1879, N". 41. Zaterdag 5 April. AANBESTEDINGEN. 66' FEUILLETON. ?ste Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid. RIJKS-WATERSTAAT. POLITIE-PERSONEEL. LOTGEVALLEN LEVER JONGE VROUW. Een hofje voor kleine kinderen. liOKSCIIR De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.75. Afzonderlijke nommers 5 et., met bijblad 10 et. COURANT. Gewone advertentiën worden a 10 et. per regel geplaatst,. Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen van 18 regels a 1. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 ct. By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Agenten voor het buitenland zijn A. STEÏNER en HAASENSTEIN VOGLERte Hamburg. In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan bet Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN" DITMAR, en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren. PROVINCIE ZEELAND. Op Vrijdag 18 April en Vrijdag 2 Mei 1879, des voormiddags te 10 uren, zal, onder nadere goed keuring, door den Commissaris des Konings in de Srovincie Zeeland, of, bij zijne afwezigheid, door een er leden van de Gedeputeerde Staten, en in bijzijn van den Hoofdingenieur van den Waterstaat in het llde district, aan het gebouw van het Provinciaal Be stuur te Middelburg, worden aanbesteed 1°. Bet eenjarig onderhoud van eenige werken bij de Oude Hoeve aan de Noordkust van het eiland Schouwen. Raming f 4056.) 2 liet uitnemen en inhangen van de ijzeren deuren der groote sluizen van het kanaal door Walcheren. {Raming f 60,000.) Deze aanbestedingen zullen geschieden bij enkele inschrijving, volgens 441 der Algemeene Voorschriften. De bestekken liggen ter lezing aan het gebouw van het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid, aan dat van het Provinciaal Bestuur vau Zeeland, te Mid delburg, en zijn voorts op franco aanvrage, tegen be taling der kosten, te bekomen bij den boekhandelaar M. Nijuoff, Nobelstraat no. 18 te 'a.Gravenhageen door zijne tusachenkomst in de voornaamste gemeenten des Rijks. Op 12, 15, 5 en 7 April 1879 worden de noodige aanwijzingen op de plaats gedaan; voorts zijn nadere inlichtingen te bekomen bij den Hoofdingenieur van den Waterstaat te Middelburg en bij den ingenieur van den Waterstaat te Zierikzee en te Vlissingen. 'b-Gravenhage, 19 en 22 Maart 1879. Voor den Minister, De Secretaris-Generaal, BOOGAARD. De BÜRGEMEESTER van GOES brengt ter openbare kennis, dat door hem, als hootd, op voordracht van en in overleg met den commissaris van politie: lo. een eervol ontslag is verleend aan D. DKON- KERS, als agent van politie le klasse; 2o. is bevorderd tot da le klasse de agent der 2e klasse F. FRANKEN Door haar zelve opgeteekend. 12 Juni. Zjjn afwisselende vermaken en genot synoniemen En geeft het voldoening als men zich kwellen moet hoe men zich vermaken zal? In dit geval amuseer ik mij te veel. «Wat zullen wij van morgen doen Wat van middag? Wat van avond?" Dat is het re frein van het huis en wij, wij rijden te paard, doen wandelingen, maken tochtjes met 't rijtuig, ons met niets bemoeiende, alles latende voor 't geen het is, met eene natuurlijke vroolijkheid, een ge lach, een gesnap, dat ons vergezelt op onze uit stapjes, dat met ons aan tafel gaat, dat met ons danst, zingt en ons zelfs niet in de gangen verlaat. Dezen morgen, in de vroegte, wilde ik mij eens opfrissohen door eene eenzame wandeling in 't park 'k was bijzonder in mijn nopjes. Ik daalde dood stil van mjjn toren af en 'k was bijna op 't mid den van de trap toen een eentonig geluid, een getik op de treden onder me mij waarschuwde dat meneer De Louvercy naderde, die zich waar schijnlijk naar de bibliotheek begaf. Verschrikt bleef ik stilstaan Ik wilde gauw omkeeren en naar mijn kamer vluchten doch 'k had geen tijd meer I we stonden vlak tegenover elkan derde heer Roger en ik; toen hij me daar op eens bemerkte verbleekte hij, alsof hij met eene geestverschijning te doen had; hij maakte een ver legen gebaar om mij te groeten en liet in zijne verlegenheid zijn kruk van de trap vallen. Ik kan onmogelijk de uitdrukking van diepe benauwd heid weêrgeven, die toen op zijn gezicht