1879. N°. 114. Zaterdag 27 September. 66sl" Jaargang.
DE PETEMOEI,
Aanbesteding
F
Zij, die zich tegen 1 October op de
Goesche Courant abonneerenontvangen
de nommers tot dien tijdte beginnen met
dat, waarin het feuilleton DE PETEMOEI
aanvangtKOSTELOOS.
Ministerie van Waterstaat, Handel
en Nijverheid.
RIJKS-WATERSTAAT.
Naar aanleiding eener
advertentie.
FEUILLETON.
GOËSOHË
l'e oitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vkijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.75.
Afzonderlijke nommers 5 et., met bijblad 10 et.
C0URAI\T.
Gewone advertentiën worden a 10 et. per regel geplaatst..
Geboorte- huwelijks- en doodberichten eu de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen van 18 regels a 1.—.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 ct.
Bg directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prgs slechts tweemaal berekend.
Agenten voor het buitenland zijn: A. STELNER en HAASENSTEIN VOGLERte Hamburg.
In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH YAN DITMAR en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren.
PROVINCIE ZEELAND.
Op Vrijdag 3 October 1879,
des voormiddags te 10 uren, zal, onder nadere goed
keuring, door den Commissaris des Konings in de
provincie Zeeland, of, bij zijne afwezigheid, door een
der leden van de Gedeputeerde Staten, en in bijzijn
van den Hoofdingenieur van den Waterstaat in het lie
district, aan het gebouw van het Provinciaal Bestuur
te Middelburg, worden aanbesteed
liet wegruimen van grond uit de luitenhaven
van Ter Neuzen.
Raming ƒ16,550.
Deze aanbesteding zal geschieden bij enkele inschrij
ving, volgens 441 der Algemeene Voorschriften.
Het bestek no. 208 ligt ter lezing aan het gebouw van
het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid, aan
dat van het Provinciaal Bestuur van Zeeland, te Mid
delburg, en is voorts op franco aanvrage, tegen betaling
der kosten, te bekomen bij den boekhandelaar M. Nii-
HOïf, Nobelstraat no. 18 te 's.Gravenhage, en door zijne
tusschenkomst in de voornaamste gemeenten des Rijks.
Op 27 en 29 September 1879 wordt de noodige aan
wijzing op de plaats gedaan; voorts zijn nadere in
lichtingen te bekomen bij den Hoofdingenieur van
den Waterstaat te Middelburg en bij den Ingenieur
van den Waterstaat te Ter Neuzen.
'b-Gkavenhage, 8 September 1879.
Voor den Minister,
De Secretaris-Generaal,
BOOGAARD.
a^»
Amslerdam is toch eene kostelijke stadOp
welk gebied ook, men behoeft daar waarlijk niet
te klagen over weinig afwisseling, want bij het
vele schoone en bezienswaardige dat de hoofd
stad ons biedt, vraagt men er eerder zich zei ven
afwat eerst dan wel waarheen om mij te ver
maken f
Het is uit belangstelling voor hen, die uit
onzen lezerskring soms dezer dagen Amsterdam
bezoeken, dat wij hen opmerkzaam maken op
eene buitengewone gelegenheid, die daar bestaat
om zich genot te verschaffen. Het betreft wel
een eigenaardig genoegen, maar het eigenaardige
lokt steeds velen.
Het is de gelegenheid om zich de toekomst
te laten voorspellen, en zoo men vooraf waar
borgen verlangt van niet te worden bedrogen,
dan kan men eerst aan hetzelfde adres inlichting
10)
Naar het Fransch van George Vautier,
door J. O. S.
Hazjjt gij de voogd van mijn petekind
't Is me aangenaam kennis met u te maken
we kunnen nu eens ernstig met elkander spreken.
Ik was juist van plan de deur bij die lieve mevrouw
Pivier met geweld open te maken.
Hij luisterde stil toe, een "beetje in de war ge
bracht door dien uitval, waarop hij niet verdacht was.
Ga toch zitten, zeide zij.
Hij zocht een stoelde fauteuils en andere stoe
len waren allen beladen met hoopen kleeren en
kostumeszij wierp een berg japonnen van de
canapé en liet hem plaats nemen. Hij ging zitten
zij bleef met gekruiste armen, in eene tartende
houding, voor hem staan
Gij zult mij nu zeker wel eens willen uitleggen
hoe de vork in den steel zit. Men verhindert mij mijn
petekind te zien Men heeft haar opgesloten Met
verkrijgen omtrent het verledene en het tegen
woordige.
