Donderdag 5 Juni. 66sle Jaargang. FEUILLETON. Burgemeester BLAAUBEEN. Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel, dat zoo spoedig mogelijk zal worden nagezonden. LOTGEVALLEN EENER JONGE VROUW. INSPECTIE VAN DE VERLOFGANGERS DER NATIONALE MILITIE. Korenmeters en Beursknecht. POSTERIJEN. Belgie. Vertrek der brievenmail naar Oost-Indië. GOËSCHE De uitga-re dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.75. Afzonderlijke nommers 5 et., met bijblad 10 ct. COURANT. Gewone advertentiën worden a 10 et. per regel geplaatst.. Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen ran 13 regels a 1.—. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 ct. By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend. Agenten voor het buitenland zijn A. STEINER en HAASENSTEIN YOGLER, te Hamburg, In ons land vervoege men zich voor Botterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAB, en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren. De reeds eenigen tijd verwachte slag is gevallen mr. Martinus Pieter Blaaubeen is overleden. Wij wisten het reeds lang, dat elke levensdag voor hem en voor ons winst was. Wij begrepen het, dat zijn leven weldra zou eindigenen wie hem in den laatsten tijd nog spreken mocht bemerkte het maar al te spoedig, dat zijne uren waren geteld. Een en tachtig jaren heeft hij dan ook geleefd en op zulk een leeftijd kan men niet veel meer verwachten, is onze hoop be grensd, maar met het oog op het naderen! scheiden onze liefde te grooter, te inniger. En toch, nu hij ons verlaten heeftvoorgoed, voor eeuwig, nu wij nooit, nooit meer hem kunnen staren in die vriendelijke oogen nu wij hem nimmer meer kunnen hooren spreken, ons raad ge vende ons helpende nu wij hem nooit meer tot dank de hand kunnen drukken nu nu denken wij niet meer er aan, dat het te wachten was, nu hebben wij alleen gevoel voor het verlies dat onze stad dat ons allen heeft getroffen. Hij heeft immers zoolang en zooveel hij kon, zijne krachten aan Goes gewijd En zijn gansche beeld daagt voor ons op, krachtig, man nelijk als maneerbiedwaardig als grijsaardmaar altijd schoon en innemend. En die gaven besteedde hij tot handhaving van de beginselen van vrijzinnigheid, tot ondersteuning van al wat goed en schoon was. Vurig redenaar weleer, bleef hij altijd kernachtig en innemend door zijne woorden. Als burgemeester is hij bij gelegenheid van zijn ÜSjarig jubilé uitvoerig in dit blad geschetst. Het gedenkboek daarvan zal steeds luide spreken voor zijn streven tot bloei der gemeente, die aan zijn zorg was toevertrouwd. Maar wij gedenken ook den vriend, den raadsman. Wij her inneren ons verder hoe hij medearbeidde om, waar het practische leven vaak zulke harde en strenge eischen stelt, dat door veredelende vermaken te verzachten, hoe hij alles steunde, wat ook in die richting werd gevonden. En dan zijne hulpvaardigheid. Nooit klopte men te vergeefs bij hem aan, wanneer het gold hulp te verleenen. Ook daarin toonde bij zijne roeping te begrijpen. Mr. M. P. Blaaubeen was een warm voorstander van de liberale beginselen. Dat toonde hij steeds in Goes, dat toonde hij ook in de vele jaren, gedurende welke hij lid der provinciale Staten was. Vurig aanhanger van den overleden Thorbecke, was hij ook tevens met diens vriend de vriend van Groen Van Prinsterer, den strijder voor de anti-revolutionaire beginselen. Wij herinneren on* nog, hoe wij hem het eerst de tijding van diens dood meedeelden, en hoe zijne woorden erop doel den, dat hij als eenig overgeblevene van een vroegeren vriendenkring restte. En droevig gestemd daardoor was dat verlies tevens, volgens zijn zeggen, eene vingerwijzing dat het einde ook voor hem wel eens spoedig zou kunnen komen. Iedere dag was winste voor hem, en dat toonde hij te begrijpen, want hij woekerde met den tijd, zoolang zijne krachten het hem slechts even toelieten. Met zijn dood eindigt een welbesteed leven. Aan zijne nagedachtenis dan eerbiedige hulde en een traan van dankbaarheid gewijd! Goes heeft reden tot droefheid. Maar