1880. N°. 30.
Dinsdag 9 Maart.
Nog eensHumaniteits-beginselen.
GOESCHE
D» uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Wobnsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, 100 binnen als buiten Goes, 1.76.
Afsonderlijke nommere 6 ct. met bijblad 10 ct.
COURANT.
Gewone advertentiën worden a 10 ct. per regel geplaatst.
Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen van 18 regels a ,1.—
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 ct.
Bjj directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend.
Agenten voor het buitenland zijn: A. 8TEENER en HAASENSTEIN VOGLEB, te Hamburg.
In ons land vervoege men zich voor Botterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH "VAN DITMAB en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren.
Wij ontvingen ter opname onderstaand schrij
ven, dat wij om de belangrijkheid der quaestie,
en wijl het ook gericht is tegen een door ons
verkondigde theorie, hier een plaats geven.
Al weer ivat over de bewaar
plaats voor kleine kinderen.
Mijnheer de Redacteur!
Gjj kent het spreekwoord »het zijn de
slechtste vruchten niet, waaraan de wespen
knagen"Welnuals dat spreekwoord een
waar woord is, dan is het plan, om hier ter
stede eene bewaarplaats voor kleine kinderen
op te richten, wel eene goede vrucht. Her
haaldelijk toch wordt eraan geknaagd, ik zeg
nietdoor wespenwant om dat te kuuneu
zeggen, zou ik de knagers moeten kennen en
tot nogtoe houden zjj zich schuil.
Eerst moest het geheele plan het ontgelden
•n nu betreft het de uitvoering, en wel de
bepaling, opgenomen in het reglement voor die
inrichting, dat gehuwde moeders er hare kin
deren in zullen mogen doen opnemen.
Laat het echter waar zijn, dat het de slechtste
vruchten niet zijn, waaraan de wespen knagen,
toch wordt er aan die vruchten geknaagd en
in den regel worden zjj daar riet beter van.
Ik heb ze althans maar liever onbeknaagd, al
mogen zij dan ook wat minder smakeljjk zijn
dan die, waaraan de wespen zich hebben vergast.
Zoomeen ikkan het ook voor de nog
in geboorte zijnde bewaarplaats voor kleine kin
deren geen goed, dat er zoo herhaaldelijk op
aangevallen wordt. Om haar in het leven te
roepen, hebben wij de hulp vau zoovelen noo-
dig en zoovelen zjjn zoo licht te bewegen, om
hunne beurs gesloten te houden. Dat zouden
die aanvallen wel eens kunnen teweegbrengen,
en daarom, en ook daarom alleen, een paar
woorden over den laatsten aanval.
De bestrjjders van bovengenoemde bepaling
plaatsen zich bjj hunne veroordeeling er van,
mjjns bedunkens, niet op het rechte stand
punt. Zij achten het eene hardheid, dat on
echte kinderen niet worden opgenomen. Ik ben
dit ten volle met hen eens en zeker zullen
wel niet velen met hen van meening ver
schillen. De inrichting wordt echter niet op
gericht ten behoeve der kinderen, maar ten
behoeve der moeders, en nu lijden de kin
deren door de schuld der moeders. Dit moge
nu te betreuren zjjn maar is dat niet in
tal van andere gevallen evenzoo Zal men
eene moeder, die een diefstal begaan heeft,
van de gevangenisstraf ontslaan, omdat de
kinderen daardoor hun verzorgster missen?
Zal men een dronkaard in zjjn dienst hou
den, omdat, wanneer hjj geen werk heeft, zijne
kinderen honger ljjden Zal men iemand,
welke betrekking hjj ook bekleedt, die betrek
king laten behouden, wanneer hjj zijn plichten
verwaarloost, omdat zijne kinderen anders aan
armoede en gebrek ten prooi worden Zoo
is het ook bier. Het zjjn niet de kinderen
als zoodanig, die buitengesloten worden, het
zjjn de moeders, aan wie een voorrecht wordt
ontzegd, en dat hare kinderen daardoor ljjden
is niet de schuld der Inrichting, maar eenig
en alleen de bare.
Meent nu soms iemand, dat het niet aan
gaat onderscheid te maken tusschen onge
huwde en gehuwde moeders, dan vergunne
hjj mij, met hem van meening te verschillen.