Heel scherp van geheugen behoeft men dus
niet te wezen, om dadelijk bedrog te kunnen
constateeren.
Verleden week nl. las men in het Nieuws
van den Dagdat mevrouw Alexmdrine de eer
zou hebben in hare woning, Nieuwendijk bij
den Dam, no. 229, (2e étage) men ga vooral
niet op de le verdieping, men mocht eens bij
een bedrieger komen „het geëerde publiek
voor slechts eenige dagen een nieuw uitgevon
den en eenig in Europa bestaand, nog niet gezien
Aparaat Cagliostro te laten zien. Deze aparaat
zegt het verledene, het tegenwoordige en de
toekomst zeer juist. Dit kunstwerk bestaat uit
152 uurwerken en omvat al wat aangaat de
Astronomie, de Arithmélique, Phisie, Geometrie,
Mathématique, Meteorologie, Philosophie, in éen
woord, al wat de Nautische, Optische weten
schappen betreft en wat de Mechaniek betreft,
hetwelk aan elk mensch zeer nauwkeurig zijn
levensloop bestemt." De verklaring geschiedt voor
ieder in het bijzonder, een verzekering voorwaar,
die waarlijk wel gedaan mag worden. Wie zou
er op gesteld wezen, dat men den sluier der
toekomst voor hem of haar ontsluit in het bijzijn
van wild-vreemden, wier onbescheiden ooren
zulke geheimen zouden kunnen opvangen
En van die schoone gelegenheid kan men
gebruik maken tegen 0,99 per persoon. Wel
had den 16en September de opening van het eta
blissement slechts voor enkele dagen plaats, maar
wie weet of de belangstelling, die mevrouw Alex
andrine ondervindt, haar nog niet bewogen heeft
in het belang van het menschdom natuurlijk, haar
gaven eenige dagen langer ten beste te geven.
Of zou men meenen dat zij geen succes zou
hebben op haar arbeid? Wie dat denkt kent
het menschdom niet, en mevrouw Alexandrine
zou hem of haar nog een lesje kunnen geven
in menschenkennis.
Reeds de vorm van haar aankondiging duidt
haar slimheid aan. Zoo'n wetenschappelijke tint
verblindt menigeen en doet het vertrouwen stijgen,
en zoo die vrouw de beleefdheid had ons een
blik te doen slaan in haar ontvangsten-boek,
verwonderen zou het ons niet zoo menigeen
verwonderd was over het gunstig financiëel resul
taat, door haar verkregen.
Nu zal wellicht deze of gene mompelen van
bedriegerij, die verboden moest worden, en zoo
doende alweer alleen heil zoeken bij de wet,
maar waartoe zou dat dienen
De wet geve den vorm aan, waarin zulke be
driegerij strafbaar zou zijn, het bedrog zal zijn
vorm wel weten te wijzigen om zieh buiten den
ijzeren arm dier wet te houden.
Aan eene speculante als de bewuste mevrouw
zou het zeker niet moeielijk vallen zich nog
meer achter het wetenschappelijke van haar
welk recht Ik weet alles men wil haar tegen haar
wil laten trouwen, maar dat zal niet gebeuren.
De heer Haget was gekomen om haar de les te
lezen en volstrekt niet, om de les gelezen te wor
den hij liet haar een tijd lang spreken, stom van
verbazing dat de rollen zoo spoedig omgekeerd
waren. Uit de kleeren en kanten, die om hem
opgestapeld lagen en waartusschen hij als in een
nestje verscholen zat, stegen bedwelmende geuren
op, die hem half dronken maakten. Hij hoorde
haar maar halfzijn geheele aandacht was gericht
op de houding der artiste, wier lenige gestalte,
omsloten door een nauwsluitend keurslijf, hem
scheen te betooveren, en wier doordringende stem
hem door de muzikale en goedgevormde stembui
gingen deed insluimeren. Eindelijk waagde bij eene
poging, deed gedurende eenige seconden zijne oogen
toe, nam het oogenblik waar en begon, alsof hij
een goed geleerd lesje opzei, aldus
Als voogd van Glaudine, door de wet en door
den wil van den familieraad bekleed met eene ver
antwoordelijkheid en eene macht, waardoor ik in
geen schikking hoegenaamd kan treden, moet ik
u verzoeken een einde te maken aan het uitoefe
nen van een invloed op haar, waarin geen zweem
iudustrie te verbergen, en wie zichzelven tegen
haar niet beveiligt, is niet waardig door de wet
beschermd te worden. Het bedrog geschiedt
immers openlijk genoeg, terwijl het vervalschen
van levensmiddelen en zoo menig bedrog in
andere industrieën op zulke bedekte wijze plaats
heeft, dat alleen de hulp van deskundigen in
het opsporen ervan ons behulpzaam kan wezen
en de wet o is slechts kan beveiligen, door
daartegen straf te bepalen.
