1880. N°. 2.
Zaterdag 3 Januari.
67ste Jaargang.
Een Panorama
Raadscommissie».
KWEEKELING.
Onbezoldigde Rijksveldwachters.
OFPïClEELE MflDEDUKLUVGilV.
GOESCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maasdao-, Woïhsdag- cn VbijbagavosI),
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.75
Afzonderlijke nommers 5 ct. met bijblad 10 et.
COURANT.
Gewone advertentie» worden a 10 ct. per regel geplaatst.
Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen van 1ti regels a /.,1.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 ct.
Bg directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend.
Agenten voor bet buitenland zijn A. STEINER en HAASENSTEIN YOGLER, te Hamburg.
In ons land vervoege men zicb voor Botterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAB en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren.
Ontbloot uwe hoofdeneen ernstig tafereel
ontrolt zich voor onze oogen.
Het brengt ons weer in de gedachten, hoe treu
rig het begiu van het afgeloopen jaar ons was
het herinnert ons opnieuw, hoe veel toeu ons
werd ontnomen.
Den 13n Januari klonk de droeve tijding door
het land, dat onze Prins Hendrik overleden was.
Als een electrieke schok deed zich die slag alom
gevoelen en ongeveinsd, zeldzaam algemeen en
waarachtig gemeend was de innige droefheid, die
zich bij allen openbaarde. Dat toen de juich
tonen moesten verstommen, die men wilde aan
heffen ter eere van het huwelijk van Koning
Willem 111 met Prinses Emma van Waldeck-
Pyrmont, Dinsdag 7 Januari gesloten wat
beteekende dit bij de duizenden die stom
waren van droefheid, nu zij hun beschermer
verloren! Wat wilde dat zeggen tegenover allen,
die op gebied van handel en nijverheid hun steun
en helper moesten derven
Aan zijne nagedachtenis moet eene eerste woord
gebracht worden in elk Nederlaruhcl blad, dat
eeö groot of klein overzicht wil geven van het
geen 1879 ons ontnam of schonk.
En volgen wij dan de reeks der gebeurte
nissen, dan komt een ander droevig tafereel ons
voor de oogen, dat ons den Prins van Oranje her
innert, .die den 11 Juni in den vreemde stierf.
De gedachte aan hetgeen hij voor ons land
had kunnen worden, wijl hij zoovele heerlijke
gaven bezat, hoedanigheden van hoofd en hart,
die hem tot sieraad strekten, maakte zijn ster
ven voor ons ook tot een groot verlies.
Zoo trof de dood ons land en ons Vorstenhuis
zwaar en bij die herinnering valt op deo af
geloopen tijdkring een sombere schaduw. Doch
het is niet de eenige.
Een volgend tafereel herinnert ons den droeven
zomer, het nadeel dat de landbouw daardoor
ondervond wij staren op het beeld van de ge
rechtigheid, die zich wreekte over de insolidi-
teit en over de schande, ouze Hollandsche trouw
en eerlijkheid aangedaan.
De Rotterdamsehe historie over 1879 levert
een deel van ons panorama, dat wij liefst zoo
spoedig mogelijk zouden willen voorbij laten
gaan. Maar zij wordt gevolgd door andere, even
treurige beelden van vervlogen trouw, die het
vertrouwen hebben geschokt, doch aan den an
deren kant ook de oogen hebben doen open
gaan voor veel schelmerij, waarvoor men langen,
te laDgen tijd blind was gebleven. Laat ons
daarop dan nog even starenhelder staren, zoo
lang tot er onuitwisbaar de overtuiging opnieuw
zich bij ons heeft gevestigd, dat de schoonste
parelen aan de kroon van een volk eerlijkheid
en waarheid zijn. Ook in het kleine is dit een
vereischte maar al blijven Luther's woorden
steeds van kracht, dat men groote dieven laat
loopen en de kleinen hangt, 1879 heeft ons
toch dit ter geruststelling van hen, die op
dat punt geruststelling behoeven geleerd, dat
ook de grooten lang niet altijd ontloopen.
Een ander deel van ons panorama wordt
ontrold het heeft betrekking op ons parlemen
tair leven.
Wij zien een vertrekkend ministerie-Kappeijne,
gevolgd door een kabinet- Van Lijnden.
