1878. N". 125.
65s" Jaargang.
Oestmiir in den vreemde en lij ons.
Heulen, Duikers en Sloolen.
POSTERIJEN.
Vertrek der brievenmail naar Oosl-lndie.
Onchristelijke, antinationale beweging.
GOESCHE
De uitgave dezer Courant geschiedtjJMi.andag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.75.
Afzonderlijke nommers 5 et., met bijblad 10 ct.
COURANT.
j
Gewone advertentiën worden a 10 ct. per regel geplaatst.. 5
Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen van 1—8 regels a 1.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 et,
By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend.
Agenten voor het buitenland zijn: A. STEINER en HAASENSTEIN VOGLER, te Hamburg.
In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMARen verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
brengen hiermede ter kennis van belanghebbenden,
dat door hen, naar aanleiding van een verzoek van de
directie van den polder „de Breede Watering bewesten
Yerseke," eene opneming is gedaan van den toestand
der Heulen, Duikers en Slooten langs de wegen in deze
gemeente, en dat daarbij is gebleken, dat vele heulen
en duikers in slechten toestand verkeeren, terwijl on.
der verscheidene dammen dergelijke heulen en dui
kers niet aanwezig zijn, alsmede dat vele slooten ge
zuiverd en sommige zelfs gedolven behooren te worden.
Burgemeester en Wethouders zullen op den 5en
der maand November eene formeele schouwing over ge-
melde waterleidingen houden en alsdan de bepalingen
toepassen van de artikelen 26, 31 en 32 van het regle
ment op de buurtwegen en voetpaden, volgens welke
op daarbij vermelde boeten de heulenduikers en
slooten voor den geregelden afloop van water in vol
doenden toeBtand moeten zijn.
Zij vertrouwen, dat deze kennisgeving de eigenaars
en gebruikers van gronden zal aansporen, om ter voor
koming van vervolging de noodzakelijke verbetering
aan te brengen.
Goes, den 19 October 1878.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
Via NIEUWEDIEP, 25 Oct., 6.- 's avonds.
Via BRINDISI, 25 Oct., 8.45 's morgens.
Via MARSEILLE, 1 Nov., 8.45 's morgens.
Via NAPELS 3 Nov., 6.'s avonds.
De Fransche pakketbooten doen Riouw, Banka
en Palembang niet aan.
Staat van brieven, verzonden door het post
kantoor te Goes, waarvan de geadresseerden
op de plaats van bestemming onbekend zijn.
1. I. Van Oerten, Colijnsplaat. 2. N. Ruardi,
Folsgare. 3. Kloppers, Fijenoord. 4. Neeltje
De Meij, Ovezande. 5. J. Rijk, Ovezande. 6.
H. Goense, Ovezande. 7. J. Wuijckhuijse, Vlaar-
gen. 8. Mevr. J. Van Wijk, (niet vermeld.)
Van de Hulpkantoren
Colijnsplaat.
9. J. Waal, Alkmaar.
K 1 o e t i n g e.
10. B. De Vries, Oad-Loosdrecht.
door
dr. P. P. C. HOEK.
(Slot.)
Het spreekt van zelf, dat onder verschillende om
standigheden het aantal jonge oesters, dat zich op
een zelfden collecteur [een dakpan b. v.] blijkt vast
gezet te hebben, zeer verschillend is; in het jaar 1874
bedroeg dit aantal gemiddeld 25 stuks per pau; dit
was evenwel een bjjzonder groot aantalgemiddeld
kan men op niet meer dan 5 stuks per pan rekenen.
Deze jonge oestertjes moeten nu op geschikte punten
van het in zee gepachte terrein worden uitgestrooid,
zóo, dat ze behooriyk voedsel kunnen vinden en dus
binnen een niet te lang tijdsverloop volwassen zijn,
maar tevens zoo, dat men ze later gemakkelijk terug
kan vinden. Op deze wijze handelt men althans met
een deel van het aldus verkregen broed, en wel meer
bepaald met die oestertjesd,« al een zekere mate
van soliditeit en geschiktheid „om op zich zelf te
staan" verkregen hebben. De rest wordt „bewaard
in daartoe bijzonder ingerichte bakken welke deels
op de bank en deels iu de putten worden geplaatst.
Deze bakken, op voeten rustende, zijn aan de boven-
en benedenzijde met ijzergaas bespannen en inwendig
nog van een verdieping voorzien, mede uit (jzergaas
samengesteld. In deze bakken nu zijn de jonge oesters
op afdoende wijze beschermd tegen slijk, krabben en
andere vijanden terwijl het water toch vrij binnen
dringt en het vereischte voedsel aanbrengt."
