1879. N°. 80. Donderdag 10 Juli. 66sle Jaargang, Bij deze couranl behoort een bij voegsel. Voor de verkiezing van leden van den gemeenteraad te GOES, op Dinsdag 15 Juli, bevelen wij ten dringendste aan de heeren Mr. J. G. De WITT HAMER. Dr. G. T. GALLENFELS. J. J. OGHTMAN. Mr. P. Van der MEER MOHR. C. E. MASSEE. Mr. J. W. C. De JONGE van ELLEMEET. J. M. PILAAR. Allen mannen, die onzen gemeente raad tot sieraad en onze gemeente tot heil zullen verstrekken. Wij bevelen den kiezers, met een ge trouwe plichtsvervulling, tevens voorzich tigheid aan bij het invullen van hunne biljettenen om, zoo zij bovengenoemde heeren willen stemmen zich strikt te houden aan de door ons gegeven volg orde. Afwijking daarvan kan alleen versnip pering van stemmen veroorzaken en ten gevolge hebben, dat door verwarring de personen niet worden gekozen. Voor elk, witrood en blauw, briefje volge men bovenstaand lijstje. POSTERIJEN. Slechte raadslieden. FEUILLETOX Ds Waarzegster. OFFICIEELS MEDEDEELINGEN. GOES, 9 Juli 1879. GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vbijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.75. Afzonderlijke nommere 5 ct., met bijblad 10 et. COURANT. Gewone advertentiën worden a 10 et. per regel geplaatst.. Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen van 18 regels a 1.—. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, SOct. By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend. Agenten voor het buitenland zijn: A. STEINER ei" HAASEN8TEIN VOGLER, te Hamburg. In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren. (Wit stembriefje.) (Rood stembriefje.) (Blauw stembriefje.) Iu het verkeer met Frankrijk kan in 't ver volg mede gebruik worden gemaakt van brief kaarten met betaald antwoord. Het port vau eeu vooraf betaald antwoord is hetzelfde als dat van de briefkaart zelve, namelijk 5 cent. Wie de raadslieden zijn weten wij niet, maar dat zij er zijn staat bij ons vast. Het is niet mogelijk, dat Z. M. onze Koning uit eigen bewe ging handelen zou, zooals in den laatsten tijd aan het licht is gekomen. Er wordt een treurig, een voor 's lands wel zijn gevaarlijk spel gespeeld. Een spel, dat de werkkracht verlamt, de energie dooft bij mannen, aan wier werkzaamheid Nederland behoefte heeft. Den 16en Juni werd het ministerie de na volgende drie vragen gedaan Bestaat er hier te lande eene ministeriëele crisis Naar het Hoogduitsch van Alfred Pförtner. (Slot.) Eenige dagen later kreeg ik van de weduwe mijns overleden vriends een kennisgeving, dat zjj met jonker Barwald was verloofd. Zij noodigde me tegelijkertijd uit, haar te komen bezoeken in haar nieuwe woning, die zij voor haar nog kort verblijf te Berlijn bad gebuurd. Ik ging tot baar en werd niet minder vriendelijk en hartelijk ont vangen dan vroeger. Zij vertelde me, hoe zij op op dien dag haar beminde hare gansche levens geschiedenis had meegedeeld en, toen bij toch om haar hand bleef vragen, hem gewezen had op de mogelijkheid dat haar tegenwoordig beroep, waartoe de nood haar had gedwongenook zou bekend worden in den kring van zijn woonplaats. Dit zou Zoo ja, wat of wie gaf aanleiding tot het ontstaan daarvan Welke is de stand der ministeriëele crisis op dit oogenblik? En onze eerste Minister antwoordde daarop den 19 Juni: «Het antwoord op de eerste (vraag) kan kort zijn, en wel in toestemmenden zin. Bij de tweede moet langer worden stilgestaan. Nadat de kanalenwet, tengevolge der verwer ping van art. 1 door de Tweede