te lezen stond 't was een mengelmoes van smart, bescha ming en toorn. Hij hield krampachtig de leuning van de trap met zijn rechterhand vastterwijl 3o. is benoemd tot agent der 2e klasse UïiHV- DlJIIv WINDHORST; alles met ingang van den len April jongstleden. Goes, den 4 April 1879. De Burgemeester voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. ■——■——■—■——■—————a— Een paedagogischc quaestie. Och, 't is waarlijk niet om te glimlachen Een hofje voor kleine kinderen Menigeen ziet reeds in zijne verbeelding kinderen van 3 tot 5 jaren nog ouder en wijzer dan sommigen nu reeds zijn. Oude mannetjes- en oude vrouwtjesgezichten, die verschrikkelijk vlug hun Fröbelvverk verrich ten, en op hunne plaatsen zitten als een eerwaar dige afgeleefde matrone op haar stoel en warme stoof. Als op commando bewegen zij hun vingertjes, met wijsgeerige blikken slaan zij hun eigen werk gade, en als zij spoediger gereed zijn dan hun kameraadjes, werpen sommigen een triomfantelijken blik op de achterblijvers. Zijn er zoo niet Wij kennen ze. Maar met den heer II. Gr. Rood- huijzen roepen wij uit«Zet mij, om 's Hemels wil geen twee rijen van vijf of zes kleintjes achter elkander, die alle op commando hetzelfde figuur uit blokjes bouwen" Als wij die moe ten aanschouwen, och vergeef het ons dan wan neer bij ons de gedachten opkomen, dat die lieve kleinen niet gezond zijn of hun aard verloochenen. En wordt dan niet kwaad, wanneer zelfs het wanhopendste gezicht der leermeesteres en haar strengste blik jegens den overtreder ons niet boos kunnen doen worden op dien krullebol, die het Piö- belwerk laat voor hetgeen het is, en wegloopt. Het aardigst zouden wij dan vinden, als zij zelf streng om haar décorum te bewaren ons achterom een lachenden blik toewerpt. En dat zal zij doen, wanneer zij het kinderhart goed begrijpt. Dan zal zij weten, hoe een kind niet systematisch moet worden afgericht, hoe zijn natuurlijke aanleg geen geweld mag worden aangedaan, hoe het geleid maar niet gebonden moet worden. Eene liefhebbende moeder verklaarde eens met ingenomenheid, hoe hare zoontjes zoo aardig matjes konden vlechten, en hoe zij daarin uitmuntten hoven anderen. Een dringend volksbelang. Gids April 1879. zijn verminkte linkerarm en zijn opgetrokken been in de lucht zweefden zonder steun. Ik ging in haast eenige treden naar beneden, raapte zijn kruk op, klom gauw naar boven en plaatste haar onder zijn arm. Hjj richtte zijn donkerblauwe oogen op me en zeide eenvoudig op een diepen en ernstigen toon nik dank u Toen vervolgde hij zijn weg en ik den mjjnen. Dit kleine voorval heeft me een beetje met hem verzoend ten eerste ben ik hem zeer dankbaar dat hij mij die gemeene scheldwoorden gespaard heeft, waarmee hij zoo kwistig schijnt; vervolgens, ondanks den onwillekeurigen tegenzin die in 't al gemeen mismaakte menschen in mij opwekken, is het verre van mij om hem zoo terugstootend te vinden als Cécile hem mij geschilderd heeft. Hij heeft maar éen arm en een ingetrokken, verlamd heen maar zijn gezicht is schoon en regelmatig, en het kleine litteeken, dat hij op zijn voorhoofd heeft, mismaakt hem niet. Hij heeft, dat is waar, een woest en verwilderd voorkomen, maar dat moet men vooral toeschrijven aan den wanordelijken staat van zjjn haar en aan zijn lange, veel te lange snorren. Ik trad het paik binnen, toen Cécile mij van uit haar venster bemerkte; drie minuten later trapte zij naast mij het gras plat, huppelende als een vogel. Ik vertelde haar mijne ontmoeting met haar neef. «Groote Hemelwat zal hij gevloekt hebben. In 't geheel niet. Wat zeg je!Werkelijk, hij is tegenwoor dig nog al welvan avond wacht hij zijn vriend. Welken vriend De commandant d1 Eblis, ken je hem Neen, ik ken hem nietwie is dat Ik dacht dat ik het je gezegd had...'tis degene, die Roger te Coulmiers gered heeft Ze waren sedert lang zeer bevriend met elkaar, sedert Saint- CyrOp 't oogenblik dat die arme Roger ver minkt werd door een granaat, nam meneer d'Eblis hem in zijne armen, als een kind, midden onder Een hoogen dunk van die kleinen kregen wij niet, maar nog minder van de opvoedings-methode. Dus