N\ 46. Zaterdag 17 April. 67sle Jaargang. Bij deze courant behoort een bijvoegsel, Wrok of vriendschap? IXZAMEL1XG van PAÉC.VLE STOFFEX. De inzameling van de faecale stoffen in de gemeente, in twee perceelen, bestaande in b. het verrichten van het nachtwerk of ophalen PATENTEN. OFFICIËELE MEDEDËELIiXGEN. BUITENLANDSCH OVERZICHT. GOESCHE *'e uitgave dezer Courant geschiedt Maaotag-, Wombdao- en VrudasavoïD, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.76. Afzonderlijke nummert 5 ct. met bijblad 10 eb COURANT. Gewone advertentiën worden a 10 cfc. per regel geplaatst.. Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen van 18 regels a #1. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 ct. Bg directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend. Agenten voor het buitenland zijn: A. STEINER en HAASENSTEIN VOGLER, te Hamburg. In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan bet Algemeen Advertentiebureau van NUGH VAN DïTMAR en verder bij alle boekrerkoopers en postdirecteuren. bevattendeBinneulandsche berichten, Kerke lijke zaken en onderwijs, Staten-generaal, Land bouw en veeteelt, Rechtzaken, KuDstnieuws, Lijs'je van vergaderingen van ingelanden, Bericht en Gemengde berichten. Het gesprek had eene hoogte bereikt, waarop de kalmte de onvoorzichtigheid begaat zich te verwijderen, of ook wél gedwongen wordt zich uit de voeten te maken. Voor haar is dan toch geen gelegenheid meer zich te doen gelden. Zij wordt verbannen en achtervolgd met de noodige dreigementen, alsof zij de grootste zondares is, die er op dit onder- maansehe bestaat. ,Wat kalm, wie kalm, wie kan er bij zoo iets kalm blijven? Ik niet mijnheer 1" Achter zoo'n laatste woord, dat het ongeluk heeft met een r te eindigen, volgt dan een gan- tche staart van geluiden als echo op zoo'n mede klinker, die door zijn rollende eigenschap zulke uitstekende diensten bewijst aan bevelvoerende krijgslieden, en daardoor zeker de eer geniet van vooral gebruikt te worden op oogenblikken, waarbij menigeen zich het air geven wil van krijgshaftigheid of overmoed. Tot zoover was dan reeds het gesprek ge klommen; de respectieve aangezichten vertoon den ecu ongekenden glans van opgewondenheid; de oogen begonnen te flikkeren, totdat een der partijen het gelukkig denkbeeld kreeg om zich plotseling te verwijderen, en op die meest prak tische manier een einde te maken aan een dis cours, dat, onschuldig begonnen, een onaange naam verloop had. Dat het zoover komen kon was een gevolg van ieders persoonlijke opvatting omtrent natio naliteitsgevoel. Verschillende, geheel tegenovergestelde ideeën hadden elka&r gekruist, totdat bij toeval door een der twee het gesprek gebracht werd op de aanstaande feesten in België, bij gelegenheid van het vijftigjarig onafhankelijkheidsbestaan. Nu was er niets, dat op den ander meer werkte als een electrieke schok, dan juist de eukele gedachte zelfs aan eeu Belg. «Een Belg, een Belg, mijnheer, dat ia Wat het was zullen wij verzwijgen, maar veel was zoo iernand niet, dat verzekeren wij; met eeu Belg zou de betrokkene niet willen eten, niet willen drinken, niet willen klinken, niets willen doen wellicht dan vechten. En die strijdlustigheid spiegelde zich dan ook schoon af in het gevoerde gesprek. Niemand zal het nu zeker verwonderen, dat de gemoederen opgewonden werden. Waar men terugdenkt aan vroegere grieven, waar bij sommigen de dagen van den tiendaag- sehen veldtocht nog in herinnering bleven, daar kan het gebeuren dat men nog zoo iets in zich gevoelt van verkropt leedgevoel, van ergernis. Alt die Frantchen maar niet geholpen hadden, dan waren wij xeker de baat gebleven. Wie zal tegenspreken, dat dit had kunnen gebeuren? Maar zijn wij zoo ongelukkig gewor den sinds die scheiding? En wie de geschiedenis kent, wie dieper door dringt dan zoo meuig oppervlakkig redéneerder, zal beamen, dat de gansche beweging een na tuurlijk gevolg was van een algemeen streven naar vrijheid en vrijzinnigheid, dat zich door gansch Europa .openbaarde. Slaan wij