Tusschenbeide staren wij op twee stukken,
die eigenaardig ons niets dan lichte en donkere
wolken te aanschouwen geven. Het herinnert
ons het tijdperk, dat er lag tusschen het heen
gaan van dat oude en het optreden van dat
nieuwe kabinet; een langdurig tijdperk, waarin
gunstige en ongunstige geruchten elka&r afwis
selden en wij in wolken van geheimzinnigheid
waren gehuld.
De kanalenwet was voor het ministerie-Kap-
peyne de eerste aanleiding tot heengaan grond
wetsherziening later een bezwaar om te blijven.
Doch ten slotte keerde alles zich ten goede, en
terwijl het panorama ons verder vertoont het
geen door de nieuw gekomenen na hun optreden
19 Augustus is verricht en gezegd, mogen
wij ons van dat tafereel afwenden en opgewekt
de toekomst tegengaan. In de bekende omstan
digheden was de oplossing, zooals die toeu plaats
had, de eenig mogelijke.
Maar op dat miuisteriëele tafereel volgt het
woord onderwijs met een groot uitroepings- en het
jaar 1880 met een vraagteeken.
Het herinnert ons, dat ook 1879 niet bracht
wat wij wenscbten, en dat waarschijnlijk, zeer
waarschijnlijk zelfs, ook 1880 zal heengaan v<5or
de nieuwe wet op het lager onderwijs is ingevoerd.
En van de groene tafel worden wij gebracht
onder onze vertegenwoordiging.
Wij zien twee haDden elkaar drukkende.
Het is het symbool van wat Dordt en Rome in
Juni deden om de liberalen te verslaan. Zij steun
den mekaar, maar Rome in de eerste plaats verne
derde zich, getuige vooral ons district, om den anti
revolutionairen het slagen te vergemakkelijken.
Edoch die handen zullen, wie weet wanueer?
elkaar weêr loslaten, zoodra de belangen van
éen der partijen te veel op den voorgrond
treden.
Maar toeh is hun overwinning niet in even
redigheid met de vele krachten, die daartoe
werden ingespannen.
De liberalen verloren een paar zetels, doch
men weetin Utrecht is het feit nog niet be
slist of, volgens den laatsten uitslag, weer in
tegenovergesteldeD geest.
Maar ons panorama waarschuwt ons toeh
houdt stand en weest op uwe hoede roept de Neder-
landsehe maagd ons toe. Geuste!ijke heer
schappij dringt meer en meer zich op als laatste
poging tot herovering van verloren terrein. Der
moderne maatschappij is de dood gezworen; wij
vrijzinnigen moeten door eendracht trachten haar
te behouden en daarvoor moedig strijden.
Heeft 1879 ons, vooral in ons district, daartoe
bereid bevonden?
Eene Centrale liberale kiesvereeniging kwam
tot stand, en al mogen wij met het oog op
de gezamenlijke macht, tegen ons in het gelid
getreden, de omstandigheid, dat nu eeu anti
revolutionair tegenover onzen candidaat stond,
waar vroeger een ultramoutaan dit deed, op
wien een groot deel der Protestan tsche kiezers
nooit zullen stemmen niet klagen over het
verkregen resultaat; er kon nog altijd meer ge
daan zijn geweest om ons, vooral in het oog
van de tegenpartij, éen en ondeelbaar te maken.
Ook menig ander district gaf daarvan een
treurig bewijs.
Het portret van onzen oud-afgevaardigde, den
heer Saaymant Vader, die zijn parlementaire loop
baan in 1879 voorgoed vaarwel zeide, kunnen
wij laten voorbijgaan aan zijne bewonderaars
overlatende om het de noodige honneurs te be
wijzen. Zijn opvolger jhr. A. F. De Savornin
Lohman drukt thans zijne sporen in heftiger geest
en met scherper taal.
Weinig vruchten op parlementair gebied wer
den ons over het afgeloopen jaar voorgezet
maar het was de crisis, die daaraan schuld had.
Nog twee beelden worden ons vertoond van
mannen, die heengingen het zijn die van de
heeren mr. W. Ph. Vis, buitengewoon lid en
mr. T. A. Lambrechtsen, lid van Gedeputeerde
Staten van Zeeland, waardoor wij als van zelf
met onze gedachten in ons gewest verdwalen.