Fröbel niet Wij antwoordenHet idee van Fröbel is goed „hij wil het kind tot de natuur brengen, of liever: hij poogt de natuur in de school te brengen. De natuur is voor hem het middel, om de zintuigen en de spraak van het kind te ontwikkelen. Van daar de kindertuinen, die men in Hamburg moet gaan zien, oin te weten wat Fröbel is. Dat is alles." Maar hij heeft naar zjjn idee een uniform ge maakt, dat hoe langer zoo meer van de natuur afweek. En zij, die het uniform mooi vonden, wilden het pas-klaar maken, omdat het echte zoo duur wasFröbel zelf heeft schuld door een sys teem te vormen, en dat tot in de uiterste conse- quentiën uit te werken. Zijne volgelingen bedier ven de zaak nog meer door zich aan dat systeem te houden en het te verknoeien met juist het beste eruit weg te laten, omdat liet zoo duur is. En de geest van Fröbel toch is zoo goedkoop de natuur volgen, de natuur leeren. Wij lossen immers toch al op in allerlei stel lingen en geleerde phrases. Ons geheele onderwijs is te systematisch, vaak te onpractisch. Wij wil len van de hersenen wel eens te veel een verza melplaats maken van allerlei geleerdheid zonder het begrip, het waarnemingsvermogen tot zijn recht te doen komen. Ja, wij zien vaak het natuurlijke over het hoofd en verwaarloozen het alledaagsche. Monsters van geleerdheid wandelen rond, zonder dat zij oog of oor voor de natuurlijkste zaken hebben. En juist zou die meer practische zin hen, naar ons inzien, nog ontvankelijker hebben gemaakt voor de kennis en wetenschap, waarin zij nu uit munten, en in ieder geval zeker voor de maatschappij hun geleerdheid vruchtbaarder hebben doen zijn. Maar is het wonder, dat zij dien weg zijn uit gegaan, wanneer men reeds zoo vroeg is begonnen met hen te systematiseer en, te wikkelen in vaste formules, hun natuur te verkrachten Want het is eene bepaalde waarheid «het on derwijs kan niet gedijen, indien de grond ervoor niet behoorlijk omgeploegd, geëgd en bemest wordt." Daarom zorg besteed aan de voorbereidingsklas sen. De heer Roodhuyzen, wiens lezenswaardig artikel wij aan allen ter lezing zeer aanbevelen, heeft zonder hervorming geen hoogen dunk van die klassen. Hij vreest, dat zij niet anders zullen wor den dan groote bewaarscholen in den letterlijken zin vai het woord «bewaren". 't vuur en van onder de pooten der paarden dat is heel mooi! en na dien tijd vereenigt hij in zijn oog alle voortreffelijke hoedanigheden in zich Hij heeft zelfs een middel gevonden om hem aan 't leven te doen hechten, door hem over te halen eene geschiedenis van dien vreese- lrjken oorlog te schrijven Zij doen dat samen. De heer d'Eblis komt dikwijls naar hem toe Hij brengt hem alle stukken, die hem voor zijn werk nuttig kunnen zijn bij zelf is zeer knap en verstandigchef van een escadron van den generalen staf.... dat is heel aardig! Maar zeg eens, lieveling 1 zou die meneer geen derde pretendent zijn? Meneer d'Eblis riep Cécile. Ach, groote God! je kunt net zoo goed Blauwbaard trouwen! i Hij is streng hij is onuitstaanbaar Ik mag hem echter nogal wegens zijn omgang met RogerVoor 't- overige hebben wij elkan der nauwelijks twee of driemalen gezienHij schijnt me te beschouwen als een klein kindje, en ik beschouw hem als een vaderMaar in ernst gesproken, Charlotte! denk je niet dat het tijd wordt om tusschen de heeren De Valnesse een keuze te doen Mij dunkt, er is geen haast bjj. Ik vraag je wel pardon Je houding tegenover die twee heeren heeft niets onaangenaams. Je gelooft dat heusch en mijn hart dan mijn arm hart, wat denk je daarvan Heeft het meêgesproken Neen maar het verlangt meêtepraten het brandt van ongeduld geef het het woord Ik zag echterdat zjj er niet erg op stond. Ik antwoordde met eene onschuldige aardigheid en wij keerden naar het kasteel terugwaar de bel voor het ontbijt ons heenriep. De waarheid is, dat de keuze tusschen de twee candidaten me zeer lastig voorkomt. De uitslag mijner onderzoekingen en mijner uitvorschingen ten Daarom zegt hij, waar het heen kan. «Vooreerst heeft de staat een wet op het voorbereidingson- derwijs geschapen. De wetgever is daarbij