de geschiedboeken op, dan getuigt zoo menige bladzijde van de fout, begaan door de vereeniging van België met Nederland. .Twee natiën zoo lezen wij in Wijnne't getehiedenit van het Vaderland werden bijeen gevoegd, van elkander verschillend in karakter, zeden en neigingen, in godsdienst en lotgevallen, ten deele ook in taal en belangen. «.Terwijl de Nederlander over 't geheel meer natuurlijk verstand heeft dan verbeeldingskracht, bedaard is en niet licht opgewonden wordt, na dert de aard der Belgen dien der Franschen. Zij zijn vlugger en bewegelijker dan de bewo ners van Noord-Nederland. Het verschil van godsdienst was in 't oog loopend en kweekte van den beginne af aan een grooten weêrzin bij de Belgische geestelijken, om onder een protestantse!) vorst te staan. Nederland kon, als zelfstandige staat, op een verleden, op een geschiedenis van een paar eeuwen herwaarts wijzen, zoo schit terend als eenige mogendheid die had. Daar entegen was België gedurende de laatste eeuwen niets geweest dan een reeks gewesten, achter eenvolgens onderworpen aan Spanje en aan Oos tenrijk." Dat er dus elementen te over waren om eene blijvende vereeeniging onmogelijk te ma ken, bleek reeds spoedig en het einde heeft bewezen, dat eene scheiding moest volgen. De geheele loop dezer geschiedenis bracht duidelijk aan het licht, dat ook van den kant der Noordelijke Nederlanden zulk eeue scheiding werd gewenscht. Wil men weten, hoe een vreemdeling denkt over de regeering van koning Willem I, hij sla Weber't handboek der algemeene geschiedenis eens op. Hij vindt daarin voldoende stof, om ook het bovenstaande te verklaren. ,/Wat voor het overige zoo leest men daarin o. a. het bewind van koniug Willem betreft, znoveel de vertegenwoordigende regee- ringsvorm het veroorloofde, handelde hij als auto craat, wel met welwillendheid, tot verineerde- ring van 's volks verlichting, nijverheid en han del, maar op eene wijze, die aanleiding gaf tot eene coalitie tusschen clericalen en libe ralen, welke in den opstand der Zuidelijke Ne derlanden uitbrak." Maar waartoe zouden wij die gansche geschie denis doorloopen Vijftig jaren zijn voorbijgegaan sedert dat alles is gebeurd, en België maakt zich op feest te vieren op echt Belgische wijze. Ons dunkt, die jaren zijn voldoende geweest oin oude veeten te doen vergeten. Dat sommige oud-strijders van 1630 nog eens warm worden is licht te begrijpen, inaar dat hun doel niet werd bereikt is door die ver- loopeu 60 jaren gebleken geen nadeel, noch voor ons land, noch voor België te zijn geweest. Wij, die zelven zoo prijs stellen op ons zelf standig bestaan, mogen allerminst anderen dat streven misgunnen Er zijn andere eischen, die zich thans doen gelden. Beide rijken hebben hun eigen zelfstandig heid meer lief gekregen; België heeft en daardoor heeft het recht op onze broederlijke waardeering en op onze vriendschap getoond een schitterend gebruik te maken van zijne af scheiding het heeft zich in die jaren ontwikkeld, en bij alle gelegenheden getoond aan de spits te staan van vooruitgang. Zoo'n staat klein van omvang als wij zelven oefent veel kracht uit en in den tegenwoordi- gen tijd, waarin het hoogste woord gevoerd wordt door de groote staten, die lang niet altijd recht en billijkheid betrachten, is het voor de kleine dubbel plicht vriendschapsbanden onderling aan te knoopen. Geen opgewonden en dwaze redeneeriogen, als herinnering aan vroegere veeten, mogen ons dat standpunt uit het oog doen verliezen; en onverantwoord zouden wij het daarom vinden, wanneer zooals een vrijwillige strijder van 1830 in het Dagblad van Zuid-Holland voor stelt het voorbeeld der stad Kampen werd gevolgd, die f 300 disponibel heeft gesteld voor hel vieren van feesten ter eere van de strijders van 1830. Wij gunnen dien mannen gaarne de eer, die hun toekomt, maar zoo'n ovatie zou te veel gelijken op eene demonstratie tegen België's feestviering, dan dat wij daarmeê ingenomen zouden kunuen zijn, evenmin als iemand van onzen kant eenige officiëele deelneming aan