19 Juni 1880 ONDER DE WA
PENEN MOETEN KOMEN, geelt daarvan aan de be
langhebbenden kennis en roept op
Louis Sainpoii,
om tegenwoordig te zijn bij zijn korps te Utrecht,
op Dinsdag den 1L Mei aanstaande, des namiddags vóór
4 uren, zullende hij zich rechtstreeks derwaarts moe
ten begeven.
Wordende den verlofganger indachtig gemaakt, dat
hij, die niet aan de oproeping voldoet, als deserteur
wordt behandeld en dat hij, die niet op den bestem
den tijd onder de wapenen komt, of niet voortdurend
aan de oefening deelneemt, of wel achterlijk blijft in
het aanleeren van den wapenhandel, zooveel langeronder
de wapenen zal gehouden worden als de Commandant
noodig acht.
Goes, den 5 Mei 1880.
De Burgemeester voornoemd,
J. G. DE WITT HAMER.
Paartjes wandelden twee aan twee en te midden
dier koortsverwekkende verwarring, in 't bezit van
die vryheid, naar welke ik zoo hartstochtelijk ver
langd had, bleef ik koud en ongevoelig, zonder het
jeug lig gevoel, dat mij bijgebleven was, te kunnen
opwekken. Lang dwaalde ik rond en ging eindelijk
eene nieuwerwetsche restauratie binnen, hopende
door het ledigen van een flesch van een zeer fijn
merk de vonk te kunnen aanwakkeren, die mij moest
opwekken en mjj aan het leven teruggeven. De
tafeltjes naast het mijne waren allen dooi- paartjes
ingenomen en ik gevoelde een soort van verlichting,
toen ik tegenover mij een grijs hoofd zag. Ik be
schouwde liet opmerkzaam Dat was mijn eigen
hoofd, weerkaatst door den grooten spiegel, die
tegenover mij hing. Die baard, bezaaid met zil
veren haartjes, die haren als met sneeuw bedekt,
nooit had ik er op gelet dan in de sombere ver
trekken, die ik bewoonde waar alles oud was, en
waar zij in harmonie schenen met de meubels en
de gedachten der bewoners. Haastig maakte ik op
mijne vingers eene berekening, waarover-ik tot
nntoe niet gedacht had.
Ik was veertig jaar en scheen wel vijftig. Zonder
het souper aanteraken, dat men mij bracht, stond
ik op en hernam den weg naar Marais, eindelijk
inziende dat het nje laat" was.
Hier is mijne geschiedenis uit. Ik hen even oud
gebleven nis vroeger. Ik zal sterven God geve,
zeer spoedig, want het leven dat men mij heeft
doen lijden, was hoogst droevig en eentonig. Zon
der jeugd gekend te hebben zal ik heengaan, oud
van mijne kindsheid af.
EINDE.