Zulke bedriegerijen benadeelen de gezondheid
of berokkenen ons schade; speculanten op het
bijgeloof jagen slechts geld uit de zakken van
hen, die dwaas genoeg zijn om te gelooven
dat zij zullen ontvangen wat hun wordt beloofd.
Het eenige wapen, dat ons daartegen kan
beveiligen, is gezond verstand.
En wie meewerkt om dat aan allen te schen
ken, doet een goed, maar tevens een moeielijk
werk.
Als men den blik in het rond slaat, waar
ook, dan zal men zoovelen ontdekken, die, al
doen zij het ook in fijner vorm, al verbergen
zij zich oek achter hunne gemoedelijke overtui
ging, gerust op ésn lijn gesteld kunnen worden
met de mevrouw vau de 2e étage, no. 229 op
den Nieuwendijk le Amsterdam. Zij staan veel
hooger, dat is waar, en die hoogte belet an
deren hen met dezelfde verachting te treffen,
waarmee men zulke speculanten bejegent, maar
ook zij speculeeren op het bijgeloof der me
nigte.
Wie wijst ons de juiste grenzen tusschen
ongeloof, geloof en bijgeloof
Waar de een zich ergert om het ongeloof
van den ander, wordt hij door een derde bij
de uiting van zijn geloof betrapt op bijgeloovig-
heden.
Texas wij zoeken het lief3t verweg, opdat
toch niemand zich daaraan zou kunnen ergeren
leverde daarvan onlangs het bewijs. Twee
presbyteriaansche predikanten verkondigden, dat
zij eene goddelijke openbaring ontvangen hadden,
volgens welke de wereld binnen tien jaren ver
gaan zou. Huu kerkbestuur zette hen af, doch
zij maakten vele bekeerlingen en hebben eene
secte gesticht, welke zich den „Tabernakel van
den komenden Heer" noemt en leert, dat generaal
Grant, in 1880 voor de derde maal tot president
verkozen, Europa overweldigen eD het Pausdom
verdelgen zal. Daarna echter zal hij zelf ten val
komen en het duizendjarig rijk een aanvang
nemen.
Honderd tegen éen, dat de aanhangers dier
secte zich de ware geloovigen zullen noemen om
zich schadeloos te stellen voor de ongunstige
beoordeelingen van anderen, die hen wellicht
rijp voor een krankzinnigengesticht verklaren.
En de twee bewuste predikanten waren zeker
doodsbang van owgeloovigheid. Om hunne kudde
uit de armen dier zonde te redden, voerden zij
van wettigheid gelegen is
Zij wachtte niet tot hij den zin uitgesproken
had, die bovendien eindeloos scheen te zijn.
Geen zweem van wettigheid Ben ik dan
niet haar petemoei
Dat zijt g|j zonder twijfel; maar de titel van
petemoei brengt geen recht meêlees de wet maar na.
Laten we de wet maar laten rusten, die ken
ik niet. 't Geen ik weet is, dat de ouders van
Claudine mij haar als petekind gegeven hebben
en dat ik mijne plichten zal vervullen.
Maar vergun mij u te doen opmerken, dat
er van geen godsdienstigen band sprake is
Die is er niet minder heilig om.
Gij begrgpt mij niet. Ik wil er meê zeggen,
dat eene petemoei slechts godsdienstige plichten
ten aanzien van het kind heeft te vervullen. Her
innert u de woorden van den priester.
Ik heb ze niet gehoord maar ik herinner
me dat de catechismus, dien men mij in mijne
jeugd onderwees, leert dat de peter en meter de
plaats des vaders en der moeder moeten innemen.