Kamer, had moeten worden ingetrokken, vroeg dj Minister varf Waterstaat, Handel en Nijverheid zijn ont slag aan den Koning. Hij gaf schriftelijk aan den Ministerraad te kennen, dat hij bij dit be sluit moest volharden, omdat, zijns inziens, het votum der Tweede Kamer, na de beraadslaging die daaraan voorafging, onmogelijk anders kon worden beschouwd dan als eene afkeuring van de financiëele en oeconomische politiek, namens de Regeering door hem met warme overtuiging voorgestaan. Ook de Minister van Binnenlandsche Zaken voelde zich genoopt gelijk verzoek om ontslag tot den Koning te richten, omdat naar zijn oor deel de stemming van 20 Mei het bewijs had opgeleverd, dat de zekerheid om voor groote maatregelen, die vanwege de tegenwoordige Re geering mochten worden voorgesteld, de noodige overeenstemming met de vertegenwoordiging te verkrijgen, ontbreekt. De audere leden van den Ministerraad ver klaarden met de zienswijze hunner genoemde ambtgenooten niet in te stemmen en bepaaldelijk niet voor hunne verantwoording de gevolgen te mogen nemen, aan het verleenen van ontslag aan den Minister van Binnenlandsche Zaken verbonden, doch voor het geval dat aan het verlangen van dezen Minister werd voldaan, ver zochten zij, dat gelijke beschikking ook ten hunnen aanzien zou worden genomen. Nadat de Minister van Binnenlandsch Zaken, op daartoe bekomen aanschrijving, zijn verzoek nader had toegelicht, en de laatstgenoemde leden van den Ministerraad hadden herhaald dat zij de verantwoordelijkheid om den Koning tot het geven van ontslag aan den Minister van Bin nenlandsche Zaken te adviseeren, niet mochten op zich laden, werd bij Kabinetsrescript van 15 Juni ter kennisse van den Ministerraad en van de beide betrokken Ministers gebracht, dat het Z. M. den Koning had behaagd, het ontslag, door den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid gevraagd, niet te verleenen insgelijks het ontslag, door den Minister van Binnenland sche Zaken gevraagd, te weigeren, en het door de andere leden van den Ministerraad subsidiair gedaan verzoek om ontslag dientengevolge als vervallen te beschouwen. Op de derde vraag is weder het antwoord eenvoudig Sinds het Kabinetsrescript van 15 Juni is in deze zaak niets verder gebeurd, behalve het in de avondzitting dezer Kamer van 16 Juni aan aanleiding kunnen geven tot voor hem minder aangename tooneelen, had zij gezegd. Hij bad er echter om gelachen en geantwoord, dat hijzelf dadelijk zou vertellen, hoe hij met een waarzegster was gehuwd. Lieten de menschen dan uit vrees voor de wraak van heksen en spoken niet na haar te belasteren, dan zou hij zelf wel weten hun achting voor zijn vi-ouw af te dwingen. Spoedig daarop verscheen de bruidegomaan wien zij mij voorstelde. Wjj waren kort daarop in een levendig gesprek gewikkeldwaarbij hij de bewijzen levei-de een geestig en beschaafd man te zijn, die een goed oordeel bezat, en op zijn afgelegen landgoederen de lange winteravonden had doorgebracht met ijverige, letterkundige studiën. Hij scheen ook zeer goed op de hoogte te wezen van de staat- en natuurkundige vraagstukken van den dag. Des te onbegrijpelijker kwam het mij daarom voor dat zulk een beschaafd man naar Berlijn was gekomen, om een waarzegster te raadplegen over zijn ver loving met een opkomend, onervai-en meisje van den geachten interpellant verleend verlof." Dat eenvoudige antwoord op de derde vraag maakte door zijn eenvoud tevens op ons een on- aaogenamen indruk; trouwens, de