het Belgische feest kan vorderen. Wij gelooveu dan ook niet, dat meerderen dit voorbeeld zullen volgen En voor zulke kleingeestigheid moeten wij ons ook wachten, want wij hebben daarvoor geen enkele reden. Integendeelwij behoeven nog geen berouw te gevoelen, dat wij niet meer vereenigd zijn, nu wij beiden tot verhoogder bloei zijn geko men dan wij gezamenlijk slechts moeielijk had den kunnen bereiken. Onhandig zou bovendien zulk eene demon stratie wezen, die tot niets zou leiden dan tot eene verkoeling, welke met het oog op even- tueele gebeurtenissen in de toekomst voor beide partijen nadeelig zou kuunen wezen. Onkiesch achten wij ze, en elke daad in zulk eene richting, omdat Belgie en zijne bewoners zich steeds vriendschappelijk gezind jegens ons hebben betoond. Belgie zal met opgewekten geest feestvieren; wie van ons daaraan met wrox denkt, hij ont- houde zich van dit te toonen, en bemoeie zich met den jubilaris niet, evenmin als men dit in het particulier leven doet. Wie met vriendschap aan den feestvierende denkt, hij reike hem de hand en stemme in met zijne vreugde, om zoodoende den broeder band nauwer toe te haleu. En zoo wij bij dit feest eens nadenken aan hetgeen Belgie deed op zoo menigerlei gebied, dan zou liet wel kunnen gebeuren dat wij iu vergelijking met ons zelven be schaamd moesten erkennen, dat Belgie meer ge woekerd heeft m«t die vijftig jaren dan wij. Wie dus strijdlus'ig is gestemd hij vestige nu eens zijn oog op de werken des vredes b v. op dat van het lager onderwijs, waarmee Belgie ve> 1 verder op streek is dan wij; op dat van ontdekkingsreizen in Afrika, die bij onze iet betoog opliet verkrijgen van gelden daarvoor, gunstig afsteken en zal daarop schooner overwinningen kunnen behalen dan er ooit op Belgie ihet de wapenen iu de hand zijn verkregen. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brengen ter openbare kennis, dat zij op ZATERDAG DEN 24 APRIL a s, des namiddags te 1 uur, ten raudhuize, opnieuw zullen trachten te verpachten a. het ophalen van de haardasch en vuilnismet het baggeren in de vesten rondom de be bouwde kom der gemeente; en van den beer; ifalks voor den tijd van 3 jaren, ingaande den 1 Juli 1 880. Dc verpachting zal geschieden bij eenvoudige in schrijving, voor elk perceel afzonderlijk. De voorwaarden liggen ter inzage ter secretarie van de gemeente, eiken dag van des morgens 9 tot des na. middags 8 uren, en zijn in atschrift, tegen betaling der kosten, verkrijgbaar gesteld. Inschrijvingsbiljetten worden bij den burgemeester ingewacht voor den 24 April a, s. Goes, den 6 April 1880. Burgemeester en Wethouders voornoemd J. U. DK WITT HAMER. De Secretaris, HARTMAN. De BURGEMEESTER van GOES brengt bij deze ter kennis van de ingezetenen dezer gemeente, dat de PATENTEN over het tweede en derde kwartnai van het dienstjaar 1879/80 ingevuld gereed liggen en tot afgifte ter secretarie zal gevaceerd worden van Zater dag 17 April tot en met Zaterdag 1 Mei aanstaande, uitgenomen des Zondags, dagelijks van des voormiddags negen tot des namiddags twee uren. Wordende de belanghebbenden vermaand, om die afhaling in persoon te verrichten, en zich den bepaal den tijd ten nutte te maken, teneinde van alle kosten bevrijd te blijven, vermits volgens art. 2 van Zijner Majesteits besluit van den 17 October 1820, de onaf gehaalde patenten of de atschrifren daarvan door eenen deurwaarder der directe belastingen onverwijld aan de patentplichtigen moeten worden uitgereikt, tegen betaling van tien cents, waartoe dan ook den 3en Mei 1880 en volgende dagen zal worden overgegaan. Goes, den 16 April 1830. De Burgemeester voornoemd, J. G. DE WITT HAMER. Door mr. O. J. Pické, burgem van Middelburg, is f275 toegezonden aan den Minister van Financiën, als teruggave aan 's Rijks schatkist van de helft van het hem over het eerste kwartaal 1880 toekomend wacht geld, als oud-raadsheer in het voormalig Prov. Gerechts hof in Zeeland. Op grond, dat de verschijnselen van het mond en klauwzeer bij herkauwende dieren en varkens