genezen van het uiterst dwaze, door paedagogen niet genoeg te bespotten denkbeeld, dat de vrouw, die met dat onderwijs belast zal worden, het radicaal van hulponderwijzeres hebben moet. «Die wet bepaalt, dat op de bewaarschool wij kunnen dien naam hier althans nog blijven ge bruiken geen der vakken van het lager onder wijs, ook het lezen, ja zelfs de klankenleer niet mag worden onderwezen. Maar dier-, planten- en delfstofkunde wel. Maar wel de geschiedenis van de meest gewone kunstproducten uit het dage- lijksch leven. «Dan zijn de onderwijzeressen doorkneed in de leer der aanschouwingen. Zij weten, hoe de aan schouwing taalen hoe taal aanschouwing in de hand werkt. Zij hebben zelfs een cursus gehad over hetgeen de opvoedingsleer innerlijke aan schouwingen gelieft te noemen. Voorts tellen zij zeiven vaardig volgens de tafel der eenheden van Pestalozzi, dat is volgens de drie eerstede overige zijn alleen aardig uitgewerkt, om den wil van het voortdraven op het systeem. Zij behandelen kuben en telraam met het grootste gemak, en zij kennen de vormleer dal is niet de vormleer, die wij gemaakt hebben maar de vormleer volgens de beginselen van Pestalozzi. Voorts spreken zij zei ven zuiver, en kennen zij de middelen, om gewone gebreken in de uitspraak te verbeteren. Veelvul dige oefeningen in de uitspraak worden zingende gehouden. Zelfs de klanken van vreemde talen worden geleerd, als voortreffelijke gymnastiek voor de nog willige spraakorganen. En zij, de onder wijzeressen, kennen een reeks van prettige spelen, want om het half uur wordt op die bewaarschool prettig gespeeld. Als 't niet prettig gaat, deugt het niet." Dat is volgens den schrijver Fröbel. «Om zulke onderwijzeressen te bekomen, heeft de staat kweekscholen opgericht., en terwijl de de staat de onderwijzeressen vormt, bouwt de ge meente haar school. O geen modelschool als de tegenwoordige, met vensterbanken boven mans hoogte en wit gepleisterde muren «Het hofje is het ware model voor elke lagere school. «Een vierkant plein, voor het grootste gedeelte hunnen opzichte blijft tegelijk voldoende en onbe vredigend voldoende, daar zij beiden met goede hoedanigheden begiftigd zijn onbevredigend, om dat die hoedanigheden zoowel bij den een als den ander gelijk schijnen te wezen. Er zijn zelfs in hun mate van vernuftin hun karakter en in hun uiterljjk trekken van gelijkenis, die zich bovendien voldoende laten verklaren door hunne groote bloed verwantschap. Alles bij elka&r genomengeloof ik dat 'teen paar jongelui zijn van de beste soort die er te vinden is. 't Zijn twee goede jongens, die pret in 't leven, aangename gaven en een beetje alledaagsche ontwikkeling hebben, maar edel zijn;die een ontwikkelden smaak en eene groote stiptheid op 't punt van eer bezitten. Zij verdragen elkanders wedijver en wederzijdsche aanspraken op eene rid derlijke, hoffelijke manier, die iemand goed doet. God ik houd zóóveel van Cécile dat ik voor haar een man gewenscht had zonder éen gebrek, dus eene uitzondering, een man uit duizend Maar zou het verstandig zijn om een ideaal na te jagen, dat misschien niet bestaan kan, wanneer men reeds er een bij de hand heeft die bijna zeldzaam is en dien men wellicht nooit weêr zou vinden Een man, die geheel voortreifelijk isheeft die niet altijd, zooveel als ik het onderstellen kan, de fouten zijner eigenaardigheden, die de averechtsehe zijde zijner verdiensten aantoonen Is er in werkelijk heid niet meer zekerheid voor het geluk eener vrouw in die eerlijke middelmatigheid, die de heeren De Valnesse met gratie en bescheidenheid vertoonen? Mijn «onrustig geweten" kwelt zich om deze groote quaesties op te lossen, die van veel belang zijn voor zulk een lief vrouwtje. Maar ik bewonder werkelijk de eenvoudige ge latenheid, waarmee Cécile wat zij er ook van zeggen moge mijne beslissing afwacht om de hare daarnaar te regelen. Ik voor mij ben nooit in zulk een geval geweestmaar ik stel me voor dat ik minder kalm zou zijn en meer op mijn eigen zou afgaan Nu, we zullen 't wel zien. {Wordt vervólgd.)

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1879 | | pagina 1