geheele inter pellatie liet ons even wijs als wij vóór dien tijd waren. Wellicht ligt de schuld aan de vragen zeiven. Zoolang men in de hooge staatkundige wereld niet op den man af vraagt, bestaat er altijd bij regeeringsmannen een streven om niet meer te zeggen, dan zij hoog noodig achten. Wij hadden zoo gaarne de positieve vraag er bij gevoegd Zijn de ministers van plan op hun verzoek om ontslag terug te komen en zich te blijven wijden aan hun regeeringstaak, ja of neen? Den 19 Juni hoorden wij van die plannen niets, en werd den interpellant alleen met om zichtigheid gemeld dat er niets was voorgevallen. Maar na dieo lijd is er wel veel gebeurd, dat van nadeeligen invloed wezen kan op den gang van zaken. Wij prijzen de vrijmoedigheid, de fermiteit van hen, die zich niet storen aan overdreven angstvalligheid om steeds het zwijgen te bewaren, waar het hooggeplaatste personen betreft. En gelukkig zijn er der zulken. De Middelburgsclie Courant die bij vorige gelegenheid reeds zoo flink haar gevoelen uitte verleende ons nu onlangs weêr een blik te slaan daar, waar wij zoo weinig gelegenheid vinden dat te doen en zoo zelden kunnen oor- deelen. In haar nommer van 4 Juli lezen wij, naar aanleiding van het treurig overlijden van den Prins van Oranje z/De ministerraad had den Koning het voor stel gedaan om zich door een commissie uit haar midden te Roosendaal te doen vertegen woordigen bij de aankomst van 's Prinsen lijk op Nederlandsch grondgebied. Op dit verzoek werd namens den Koning afwijzend beschikt. z/De ministerraad richtte, het eerst van allen, bij het vernemen van de treurmare van 's Prin sen dood een adres van rouwbeklag tot den Koning. Op dat adres werd geenerlei ant woord bekomen. „De Ministers, op wier verzoek om ontslag onlangs weigerend werd beschikt, vroegen audiën tie aan bij den Koning, bij Hoogstdeszelfs komst in de residentie, om hunne deelneming in per soon te komen betuigen. Z. M. ontvangt alle andere hooge collegiën van Staat, maar wei gert bij kabinetsrescript de Ministers te ontvangen." Zulk eene handelwijze kan niet anders dan voor de betrokken Ministers hoogst onaange naam wezen om het op zijn zachtst uit te drukken, maar zij is tevens in lijnrechten strijd met het geen ligt opgesloten in de weigering op het aangevraagd ontslag. Waar het Z M. behaagd heeft afwijzend daarop te beschikken, kan zulk een bejegening niet gunstig werken om het ka binet tot aanblijven te bewegen. Er worden zoo meldt men bij den 17 jaai'. Ik kon niet nalaten hem dat ook te be kennen en te verzoekenmij dat raadsel eens op te lossen. Hij antwoordde me openhartig, dat hij daarin, niets zonderlings vond. >)Gij zult," zeide hij, «zelf ook wel eens onder vonden hebben, wanneer gij u in den onaangenamen toestand bevond, een stap te moeten doen, waar van gij nog niet geheel en al overtuigd zijt, of hij in uw belang zal wezen, dat er geen beter middel bestaat om tot een besluit te komen dan op reis te gaan. Onder vreemden en op een afstand be schouwt men de zaken geheel anders, dan wanneer men steeds in zijn eigen omgeving bljjft. Men kan er dan veel beter over oordeelen Dat was ook de voornaamste reden, waarom ik op reis ging en nauwelijks was ik een dag in Bei'lijn, of ik was al minder ingenomen met mijn oorspronkelijk huwelijksplan. Mijn tegenzin nam echter niet toe door mijne kennismaking met mijne bruid, maar wel door haar uitspraak, die zulk een diepen indruk op mij maakte en plotseling het gewaagde van mjjn