Ik herinner mij ook dat ik, gedurende de doop
plechtigheid, een vurig gebed ten hemel zond en
dat ik beloofde eene moeder voor dat kind te
haar zeer gerust in die van het bijgeloof. En
juist de heeren geestelijken zouden zoozeer kunnen
meewerken om het bijgeloof te bestrijden, doch
helaas! het zoogenaamde ongeloof wijl het
strijdt met hetgeen zij verlangen, dat geloofd
zal worden is in bun oog meer bestrijding
waard, en houdt hen meer bezig.
De geestelijke, die te Kralingen bij de onlangs
vermelde betooveriugshistorie de vrouwen, welke
hem om raad vroegen, antwoordde dat hij zich
met zulke zotheid niet ophield, handelde voorzeker
ferm maar verkondigt niet menigeen zijner col
lega's stellingen, die dat bijgeloof in de hand
werken En dan mag het zeker nog fermer
heeten, zich wel eens met dat bijgeloof te be
moeien en alle krachten ter bestrijding aan te
wenden.
Onschuldig openbaart zich vaak dat ge
loof wij wijzen slechts op het heersehend
begrip van het ongelukkige getal dertien maar
in zijn onschuld doet het toch veel kwaad. Het
werkt domheid en bekrompenheid in de hand.
Met allen eerbied voor Goethe deelen wij
zijn uitspraak niet, dat het bijgeloof tot de poëzie
des levens behoort; het moge voor dweepers,
overspannen geesten iets aantrekkelijks bezitten,
voor practische mensehen deugt het niet eu
verheffen, zooals poëzie moet doen, kan het
ons geenszins.
Maar dat men er voor op zijn hoede dient
te wezen, dat het zich verbergt, wanneer men
denkt het ganBch en al uitgeroeid te hebben
in ontoegankelijke schuilhoeken, waaruit het
op het onverwachts weer te voorschijn komt,
als men het geheel overwonnen gelooft, dat zijn
wij met den Duitschen dichter eens.
Let slechts op hoe menigeen, die strak en
stijf beweert niet bijgeloovig te zijn, op sommige
oogenblikken wel degelijk zieh overgeeft aan
de inspraken van zulk geloof.
Men lacht er vaak om, maar al lachende
gevoelt men inwendig den invloed van teekenen
of uitspraken, op bijgeloof gegrond.
Men zij voorzichtig eu zelfkennis betrachten
daarom vooral zij, die zich geroepeu achten om
de maatschappij voor het bijgeloof te beveiligen
het is hoofdzakelijk weer aan de onderwijzers om
daarvoor te waken, maar ook aan de ouders
om den kinderen betere begrippen in te prenten.
Het is wel moeielijk, waar zoo menig dienaar
van een kerk of kerkje zijn best doet om door
zijne stellingen de hoofden op hol te brengen,
maar men late zieh daardoor niet afschrikken.
Men is reeds lang gewend aan hun eisch
om voor zichzelven alleen recht van spreken
op dat gebied te verlangen men stelle gerust
tegenover hun redeneeriugeu zuivere gezonde
begrippen, die getuigen van een waarachtig stre
ven om den mensch waarlijk mensch te doen
zijn, zonder hem zijne kracht te breken door
onzinnige, verlammeude opvattingen.
zullen zijn
Zij hield even op, toen zij zag dat hij met open
mond luisterde en vervolgde op haar ondeugende
spottende wijze
Gjj verwondert u over mij niet waar? Ge
deelt de meening der lieve dame, die haar venijn
gister tegen mij, omdat ik actrice ben, uitgespuwd
heeft't Is waar, ik ben wispelturig en ex
centriek over vele dingen heb ik eene opinie, die
strijdt met uwe burgerlijke en kleinsteedsche idees
Maar ik ben fatsoenlijk en ik weet mjjn plich
ten na te komen. Ik heb ongelijk gehad het kind
te verwaarloozen, dat ik beloofd had te bescher
men ik was ver weg en had het hoofd vol met
nietigheden of nare zaken, want ons artistenleven
biedt veel schaduw aan. Doch ik ben juist bijtijds ge
komen op een uur, waarop mijne tusschenkomst
haar redden kan en haar geluk kan verzekeren.
En denkt gij, dat ik mij door uw wet en door
uwe strenge barsche blikken laat afschrikken
Neen, dan kent ge mij niet
Zij was opgewonden door het praten geworden
hare groote blauwe oogen schitterden, hare door
het blanketsel verbleekte wangen hadden een kleur
van op .vinding.