Die verliezen waren vóór Zeeland groot; beide
gestorvenen waren mannen, die veel in het al
gemeen belang verrichtten, terwijl de eerste op
landbouwgebied zich een eereuaam verwierf.
In 's lands belang moest ons gewest verder
zijn ijverigen, humanen Commissaris des Konings
Six missen, wien velen zeker met leede oogen
zagen heengaan.
In zijne plaats werd benoemd jhr. inr. A. P.
C. Van Karnebeek.
Belangrijke gebeurtenissen geeft ons panorama,
met betrekking tot onze provincie, ons niet te
aanschouwen.
Een nieuw deel wordt ontvouwd. Wij staren
op een beeld, omgeven door een inmortellen-
krans. Het is dat van onzen onvergetelijken
oud-burgemeester mr. M. P. Blaaubeen, die den
1 Juni van het afgeloopen jaar overleed.
Daarop volgt een afbeelding van het monu
ment, op zijn graf geplaatst en den 27 Septem
ber onthuld. Hij die twee beelden is zwijgen
gepast, zwijgen uit ernst, zwijgen uit overtui
ging dat elk beeld voor zich genoeg spreekt. Het
eene herinnert het heengaan van hem, die veel was
voor Goes; het laatste getuigt voor Goes, dat
het wist te toonen de nagedachtenis van zijne
groote mannen te eeren.
Maar wij slaan dan den blik op het portret
van hem, die de taak overnam, welke de heer
Blaaubeen achterliet.
Mr. J. 6. Be Witt Hamerden 13 Juni tot
burgemeester benoemd, werd algemeen als de
aangewezen man begroet.
Gemakkelijk is die taak voor hem niet, maar
zijn bedaard, krachtig, ferm karakter is ons
borg, dat hij er ten volle voor berekend is. Op
dat punt had Goes een gelukkig jaar.
Een verward tooneel vertoont zich thans aan
ons oog, en met groote letters staat daarboven:
gemeenteraadsverkiezingen.
Wat was 1879 vruchtbaar of onvruchtbaar
al naar gelang men het opvat op dat gebied 1
Is het wonder, dat op een der tafereelen van
het panorama niets anders te aanschouwen is dan
een groote 1 als treurige herinnering aan de
éene stem, die in 1879 zulk eene droeve rol
vervulde, en de bron was van tallooze teleur
stellingen voor de vrijzinnige zaak Dat cijfer
zegt genoeg en herinnert ons vanzelf al het
voorgevallene.
Door vertrek verloren wij een verdienstelijk
man als jhr. Van der Feltz, die ook in onzen
raad eene eereplaats innam.
Onze inrichtingen voor Middelbaar Onderwijs
worden ons voorgesteld met een voor- en achter
deur, die beide openstaan, en waar door de eerste
iemand binnentreedt, zien wij denzelfdeu persoon
door de andere deur vertrekken.
Het zinspeelt op het telkens heengaan der
leeraars, waarmeê die inrichtingen hebben te
kampen. Hun duiden wij dit niet ten kwade.
Wel danken wij hen, die bleven, al konden
zij ook gaan, maar wij hopen, dat die crisis
weldra voorgoed geweken moge zijn.
Omtrent onze gemeente en hare omgeving
valt niets belangrijks meer te aanschouwen.
De toestand bleef stationair, en ons panorama
wordt gesloten.
Was 1879 voor- of nadeelig in het algemeen?
Na het lezen van hetgeen het panorama ons
te aanschouwen gaf, make elk voor zich daar
omtrent een conclusie.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
brengen ter openbare konnis, dat inde raadsvergade
ring van den 29 December jl. zijn benoemd
a. Tot leden der fincinciëele commissie
de heeren mr. J. W. C. DE JONGE VAN ELLEMEET
B. M. DEN BOER en C. MaSSEE,
waaruit de eerste is aangewezen om als voorzitte r
te fungeeren
b. Tot leden der commissie voor het ontwerpen der
strafverordeningenvan welke commissie de burgemees
ter ambtshalve lid en voorzitter is
de heeren J. M. PILAAR en mr. J. W. C. DE JONGE
VAN ELLEMEET;
c. Tot leden der commissie van voorlichting bij de
voorloopipe vaststelling van het hohier van den Hoofdelij -
ken omslag
de heeren B. M. DEN POER, G. VAN DER HOEK
en J. STEKhTEE.