Nog steeds geldt de samenleving van man
en vrouw buiten het huweljjk voor ongeoor-
loofd en ik acht dit gelukkig, omdat ik het
huweljjk houd voor den grondslag van onze
geheel» maatschappij. Nu mogen sommigen
op dit punt van een ander gevoelen zjjn dan
ik, ik heb daar vollen vrede mede en gun aan
een ieder gaarne zjjne opinie, Nu mogen
sommigen zelfs zoover gaan, dat zjj het samen-
jeven van man en vrouw buiten het huweljjk
goedkeuren, ik houd het er voor, dat, wan
neer die zienswjjze algemeen doordrong en in
praktjjk gebracht werd, zulks zeer tot schade
zou zjjn voor de maatschappij, en dat tegen
het veldwinnen daarvan zooveel mogeljjk door
allen, die het wel meenen met de maatschappjj,
moet gewaakt worden en dat eene vereeniging
als die, waarvan het plan tot oprichting van
eene bewaarplaats voor kleine kinderen uit
gaat, niets mag doen, waardoor zjj den schijn
op zich laden kan, als zou zjj medewerken
tot iets, wat den grondslag der maatschappjj
zou kunnen ondermijnen, en dat zou zij doen,
wanneer zij geen onderscheid maakte tusschen
gehuwde en ongehuwde moeders.
Doch ter laatste instantie moet hier de Goe-
sche burgerij uitspraak doen. Meent zjj, dat
ongehuwde en gehuwde moeders ten deze op
éene ljjn moeten geplaatst worden, zij ont-
houde hare bjjdragen aan de voorgenomen
stichting.
Toch wil ik, indien die bjjdragen niet zoo
ruim vloeien, als ik verwacht, daaruit nog
niet besluiten, dat zjj tegen mij partjj heeft
gekozen. Neen, dan hoop ik en verwacht ik,
dat mjjne tegenstanders de zaak ter hand zul
len nemen en bljjkt het dan, dat -zij beter
slagen, dan zal ik misschien zeggen, wat mij
op de tong ligt, maar wat ik er vooralsnog
maar op houden zal.
6 Maart 1880. A. W. Van CAMPEN.
Wij verheugen ons over dit schrijven. Ook
de tegenstanders van het bewuste beginsel mochten
zich wel eens doen hooren. En nu de heer Van
Campen dit met open vizier doet, hij, die als
eerste ontwerper van het idee in het departe-
menz Goes optrad (in ons blad werd reeds veel
vroeger, o. a. in het nommer van 27 October
1877 door zekeren jV. N., de wenschelijkheid
van de oprichting eener kinderbewaarplaats in
onze gemeente uitgesproken); hij, die vooral
met liefde voor zulk eene inrichting is vervuld
en voor wien de. oprichting ervan een gelukkig
verschijnsel mag heeten, nu hebben wij te meer
reden tot waardeering van zijn optreden, om
dat wij ook wetendat hij even als wij met
liefde en ernst voor de goede zaak is vervuld.
Dat maakt den strijd lichter.
Al verklaart de heer Van Campen ook, dat
hij slechts een paar woorden over den laatsten
aanval wil schrijven, in die paar woorden tast
hij het beginsel aan, dat wij huldigen en ver
dedigen en de liefde daarvoor dringt ons dien aan
val niet onverdedigd te laten.
Maar bovendien de ingenomenheiddie wij
zouden gevoelen voor de oprichting van zulk
eene bewaarplaatsdrong ons tevens tot een
protest tegen het slot van zijn betoog.
De tirade over knagende wespenwaarvan de
heer Van Campen niet weet of zij wel wespen
zijn, wijl de knagers zich schuilhouden, kunnen
wij, wat ons betreft, laten rusten.
Wie wij zijn is genoeg bekend en dat weet
ook de heer Van Campen.
Wij meenen steeds getoond te hebben, zooals
hij verlangt, prijs te stellen op loyalen, eerlijken
strijd. Welk beginsel men verdedigt: men moet,
wanneer dit geschiedt uit innige overtuiging,
niet schromen daarvoor zich persoonlijk borg
te stellen.
Met vreugde begroeten wij zijne volle instem
ming met ons beweren, dat het eene hardheid
is voor de onechte kinderen, wanneer zij worden
uitgesloten.
Maar dan wordt naar onze meening
zijn verder standpunt te eenzijdig. Wij meen
den, dat eene itWerbewaarplaats èn tot nut der
moeders èn tot nut der kinders beiden strekt;
ja wij gaan verder en beweren, dat zij strekt
ook ten nutte van sommige kinderen, die daar
van persoonlijk geen gebruik maken.
Een der schoonste en beste argumenten voor
de oprichting is wel dit: dat het schoolverzuim
daardoor tegengewerkt zal worden.