Wat die „putten" betreft, zoo wil ik hier een kleine
uitweiding maken. Boven deelde ik reeds mede, dat
de temperatuur van het water van invloed is op het
leven en gedyen der oesters; een te lage temperatuur
is namelyk in hooge mate gevaarlyk voor de jonge,
Met welwillende toestemming van schrijver en
uitgever overgenomen uit „Eigen Haard."
Uit het verslag van den staat der Nederlandse he
zeevisscberijen over 1876.
Welke geest er tegenwoordig gevaren is in
de banierdragers der z. g. christelijk historische
partij is ons een raadsel. Sinds de schoolwet
beweging niet aan haar doel heeft beantwoord
in zooverre de heer Kappeyne zijn ontwerp tot
wet zag verheven, schijnen in de bureaux van
eenige anti-revolutionaire bladen de hoofden der
redactieleden niet meer gestemd tot kalmte, 't Is
dan ook geen ongewoon verschijnsel, dat bij
eventueele teleurstellingen menigeen minder scherp
doordenkt en zich verwart in tal van ondoor
dachte redeneeringen of daden, waaruit het later
hoogst moeielijk valt zich weer met eere te
redden. Zoo wel in 't Zuiden als in 't Noorden
is men op weg de onnoozele volgelingen der
zoogenaamd christelijke partij te slichten op zeer
onchristelijke wijze.
't Is natuurlijk, dat men daarbij in alle nederig
heid zichzelven verheft en zijne medemenschen
tot het besef brengt van hunne nietigheid en
ellende. Hun christelijke leer dwingt hen daartoe.
In vier artikelen heeft de Standaard, wier
redactie het wezenlijk tot eene allerbelangrijkste
hoogte heeft gebracht wat betreft het schrijven
van vele en lange artikelen over éen en hetzelfde
onderwerp, zich bijzonder beziggehouden met
de liberalen en Israëlieten, natuurlijk met ge
bruikmaking van de geruchtmakende en harder
klinkende woorden: Liberalisten en Joden.
Het hoofddoel van die beschouwingen was aan
te toonen hoe „de Israëlieten, in verband met
de afgevallen Christenen, er naar streven om
wat nog niet van den Christus afviel, machte
loos te houden en alvast de algeheele ontwij
ding en ontkerstening door te drijven van het
publieke terrein."
Wij begrijpen ons, dat zulk een streven de
Standaard mannen vreeselijk moet verontrusten;
wij kunnen ons voorstellen hoe zij, dat verschijnsel
waarnemende, in hun angst een oogenblik het
hoofd verliezen, waar zij zinnen op middelen
om dat gevaar te keeren.
Maar men doet dan toch verstandig eerst zulk
een oogenblik van overspanning voorbij te laten
op de taroelyk ondiepe banken uitgestrooide oestertjes.
De geheel natuurlijke banken bevinden zich men
kan dit gerust als regel beschouwen op zulk eea
diepte, dat de temperatuur er slechts zelden zoo laag
wordtdat ook het bodemwaterwaarin de oester
leeft, bevriest. Hierby moet men in 't oog houden,
dat zeewater van 3 procent zoutgehalte eerst bevriest
bij een temperatuur van 2 graden onder nul en bo
vendien, dat zeewater zijn grootste dichtheid en zwaarte
niet, zooals zoetwater, bij 4° boven nul heeft, maar
dat die dichtheid ook beneden die temperatuur nog
toeneemt. Het koudste en dichtste water zinkt dus
naar den bodem, tot een temperatuur van 2° onder
nnl de bevriezing doet beginnen. Het zoute water
zelf bevriest dan evenwel nietmaar uit dat zoute
water kristalliseeren plaatjes van zoetwater-ijsdie
natuurlijk lichter zijn en naar het oppervlak stijgen.
Waar de diepte nu eenigszins aanmerkelijk iszal
de bevriezing slechts hoogst zelden tot het bodem
water voortgaan In diep water blijven de oesters
dus van vloeibaar zeewater omspoeld. Daarentegen
wordt de winterkou voor de oesters op ondiepe plaat
sen, zooals bijv. onze Zeeuwsche oestergronden, zeer
licht nadeelig. Dat dan de teêre nog slechts weinige
maanden oude oestertjes iu de eerste plaats te gronde
gaan, springt in het oog. Men brengt deze dus daarom
over naar diepere plaatsen, die, in den bodem der
zee uitgegraven, den naam van putten gekregen hebben.