bij kunstlicht niet genoegzaam duidelijk te herkennen zijn, heeft de Minister van Binnenl. Zaken goedgevonden, dat, met ingang van 20 April a. s. ingetrokken worde de mini8teriëele beschikking van 3 April 1878, waarbij ontheffing is verleend van het bepaalde in art. 1 van het Kon. besluit van 28 Mei 1871 (Stbl. no. 42), dat de visitatie van vee, voor buitenslands bestemd, voor de inlading van schepen niet dan bij dag, tusschen zonsop- en ondergang geschiedt. De Minister van Financiën heeft aan Gedeputeerde Staten der provinciën opgemerkt, dat herhaaldelijk is gebleken hoe door sommige gemeentebesturen de zegel wet niet juist wordt toegepast ten aanzien van man daten tot betaling van personen, die ten behoeve van gemeenten werkzaamheden hebben verricht, zooals b. v. klokopwinders, brandspuitgasten, boden, voerlieden in daggeld, vroedvrouwen enz. Volgens de bepalingen der wet van 3 October 1843 zijn de mandaten voor bezoldiging var. ambtenaren en bedienden vrij van zegel, indien het jaarlijksch bedrag der bezoldiging de som van f 300 niet te boven gaat, terwijl alle andere mandaten slechts dau van zegel recht zijn vrijgesteld, indien de te betalen som niet meer dan 110 bedraagt. Om te beoordeelen, welke van deze beide vrijstellingen toepasselijk is, moet dus worden onderscheiden, of de in dienst der gemeente zijnde personen al dan niet behooren tot de ambtenaren en bedienden in den zin van het slot vau art. 27 A no. 52 der zegelwet; ra. a. w. of zij al dan niet in pu bliekrechtelijke betrekking tot de gemeente staan. Daar Gedeputeerde Staten geroepen zijn de gemeenie- rekeningen na te zien en de ontvangsten en uitgaven vast te stellen, heelt de Minister het noodig geoordeeld, ook met het oog op artikel 8 der zegelwet, het bo venstaande te hunner kennis te brengen. Thans icopen de Kngelscie verkiizii sen op bun einde reeds rijn er 349 liberalen, 235 conservatie ven en (>3 Home-iulers gekozen, zoodat eerstgenorm- den vyfiig stemmen meer hebbeu boven beide par tij'n. De volgende week zal men wel iels d finiliefs vernemen omtrent de gevolgen van deze verkieziug. Ook de a.irlshissehop vau Parijs lieefi tegen de Maartbealuiten der Fransclie regeernrg geprotesteerd. l)at Otero, (ie aaaslagpleger op 't leen van Spanje't koning, met zijn leven voor zyne mifdaad heelt moe ten boeten, schijnt vooral ge-rond te wezen op over wegingen van buitenlandvche staatkunde. De minis ters wilden niet adviseert» gratie te verleenen, daar eenige Hoven ongaarne zouden gezien hebben, dat de koningsmoord niet geboet tverd door de doodstraf. Aan Otero is den 13 u dezer aangezegd, dat het ver zoek om gratie van de hand is gewezen. Hij werd naar eene kapel gebracht, waar hij, volgeus liet ge- bruik, 24 uren in gezelschap van geestelijke broeders doorbracht, alvorens de doodstraf aau hem voltrokken werd. Dit laatste geschiedde in het byzyu van eene groote menigte. Oostenrjk-Uongarje wordt opnieuw door ren mi nisterieels crisis bedreigd. Dinsdag werd, by de behandeling van de onderd elen der begrooting in het Huis van afgevaardigden, het hoofds'uk geheime uit gaven," niettegenstaande de minister-president, graaf Taajje, voor de stemming verklaarde, dat hij het toe staan dezer gelden niet als een votum vau vertrou wen beschouwde, met 154 tegen 152 stemmen ver worpen. Vooraf had de afgevaardigde llerbst namens de grondwetspartij verklaard, dat deze uit wantrou wen tegen het ministerie had besloten deze gelden, op wier gebruik geen contróle bestaat, te weigeren. Een der leörn verklaarde dat zyne party die gelden zou toestaan, maar dit niet wilde beschouwd hebben als een positief votum van vertrouwen. Een ander eindelijk zeide, dat de Rutbeneu bet hoofdstuk ver wierpen wegens de ondrrs euning, die de regeering bij de jongste verkiezingen aan de Toten had verleend. Intusschen is tot dusver nog geen bericht ontvan gen, dat het ministerie-Taaffe zijne portefeuilles ter beschikkiDg van den Keizer gesteld heeft.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1880 | | pagina 1