er is ook troost. Hij, de man die in moeielijke dagen Goes heeft bestuurd, die het vooruit heeft gebracht op de baan der eer, hij zou niet wenschen dat wij bleven treuren. Dan zou hij te vergeefs hebben geleefd en dat mag niet. Daarvoor heeft hij te veel ons geleerd. Nu gedenken wij, hoe wij hem langen tjjd mochten bezitten, en uit dat rijke schoone leven nemen wij een voor beeld tot navolging ter grootmaking van Goes ter volmaking van het werk dat hij heeft aan gevangen. Er is voor onze gemeente op menigerlei gebied nog veel te doen. Zijn beeld sterke ons om dat te volvoeren, en elke poging daartoe zal tevens een steen wezen voor het krachtigst en welsprekendst monument ter eere van onzen onvergetelijken Door haar zelve opgeteekend. Ik antwoordde haar denzelfden dag met een heel langen brief. Ik trachtte hare overspanning te bedaren door haar vooreerst te verzekeren, dat mijne innige vriendschap voor haar, voor een oogenblik bekoeld, niet minder hecht en sterk was dan voor heen ik zette er mij toen voor om haar te be wijzen, dat haar man tegenover haar slechts uit overmaat van inschikkelijkheid gezondigd had dat zij hem toch in ernst niet kon verwijten dat hij zijne bezigheden, zijn beroep en toekomst niet in den steek liet en aan al de genoegens zijner vrouw deelnamdat zij de eerste zou geweest zijn, om hem er over te berispen en zulks tegen te gaan dat het op betere redenen gegrond was als zjj zich over gemis van genegenheid te beklagen had, daar hij zich vele opofferingen voor haar getroost had en zjj voor hem niet een; dat wellicht, ja be paald zekerde heer d'Eblis in 't binnenste van zijn hart haar 't zelfde verweet wat zij hem te laste leidat het eenig en alleen van haar afhing om het ija te doen smelten, dat zich tusschen hen op gestapeld had en dat ik reden had om te gelooven, dat de minste poging van hare zijde om zich beter met haar man te verstaan in dank en liefde zou aangenomen wordendat ik bovendien nu zelve voorgenomen had eens poging aanteweuden om het trpurige misverstand, dat tusschen hen heerschte, weg te nemen en dat, zoo zjj mij slechts een beetje wilde helpen, het nieuwe jaar dat op de komst was haar gelukkig en tevreden in haar huishouden zou zien. Ik herinnerde haar tot slot, dat haai man haar voor zijn vertrek verzocht had hem iederen dag te schrijven en ik verzocht haar dit minder lichtzinnig op te nemen dan zij van plan was, daar dit verzoek voorzeker geen bewijs van onverschil ligheid kon heeten. Na dien brief verzonden te hebben was ik een beetje kalmer en geruster en ik werd het nog meer, toen ik een paar dagen later een tamelijk klein briefje van haar ontving, waarin zij toonde veel kalmer en veel meer voor redeneeren vatbaar te zijn. Zij bedankte mij hartelijk; ze schreef dat ik gelijk had en dat zjj zelve haar geluk bedor ven had maar ze was besloten hare fouten te her stellen zjj wachtte met ongeduld op de terug komst Tan haar man teneinde dadelijk met haar hervormingswerk te beginnenmaar zij voegde er bij dat zij echter een beetje tegen zijn komst op zag, daar haar innige gehechtheid voor hem altijd vermengd was geweest met een beetje vreesachtig heid. l)it schrijven, geheel en al in toon verschil lende met haar vorigen brief, kwam mij natuurlijk en waar voor, en daar ik wist dat de heer d'Eblis de volgende week in Parijs terug zou komen, zoo gevoelde ik mij geheel verlost van de benauwende bezwaren, die ik meê naar Louvercy gebracht had. In den avond van den 17en December, juist toen wij klaar hadden met 't eten, meenden mevrouw De Louvercy, mijn dochtertje en ik aan den kant BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, gezien het besluit van den heer Commissaris des Konings in de provincie Zeeland, van den 5 Mei 1879, A no. 1745/1, 3de afdeeling (Prov. bl. no. 44); brengen ter kennis van degenen, wien het aangaat dat de Inspectie van de verlofgangers der Nationale Militie op WOENSDAG den 18 JUNI aanstaande, des voormiddags te 10 uur, zal plaats hebben in de Koop mansbeurs, binnen deze gemeente, waartoe