Wanneer de kleinen in de crèches zijn, zijn
andere broertjes of zusjes ontslagen van de ver
zorging en behoeven zij dus de school niet meer
te verzuimen. Wat de kleinen betreft, in zulk
eene bewaarplaats zullen zij ook veel beter
bewaard worden dan bij menige buurvrouw of
in menig huis.
Eenige jaren geleden den juisten datum her
inneren wij ons niet meer verbrandde in Goes
een kind van zekeren N. V. op den Molendijk
vader en moeder waren aan het werk en hadden
den kleine, vastgebonden, alleen t' huis gelaten.
Het kind stierf in het gasthuis en algemeen was
terecht de verontwaardiging over het schandelijk
gedrag dier ouders. Toen drongen wij aan op
de oprichting van een kinderbewaarplaats, om
dat deze op grond ook van dit feit een
zegen voor de kinderen zou wezen.
Maar wil men het eenzijdig standpunt ten
opzichte der moeders handhaven, dan vinden wij
de stelling, om de kinderen door de schuld der
moeder te laten lijden, even inhumaan als de
voorbeelden zwak, door den heer Van Campen
aangevoerd, om te bewijzen dat op ander ge
bied dit eveneens geschiedt. Bij die voorbeel
den wordt de quaestie ouzuiver eu omgekeerd
voorgesteld. Niemand eischt, dat een moeder,
die een diefstal heeft begaan, ter wille harer
kinderen ongestraft zal blijvenmaar wanneer
die moeder met haar kind aanklopte bij hare bu
ren of liever nog bij eene instelling, die zich
de bewaring dier kinderen ten doel stelde, met
de vraag: „Och, bewaar mijne kinderen, ik heb
misdreven en moet mijne straf ondergaan, maar
bewaar de kleinen voor me, zoo goed gij kunt,
ik wil er voor geven wat ik missen kan"en
er werd haar toegeroepen„Neen vrouw, gij
hebt gezondigd, dus ook weg met uwe kinderen,
daarvoor is geen plaats," dan, ja dan zouden wij
wraak roepen over de grove onchristelijke koel
bloedigheid en de ijskoude inhumaniteit, die
dat durfden doen.
Een dronkaard, die onverbeterlijk is, houdt
men niet om zijne kinderen in dienst, dat is
mogelijk; maar wel tracht men, vóór men hem
verjaagt, ter wille dier kinderen, hem te verbe
teren, te waarschuwen. Helpt dat niet en moet
men eindelijk, hoewel noode, tot het ergste mid
del overgaan, dan nog zal een humaan mensch
den kinderen geen hulp weigeren. Neen, wij stelleu
zelfs dat die dronkaard een zoon heeft, die uaast
vader zat op hetzelfde kantoor; wie zal er dan
zoo onmenschelijk wezen dien jongen te verjagen,
omdat zijn vader slecht is? Wie dat doet, ver
foeien wij erger dan den vader zeiven. Wij
zouden gerust tegen dien jongen durven zeg
gen„Neem de plaats van je vader in, en
spiegel je aan hem, maar steun toch je vader."
Dit alles geldt ook van het derde voorbeeld,
door den heer Van Campen aangewend.
Maar wie straffen wil, houde de weegschaal
der gerechtigheid in de hand, wikke en wege
met juistheid en ernst, met voorzichtigheid.
Niet alle dieven, niet alle dronkaards zijn
gelijk. Bedenkt dat, gij, die vonnissen gaat!
Wanneer een arme stakkert uit gebrek zich
vergrijpt, is hij veel minder schuldig dan die
groote dieven, van wie men in den laatsten tijd
zooveel hoorde. Wanneer leed en ellende iemand
tot drinken aanzetten is hij zwak, zeer zwak,
maar minder slecht wellicht dan hij, die, in
weelde zich badend, hoewel voor de wereld
verborgen, zich door drinken tienmaal verlaagt
beneden het redelooze vee.
Waar de rechter straffen moet, omdat de ge-
recbligheid haar loop moet hebben, daar dienen
wij ons toch te wachten die straffen te verzwaren
door ongemotiveerd, onchristelijk hard oordeelen
en navonnissen. En dit geldt wel vooral van de
overtreding, waarvan bij deze quaestie sprake is.
Waar bij de voorbeelden, door den heer Van
Campen aangehaald, het nog slechts persoonlijke
wanbedrijven geldt, daar vergete men niet, dat
er bij zulk eene overtreding twee schuldigen zijn;
dat de een nog lager handelde door zich aan
alles te onttrekken, en dat alle schuld met dub
bele zwaarte neerkomt op éene.