Goes, den 31 December 1879.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
J. G DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
brengen ter openbare kennis, dat aan de school der
2e klasse benoodigd is een KWKEKELING van 16 a
17 jaar oud.
Zij, die voor eene benoeming wenschen in aanmer
king te komen, vervoegen zich bij den heer A. VAN
SCHELVEN, hoofdonderwijzer dier school.
Goes, deri 2 Januari 188Ö.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. G. DE WiTT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
De BURGEMEESTER der GEMEENTE GOES
brengt ter openbare kennis, dat op zijne voordracht
door den Minister van Justitie commission zijG uitge
reikt als onbezoldigd rijksveldwachter aan:
J. W. F. COUVEE, opzichter der gemeente
werken.
M. REINHOUT, 1
A OKKÉ I vas arbeiders,
M. MONHEM1US, binnenhavenmeester en brug
wachter.
H. WINDHORST, Agent van Politie 2e klasse.
Goes, den 31 December 1879.
De Burgemeester voornoemd,
J. G. DE WITT HdMER.
Benoemd in het bestuur van den polder Anna-
Jacoba en den polder Willem tot dijkgraaf J. W. Del
Campo. gen. Camp. en tot plaatsverv. dijkgraaf jhr.
B. H. A. Martini Buys in het bestuur van den Joanna-
Mariapolder tot dijkgraaf J. A. Geluk Jkz. en tot
plaatsverv. dijkgraaf A. J. Biesens.
O.-Indie. Benoemd tot onderwijzeres 3e kl. E. L.
Mulock Houwer, onderwijzeres voor den Indischen
dienst, die is geplaatst als 2e hulponderwijzeres aan
de openb. lagere school te Pekalongan.
GOES, 2 Januari 1880.
De nieuwjaarsdag is voorbij, en geluk
kig Er schijnt altijd nog steeds een vloek te
bljjven rusten op dien eersten dag van het jaar!
Wenschenden en dronken luizij vormen een
akelig tafereel. Aan wie de schuld! Natuur
lijk aan hen, die louter een speculatiedag ervan
maken en aan dezulken, die dezen dag eene
uitstekende gelegenheid vinden om zich te be
drinken. Maar luistertwij zagen jongens, kin
deren die op hun beenen niet konden staan,
en dat roept luide om wraak 1 Dat is de
schuld van hen, die in hun schandelijke roya
liteit zich niet ontzien om op zulk een dag
een zedelijken moord te plegen, door dien kin
deren te schenken, en meer te scheuken. Zoo
die slachtoffers niet wijzer zijn, men wijte het aan
hun jaren, maar de ouderen, die hun meer
geven dan zij kunnen verdragen, hebben hon
derdmaal meer schuld. Zoo zij, hetgeen zij
doen uit goedheid of uit winstbejag, nalieten,
de nieuwjaarsdag had ons menig walgelijk too
neel niet te aanschouwen gegeven.
Blijkens een schrijven uit den Haag in de
Zier. Aieuwsb. heeft de aanvraag om rente
garantie voor een tramway van Brouwersha
venZierikzeeRoozendaal weinig kans op
goed succes.
^Gedeputeerde Staten van Zeeland en Noord-
Brabant moeten een ongunstig advies aan de
Regeering hebben uitgebracht."
De 2e luit. Geill, van het le bat. 3e
reg. inf., is op 1 Jan. van Vlissingen met een
detachement onderofficieren en minschappen
naar Ter Neuzen gedetacheerd, ter aflossing van
den le luit. Van den Bussche, die met zjjn
detachement naar Middelburg zal terugkeeren.
Naar de N. R, Ct. verneemt, is weldra
het koninklijk besluit te wsehteu, waarbjj ter
uitvoering der artt. 69 en 70 van de wet op
het lager ouderwijs het ambtsgebied der in
specteurs bepaald wordt, de districten en ar
rondissementen worden omschreven, en de ver
deeling der werkzaamheden tusschen de districts-
en arrondissements-schoolopzieners geregeld
wordt. Is zij goed ingelicht, dan zullen er,