de verlof gangers zich zullen verzamelen voor dat gebouw. En worden mitsdien alle verlofgangers, welke zich in deze gemeente bevinden, behoorende tot de lichtingen van 1875, 1876, 1877 en 1878, die voor den 1 April 11. in het genot van onbepaald verlof zijn gesteld en niet in den loop van dit jaar in werkelijken dienst zijn of worden opgeroepen, ten ernstigste aangenaamd tot een stipte opvolging der onderstaande bepalingen 1. De verlofganger meldt zich binnen 30 dagen na den dag, waarop hem de verlofpas is uitgereikt, bij den burgemeester zijner woonplaats aan, ten einde deze zijn verlofpas voor gezien teekene (Art. 133), 2. De verlofganger, die zich in eene andere gemeente gaat vestigen, geeft daarvan kennis aan den bur gemeester zijner woonplaats. Binnen dertig dagen na den dag, waarop hij komt in de gemeente, waarin hij zich vestigt, meldt hij zich bij den burgemeester dier gemeente aan, teneinde deze zijn verlofpas voor gezien teekene [Art. 134]. 3. De verlofganger van de militie te land mag zich, zonder toestemming van den Minister van Oorlog, niet langer dan gedurende vier weken buitenslands begeven [Art. 136]. 4. De verlofganger, die artt. 133,134 en 136 niet naleeft, wordt in werkelijken dienst geroepen en gedurende drie maanden gehouden (Art. 187). 5. De verlofganger van de militie te land, die bij openbare kennisgeving is opgeroepen om door den militie-commissaris te worden onderzocht, verschijnt bij dat onderzoek in uniform gekleed, en voorzien van de kleeding-en uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met verlof medegegeven, van zijn zak boekje en van zijn verlofpas (Artt. 138, 139,140). 6. De verlofganger van de militie te land is aan de militaire rechtspleging en tucht onderworpen,onder anderen gedurende den tijd, dien het onderzoek voor den militie-commissaris duurt, en in het algemeen, wanneer bij in uniform gekleed is (Art. 133). 7- Behoudens het bepaalde bij art. 130, ban een arrest van twee tot zes dagen, te ondergaan in de naastbij- gelegen provoost of het naastbijzijnde huis van bewaring of arrest, door den militie-commissaris worden opgelegd aan den verlofganger, 1. die zonder geldige reden niet bij het onderzoek verschijnt 2. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige reden niet voorzien is van de bij art. 140 vermelde voorwerpen; 3. wisns kleeding- en uitrustingstukken bij het onderzoek niet in voldoenden staat worden bevonden; 4. die kleeding- of uitrustingstukken, aan een ander behoorende, als de zijne vertoont (Art. 141). S. Onverminderd de straf in het voorgaande artikel vermeld, is de verlofganger verplicht, op den daartoe door den militie-commissaris te bepalen tijd en plaats en op de in art. 140 voorgeschreven wijze, voor hem te verschijnen om te worden onderzocht (Art. 143). van de groote oprijlaan het gerinkel van belletjes en het klappen eener zweep te hooren. Wij luis terden alle drie scherp en met verwondering, want wij leefden zeer afgezonderdbehalve de pastoor en de dokter, die overdag gekomen waren, ont vingen wij niemand en wij wachtten volstrekt geen bezoek, vooral daar het buitengewoon slecht weêr was. Het vroor geweldig en van den vorigen dag af had het sterk gesneeuwd, zoodat wij in 't bosch opgesloten en van de rest van de wereld afgeschei den waven. Buiten is men gauw nieuwsgierig. Mijne dochter liep naar het venster en riep: 't Is een rijtuig; ik zie de lantaarns, ik zie het Ik was ook opgestaan, maakte met mijn zakdoek een open plaatsje in de bevroren ruit en zag toen werkelijk in de verte den donkeren vorm van een rijtuig, dat zich door de sneeuw h enwerkte en langzaam naar ons toekwam. Behalve het zwakke geluid der schelletjes hoorde men nietsdaal de wielen eer gleden dan rolden over het witte tapijt dat het aardrijk bedekte. Mijne schoonmama en ik spraken met elkander wie daar wel zijn kon, toen de deur plotseling open gedaan werd en wij een kreet van verwondering niet onderdrukken konden, nu we Cécile binnen zagen komen. Ze stapte op hare gewone vlugge en levendige manier op ons toe, kuste hare tante, toen mij en zeide met een zenuwachtig lachje Ik heb jelui eens willen overvallen; mijn man schreef me, dat hij niet voor de volgende week terug zou komen ik kreeg toen zin om die acht dagen bij jelui door te brengen en hier ben ik nu! 