oorspronkelijk plan mij deed Koning invloeden aangewend om Z. M. van zijn kabinet te vervreemden, en die raadslieden kun nen niet anders dan zeiven overtuigd wezen van hun slechte politiek. Zij jagen wellicht bedoe lingen na, die wel de voldoening aan hun eer zucht maar niet het welzijn van ons land beoogen. Al moge het waar wezen, dat de leden van het kabinet van hunne zijde aanleiding gaven tot zulk eene houding van Z. M., dan toch is het verkeerd zooals die raadslieden doen, om dit als middel te gebruiken teneinde den Koning van zijn ministers te verwijderen. Van persoonlijke sympathie of antipathie kan hier geen sprake wezen. Zoolang het Z. M. behaagd heeft deze minis ters als zijne raadslieden aan te wijzen, dienen zij ook als zoodanig nut hem omgang te hebben, dient er wat 's lands zaken betreft geene verwijdering tusschen beiden te ontstaan, want dat kan nooit anders dan den gang van zaken bemoeilijken. Zulke openlijke onaangename bejegeningen benadeelen bovendien het prestige van een ka binet, en verzwakken het in de oogen der natie. Zij kunnen dus niet anders dan een prikkel wezen voor het kabinet om, niettegenstaande het be- hagelijk vertrouwen, toch heen te gaan. Waar wij dus protesteeren daartegen ver trouwen wij tevens dat in de Tweede Kamer zoodra zij bijeenkomt, wat volgens het Dag blad wellicht spoedig zal gebeuren een vraag tot het kabinet zal worden gericht in den geest, zooals wij die hierboven opperden. Dan zal blijken of het ministerie in het voorgevallene reden heeft gevonden om het besluit van Z. M. tot aanblijven louter voor notificatie aan te nemen en toch heen te gaan, wijl zijn positie onhoudbaar wordt. Er dient daarover licht op te gaan halve woorden baten niet meer want reeds te lang heeft de ongezonde toestand voortgeduurd, een toestand, die thans meer en meer gewijzigd dient te worden. Van het ministerie moet vastheid van handelen uitgaanwordt het daarin betnoeielijkt, dan legge het zijn taak neer, maar met opsomming van de feiten, die het daartoe noopten. Met 1 October 1879 kunnen bij het departement van oorlog, na vergelijkend examen, een of twee 2de klerken worden aangesteld op eene jaarwedde van 400. De voorwaarden zijn vermeld in de Staalscou. rant. Met het oog op de wijzigingen, in ^om- mige treinen op de lpn VlissiDgenltoozen- daal gebracht, zenden wjj met dit nommer aan geabonneerden en lezers een nieuw ljjstje van de zomer-dienstregeling. De geneeskundige raad voor Zeeland heeft aan de gemeentebesturen verzocht voortaan inzien. Vraagt gij nu echter, waarom ik toen be sloot eene waarzegster mijn hand aan te bieden, dan was dat niet anders dan hetgeen zoovelen doen, die geen besluit kunnen nemen en dan het kunstje uithalen om op de knoopen van hun jas ja of neen te tellen. Men geeft daardoor nog geen be wijs aan de voorbeschikking te geloovenwant dikwijls handelt men er slechts naar, wanneer de uitkomst met onze wenschen overeenkomt." nZoo, zoo, zeide zijn bruid lachend, terwijl zij hem met haar vinger dreigde. Het schijnt dus, dat reeds vóór ons hu welp k het volkomen vertrou wen en het vaste geloof aan mijn bekwaamheid bij u is vervlogen." Hij greep haar hand, kuste die en antwoordde iiAan uwe bovennatuniiijke voorspellingsgave heb ik nooit geloofd en geloof ik ook nu nietmaar steeds zal bij mij blijven bestaan een volkomen vertrouwen op u en een vast geloof, dat gij mij gelukkig zult maken."

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1879 | | pagina 1