Reeds het tweede jaar zyn de alduB behandelde
oesters voor de markt geschikt. Vergelijkt men nu
het aantal volwassen oesters met dat der uitgestrooide
jonge oestertjes, zoo spreekt het wel van zelf, dat het
eerste slechts een deel uitmaakt van het laatste aan
tal. De firma De Meulemeeiter Co., te Bergen-op-
Zoora, die een der uitgebreidste ondernemingen voor
oester-cultuur op de Yersekebank bezit, bracht in het
jaar 1875 tusschen de 2 en 8 millioen oesters in den
handel deze 2 a 3 millioen volwassen oesters waren
Op diepere, meer van de kust verwijderde plaatsen
voert bovendien iedere vloed water van een eenigszins
hoogere temperatuur aan en zal dus ook daarom de
temperatuur minder snel afnemen.
gaan, vóór men openlijk, nog wel als leider eener
menigte, optreedt. Een allereigenaardigste schil
dering geeft de Standaard van die Israëlieten
trouwens de redactie heeft een bijzonder zwak
om zich dezer dagen met anderer zaken te be
moeien en volgens haar behooren zij niet in
onze maatschappij t'huis. Zij mogen niet eens
„als ook een kerkgenootschap apart" worden
beschouwd, en slechts de oppervlakkigheid, waar
onze eeuw lust aan heeft, kan er op leugen
achtige wijze loe geraken om het spreken van
„de natie," (der joden eeretitel, dat zij dg natie
bij uitnemendheid zijn,) in onbruik te doen komen,
en ze naast Lutherschen en Remonstranten te
doen plaats nemen."
De gansche vier artikelen vloeien over van
dergelijke liefelijkheden en ieder, die maar eenigs
zins bekend is met de bekrompen opvattingen,
welke er onder de groote menigte heerschen
omtrent de Israëlieten, zal begrijpen hoe het
iSJandaard-orgaan op zulk eene wijze meewerkt
om, in plaats van verdraagzaamheid en billijke
waardeering onzer Israëlitische landgenooten te
bevorderen, tweedracht te stoken en onrust
te zaaien.
Het is, alsof de heeren 't er bepaald op toe
leggen godsdiensthaat op te wekken en alsof zij
onder ons die gevaarlijke fakkel willen ontste
ken, "waardoor de noodlottigste gebeurtenissen
kunnen geboren worden. Onze historie heeft al
zoo menigmaal geleerd, hoe door dwang en
agitatie van die zijde de sehromelijkste toestan
den werden in 't leven geroepen.
Dat drijven van die heeren is een veeg teeken.
Langs constitutioneelen weg is 't hun onmogelijk
gebleken om tot hun doel te geraken zij trach
ten thans door dergelijke middelen den toestand
te ondermijnen.
Hun invloed heeft in de schoolquaestie geene
overwinning behaald; voor hun drijven hebben
zij daarbij een gevoelige les ontvangen en alle
middelen schijnen thans heilig om 't verloren
terrein te herwinnen; op de onontwikkelden
wordt gespeculeerdhun godsdienst, voor zoover
die nog zulk een naam mag dragen, wordt ver-
het overblijfsel van 121/, millioen jonge oesters van
de teelt '73'74. Ongeveer 70% ging dus verloren,
voor een deel zeker door te lage temperaturen maar
voor een deel ook vielen zij als de slachtoffers hunner
talrijke vijanden (vooral zeesterren). Ook in '76 bracht
dezelfde firma meer dan twee millioen oesters in den
handel, die, aanvankelijk tegen 50, later tegen 60
de duizend van de hand gezet, geen slecht denkbeeld
geven van de opbrengst hunner onderneming. Het
geheele aantal oesters, dat in het jaar '75 door de
verpachte bauken in Zeeland werd opgebracht, bereikte
het kolossale cyfer van 30.000.000. Voor het jaar
1876 geeft het verslag van den staat der Nederland-
sche zeevisscherijen (waaraan ik mijne cijfers ontleen)
wel op, hoe groot de productie was der oaverpachte
en der verpachte banken in Zeeland te zamen, maar
niet hoeveel de verpachte banken alleen opbrachten.
De maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen
vervoerde in dat jaar langs hare lijnen uit Zeeland
meer dan 36 millioen oesters, waarvan ongeveer het
twee vijfde gedeelte (meer dan 14 millioen) voor
binnenlandsche markten bestemd was.
Heb ik wel te veel gezegd, toen ik in het begin
van mijn opstel sprak van de oestercultuur in Neder
land als van een bloeienden tak van nijverheid? Ou-
gaarne leg ik echter de pen neer, zonder althans nog
getracht te hebben een verklaring te geven van het
bij den eersten oogopstag zoo zonderlinge feitdat
met die oestercultuur Nederland gelukkig slaagde
terwijl Engeland en Duitschland nog altijd zoeken
naar goede methoden. Drie omstandigheden, als ik
ze zoo noemen mag, werken voorde Zeeuwsche cultuur
samen, zonder dat het mogelijk is op te geven welke het
meeste gewicht in de schaal werpt. In de eerste plaats
de gelukkige stap door het gouvernement gedaan
toen ze tot de verpachting der banken overging, een
stap door mij boven uitvoerig besproken in de
Dat de verpachtings-maatregel ook voor de schat
kist zelve niet van beteekenis ontbloot is, blijkt hieruit,
dat de Zeeuwsche, voor de oestercultuur geschikte wa
teren, die vroeger voor de schatkist geen rechtstreeksch
voordeel afwierpen, sedert de laatste verpachting jaar
lijks de som van 154,900 opbrengen.
heerlijkt, want men weet hoe daarin juist het
teerste punt gelegen is.