't Eeuige dat er tegen isis dat ik bijna 9. De verlofganger, die zich bij herhaling schuldig maakt aan het teit, sub. 4 art. 141 bedoeld, ol niet overeenkomstig art. 143 voor den militie commissaris verschijnt, of,aldaar verschenen zijnde, in het geval verkeert, »ub. 2 en 3 van art. 141 vermeld, wordt onder de wapenen geroepen en van 3—6 maanden gehouden (Art. 144). 10. De verlofganger, die niet voldoet aan eene op roeping voor den werkelijken dienst, wordt als deserteur behandeld (Art. 145). 11. Elk, die voor de militie is ingeschreven en ieder, die daarbij is ingelijfd, ban, overeenkomstig de daaromtrent bestaande voorschriftentot eene vrijwillige verbintenis voer den tijd van zes jaren of langer worden toegelaten bij de zeemacht, het korps mariniers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande of bij het krijgsvolk in 's rijk» overzeesche bezittingen, plaatsvervangers echter niet bij de zeemacht of het korps mariniers ge durende het eerste jaar van hunnen diensttijd (Art. 9 en 74). 12. Aan de bij de militie te land ingelijfden, die ver langen na volbrachten oeteningstijd minstens zes maanden onder de wapenen te blijven ofte komen, zonder zich als vrijwilliger te verbinden, wordt zulks vergund (Art. 126). Goes, den 31 Mei 1879. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J, G. De WITT HAMER, L. B. De Secretaris, HARTMAN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES maken bekend, dat moeten worden benoemd twee KORENMETERS en een BEURSKNECHT, en noodigen degenen uit, welke verlangen mochten benoemd te worden, zich schriftelijk aantemelden ter secretarie van de gemeente vóór of op Zaterdag den 7 Juni a. s,des middags te 12 uren. Goes, den 3 Juni 1879. Burgemeester en Wethouders voornoemd. J. G. DE WITT HAMER, L. B. De Secretaris, H A R T M A N. Staat van brieven, verzonden door het post kantoor te Goes, waarvan de geadresseerden op de plaats van bestemming onbekend ziju. Over het le kwartaal 1879. Verzonden geweest naar: Amerika. 1. W. Meyers, Thurigrood. 1. J. Careliers, Antwerpen. 2. J. Van Verschoor, Antwerpen. 3. Mej. C. BuelS, Antwerpen. 4. Jan De Witte, Sta-Broeck. Via AMSTERDAM, 6 Juni, Via MARSEILLE, 12 Juni, I alleD 6.17 Via NAPELS, 16 Juni, 1 's avonds. Via BRIND1S1, 19 Juni, De Fransche pakketbooten doen Riouw, Ëanka en Palembang niet aan. onder weg in de sneeuw ben blijven steken Wij hebben meer dan drie uren werk gehad om van het station hier naar toe te komen ik ben bevroren en half dood van de kouZij beefde over al hare leden ik was getroffen door hare bleekheid en door de verandering in haar voorkomen, doch ik schreef dit toe aan de door gestane koude en aan vermoeidheid. Terwijl hare tante haar zachtjes beknorde over hare dwaasheid doch haar voor hare attentie bedankte, zette ik haar bij 't vuur neêr en gaf bevel haar wat eten voor te zetten. Maar zij wilde niets hebbenzij had te Nantes gedineerd, tenminste zoo zei ze. Ze vertelde ons toen met eene koorts achtige radheid van tong wat ze op reis ondervonden had, de moeite die zij had moeten doen om een rijtuig aan 't station te vinden, de angst van hare ka menier in 't midden van de besneeuwde bosschen. Af en toe hield ze op en bleef dan strak voor zich kijken. Dan vervolgde ze weêr haar verhaal alsof ze haast had en lachte als een kind. Tegen negen uur verzocht mevrouw De Louvercy haar te excuseeren, daar zij nog niet geheel beter was en vroeg naar bed wilde gaan. Gij zoudt er goed aan doen, zeide ik tegen Cé cile, zoo ge ook naar bed gingtje ziet er ver moeid uitwe kunnen dan morgen op ons gemak eens praten. Neen, neen zeide zij ik ben niet moe Laten we naar je kamer gaan we kunnen daar beter praten dan in dit salon. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1879 | | pagina 1