De publieke opinie zal baar voldoende straffen;
enmaar wij schreven daarover de vo
rige maal genoeg. Alleen protesteeren wij op
dien grond tegen zijn beweren, dat het eenig
en alleen de schuld der moeder is, als het kind
bij die bewaarplaats wordt geweigerd en ge
voelen wij des te meer meelij met den kleine,
die zoo altijd zal moeten boeten geen vader
kent en eene moeder bezit, die de menschen
het zullen leeren minachten, juist door de min
achting, waarmee zij zei ven haar bejegenen.
Dat wij echter instemmen met hetgeen de
heer Van Campen over het huwelijk schrijft,
behoeven wij niet breedvoerig te ontvouwen.
Met al het gebrekkige, dat ook deze instel
ling aankleeft, o. a. ten opzichte van de rechten
der vrouw, achten wij haar in het belang der
maatschappij, en het, vooral ook voor de kinderen
het meest gewenseht haar in eere te houden.
Wie haar met voeten treedt, vindt ook hij
ons ten sterkste afkeuring, maar wij blijven
ontkennen, dat door het opnemen der gewenschte
bepaling in zake eene kinderbewaarplaats men
die overtredingen in de hand zou werken. De
overtreders op dat puut zullen zich door die
niet-opname evenmin laten weerhouden als zij
in het bewustzijn van icef-opnamo eenigen prik
kel zullen vinden tot het plegen der slechte
daad. Hierbij geldt, naar ons gevoelen wij
herhalen het hetzelfde dat in zake de afschaf
fing der doodstraf is voorgevallen. Eu wat nu
in dezen de roeping der Maatschappij tot Nut vau
't Algemeen betreft, die schijn, waarover de heer
Van Campen zich bevreesd maakt, wordt 'geheel
op den achtergrond gedrongen door de weldaden,
die aan de menschheid door die Maatschappij
gedurende haar gansche bestaan zijn bewezen.
Zij is èn door haren ouderdom èn door haar
schoone werken verheven boven zulk een schijn;
en waar zij zoovele stormen te boven is gekomen
en nog dagelijks te bekampen heeft, daar zal
zij zoo'n geringen strijd tegen inhumaniieit ook
wel ten goede strijden, Maar een ander gevaar
staat haar voor de deur, waar zij zich voor
dien schijn wil wachten. Dan moet zij zich
hullen in den mantel der wrekende (on) gerech
tigheid, die de zonde der ouders bezoekt aan
de kinderen. Dan verspeelt zij gedeeltelijk den
goeden naam, dien zij heeft op het gebied der
menschenliefde en der vergevensgezindheid.
Ten slotte een mannelijk, eerlijk woord aan
den schrijver.
Wij willen beiden het goede, wij willen ten
nutte der menschheid iets stichten, dat noodig is.
Daarover zijü wij het eens en dat. is hoofdzaak.
Wij verschillen echter in éen beginsel, éene
quaestie van uitvoering. Maar moet daarom de
hoofdzaak lijden
Neen, dat wil hij niet, dat willen wij niet,
dat willen noeh de vijf tegenstanders noch de
vier voorstanders van de gewraakte bepaling.
Wij willen een bewaarplaats voor kinderen,
laat het dan zijn alleen voor kinderen van ge
huwde moeders, weduwen en weduwnaars.
Later kan meu altijd nog, ais men ze noodig
oordeelt, wijzigingen brengen.
Zoo menige goede zaak leed schipbreuk door
verschil van meening over details; laten wij
ons daarvoor wachten
De crèche kan een weldaad voor de volksklasse
worden.
Op dien grond vragen wij steun aan alle
ingezetenen van Goesen niemand onthoude
daarom zijne bijdrage om bijredenen, die geheel
buiten deze éene hoofdzaak staan.
Wat wij schreven deden wij om ons begin-!
sel te verdedigen en te handhaven, maar boven-
dat beginsel gaat de goede zaak, die moet ge
steund worden. Op dien grond moeten wij ein
digen met een ernstig protest tegen de laatste
zinsneden van zijn stuk, vooral ook omdat hij
daarin zich inconsequent betoont. Wat helpt
het uitspraak laten doen van de burgerij, wan
neer er toch door hem geen bepaald gewicht
gehecht wordt aan die uitspraak en daaruit toch
geen besluit getrokken kan worden
Dat is noodeloos de zaak in gevaar brengen.
Allen moeten steunen zonder eenig voorbe
houd; dat moet de opwekkiugsleuze zijn, al
hebben de leden van het departement, van wie
de oprichting uitgaat, reeds uitspraak gedaan iu
welken geest op dat eene quaestieuse punt die
inrichting moet werkeu.