Ook voor iuquisitoriale maatregelen deinst men
niet terug; den Koning, dien men als vorst niet
naar zijn wil kon doen handelen, wil men thans
in zijn privé leven onderworpen doen zijn aan het
streven der partij. Kent men onkiescher, onedeler
drijven dan de Standaardmannen dezer dagen
hebben bedreven, toen 't bekend was, wie Z. M.
tot zijn hofprediker koos. Dr. Van Koetsveld
was niet naar den zin der redactie van het quasi
vrome blad; de eigenaardige insinuatiën, bij die
gelegenheid gebezigd, gaan alle grenzen van
welvoeglijkheid te buiten. Kent men belache
lijker eiseh dan deze, dat onze Koning ook aan
het bureau van dat blad advies zal vragen om
trent geheel huiselijke aangelegenheden?
Hun drijven, hun heerschzucht voert hen wezen
lijk tot krankzinnigheid. Aan hen schijnt alles
onderworpen te moeten zijn.
Zou die eiseh voortkomen uit de overtuiging,
dat zij de braven bij uitnemendheid zijn?
De Israëlieten deugen niet; de liberalen zijn
onmen8chen; de Katholieken zijn verderferlijk.
En het Zuiden heeft thans nog een brief in zijn
blad opgenomen uit Noord-Amerika, waarin de
slechtheid der vrijmetselaars wordt verkondigd.
Wij meenden, dat de redactie van dit blad
verstandig mocht heeten en eerlijk voorzoover
zij voor haar eigen overtuiging streed; maar de
opname van zulk eene allerzonderlingste bestrij
ding der maeonnerie door iemand, die nog veel
meer ervan zou kunnen vertellen, en niets zegt
van hetgeen hij eigenlijk weet, bewijst het te
gendeel. Of is ook bij haar eene speculatie op
de liehtgeloovigheid geoorloofd, waar men die
liehtgeloovigen wil sterken in hunne vooroor-
deelen? Mag men bij haar met halve woorden
oneerlijkheid plegen en verdacht maken? 'tSchijnt
van wel.
De redactie zal toch zeker niet beweren, dat
voor oningewijden er iets in den bewusten brief
gezegd wordt dat hen wijzer maken kan omtrent
de bedoelingen en het werken der maeonnerie.
Niets dan klinkende woorden als: goddeloos ge-
tweede plaats de eigenaardige gesteldheid en ligging
der oestergronden; in de derde plaats de aard van
de ondernemers zeiven.
Wat nu die gesteldheid en ligging der oester
gronden betreftzoo kan men wel in 't algemeen
zeggen, aan welke eischen goede gronden zullen hehben
te beantwoorden; maar toch komen hierbij byzondere
invloeden in 't spel, die zich niet gemakkelijk laten
verklaren. Zooveel is eren wel zeker, dat de uitkomst
bewezen heeft, dat van de 8360 hectaren groote wa
teroppervlakte, die in Zeeland voor de oesterindustrie
verpacht wordt, vele gedeelten voor die cultuur ge
schikt en enkele bijzonder geschikt zijn.
En wat eindelijk de ondernemers zeiven betreft
ik geloof, dat we hier met de goede eigenschappen
van den volhardenden Nederlander te doen hebben.
Wat voor iedere cultuur geldt, geldt zeker ook voor
de oestercultuur: het behoorlijk kenueu van het voor
werp der cultuur en van de omstandigheden, waar
onder het gedijen wil, moet er de basis van vormen;
maar een praktisch waarnemen van allerhande bijzon-
derbeden en een letten op kleiuigheden mag evenmin
verwaarloosd worden
Wenschen we ten slotte dien ondernemers een steeds
toenemenden bloei van bun industrie toe, opdat hun
eigeu welvaart hoe langer zoo meer het bewijs levere
van het rationeele hunner cultuur
„En niettegenstaande die gunstige resultaten der
laatste jaren, zijn de oesters hoe langer zoo duurder
geworden en acbynen we ons hoe langer zoo meer
te verwijdereu van den gulden tijd, toen ze een cent
of minder nog het stuk kostten?"
Ja, waarde lezer! dat is helaas juist. Maar wie
daarover klaagt, moet ook den tijd zonder spoorwegen
en telegrafen, snelpersen en maildiensten, ja wat niet
al, terugwenschen. Eu voor hy daartoe overgaat, zal
menigeen zich nog wel tweemaal bedenken
Leiden, 25 Maart 1878.