1878. N°. 122.
Dinsdag 15 October.
Oderailtar in ia vrede en lij eis.
Hun, die op Noord- en Zuid-Beveland,
behalve in Goes zelf, in het afgeloopen
kwartaal advertentiën ter plaatsing in ons
blad opgaven, wordt bij deze bericht, dat
de quitantiën daarvan aan ons bureau
gereed liggen. Na 15 October wordt over
het bedrag per post beschikt; mocht men
dus liever komen betalen, dan dient deze
kennisgeving ter herinnering.
UITLOTING VAN OBLIGATIEN.
POSTERIJEN.
Vertrek der brievenmail naar Oosl-lndië.
Iets over liefdadigheid.
GOESCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maamdag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
COURANT.
Gewone advertentiën worden a 10 ct. per regel geplaatst^ 5
Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen van 1—8 regels a 1.—.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 ct.
By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfdo advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend.
Agenten voor het buitenland zijn: G. L. DAUBE Co., te Parijs. A. STEINER en HAASENSTEIN YOGLER, te Hamburg.
In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren.
BURGEMEESTER eu WETHOUDERS van GOES
brengen ter kennis van belanghebbenden, dat de lijst
van de ter uitloting en aflossing aangegeveue OBLI
GATIEN, ten laste dier gemeente, ingevolge art. 4
van het plan tot aflossing der gevestigde schulden, den
11 April 1853 door den gemeenteraad gearresteerd,
opgemaakt is en ter secretarie gedurende de laatste helft
dezer maand ter visie zal liggen.
Zullende de uitloting, ingevolge art. 5 van evenge-
meld plan, in het openbaar, ten overstaan van Burge
meester en Wethouders geschieden ten raadhuize, op
Zaterdag den 2 November 1878, des namiddags te éen uur.
Goes, den 12 October 1878.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
De Directeur van het postkantoor Goes brengt
ter kennisse van het publiek, dat, te beginnen
met 15 October a. s, de buslichtingen aan het
kantoor zijn vastgesteld als volgt
RICHTING ROOSENDAAL:
des morgens te 6,30.
h 8,45.
middags 1,—.
ff 2,45.
avonds 6,
RICHTING VLISSINGEN
des morgens te 10,10.
middags 1,—.
ff 4,15.
avonds 7,45.
ff ff 9,45.
Aangeteekende brieven moeten een half uur
vóór de laatste buslichting bezorgd zijn
De Directeur voornoemd,
VAN DER FELTZ.
DOOR
dr. P. P. C. HOEK.
(Vervolg.)
Stellen we ons een oesterbank voor, die tamelgk
dicht bezet is. Waar leven deze dieren van? Groo-
tendeels (misschien wel uitsluitend) van dierlijk voed
sel: microscopisch kleine organische deeltjes, die in
het water zweven en hun ontstaan te danken hebben
aan de voortdurende ontbinding van alles wat in de
zee leeft. Die hoeveelheid voedsel is evenwel volstrekt
niet onbegrensd neemt het aantal oesters op een bank
snel toezoo moet ongeveer dezelfde hoeveelheid
voedsel spoedig voor een veel talrijker bevolking
dienen, en hierdoor zal de groei der oesters al aan
stonds achterlijk, haar vruchtbaarheid geringer worden.
Een buitengewoon snel toenemen in aantal zal dus
binnen korten tijd zich zelf weer te niet doen. Maar
er is nog een andere reden, die hier in aanmerking
komt. Met de oesters leren, als 't ware in dezelfde
maatschappij, talrijke andere dieren op dezelfde banken
het zijn, om maar eenige der voornaamste te noemen,
mosselenzeesterrenkrabben enz. Ook deze leven
voor een deel van hetzelfde voedsel als de oester; voor
een deel evenwel van de jonge oesterlarven zelve.
Nemen dus de oesters onder gunstige omstandigheden
snel in aantal toe, dan ontwikkelen zich ook haar
vijanden op grooter schaal en zal dus een grooter
aantal larven als slachtoffers dier vijanden moeten
vallen. Het gevolg is, dat wel tijdelijk eenige dier
vorm zich in een dergelijke maatschappij sterker kan
ontwikkelen, maar dat er op den langen duur, onder
normale omstandigheden, een zeker evenwicht zal ver
kregen worden, dat slechts zelden verstoord wordt.
De jacht, die de mensch op de oester maakt, komt
nu de wisselwerking nog eenigszics samengestelde*
Met welwillende toestemming van schrijver en
uitgever overgenomen uit Eigen Haard."
Via MARSEILLE, 18 Oct., 8.45 's morgens.
Via NIEUWEDIEP, 25 Oct., 6.'s avonds.
Via BR1NDISI, 25 Oct., 8.45 's morgens.
Via NAPELS, 3 Nov., 6.—'s avonds.
De Eransche pakketbooten doen Riouw, Banka
en Palembang niet aan.
Het naderend seizoen brengt ons als 't ware
van zelf weer in de gedachten, dat wij weldra
opnieuw een tijdperk zullen intreden, waarin
op meer dan eene wijze een beroep op ons zal
worden gedaan om, door iets van het onze af
te staan, het lot van arme natuurgenooten te
verzachten. De winterdagen met hunne meer
dere of mindere gestrengheid mogen voor hen,
die denken aan gezellige avonden, aan uitgaan
eu vermaak, aangename tijdstippen opleveren,
er zijn genoeg personen, die met angst en schrik
zulke dagen tegemoetzien, wijl gebrek en ar
moede dan des te erger zich doen gevoelen.
Gelukkig evenwel, dat daar tegenover een niet
genoeg te waardeeren hulpvaardigheid zich open
baart, om dat lijden en die armoede te verzachten
of te lenigen.
De Nederlandsche wetgever heeft dan ook zoo
veel mogelijk op dien liefdadigheidszin gespe
culeerd door daaraan de zorg der armen over
te laten en in de uiterste noodzakelijkheid toe
te staan, dat vanwege burgerlijke besturen on
dersteuning aan armen worde verleend. De
steeds meer en meer strenger wordende regel
om geen hoogere subsidiën aan burgerlijke arm
besturen toetestaan, ja de zucht om daarbij be
zuinigingen in acht te doen nemen, zijn alle
stappen op den weg, die het onderhoud van ar
men uitsluitend een zaak van particulieren of
kerkgenootschappen zal doen worden.
Dat streven der regeering moge zijne eigen
aardige bezwaren opleveren, het zal toch zeker
in ieder geval meewerken om een gezonden
toestand te doen geboren worden. Maar waar
aan dergelijke handen dus wordt opgedragen
om de liefdadigheid te betrachten, daar mag wel
eens ernstig gewezen worden, nu wij dau weer
maken. De oester is van oudsher een zeer gelief
koosd voedsel geweest, maar de oester laat zich slechts
versch gebruiken, f) Voor het bestaan der spoorwegen
zag men dus zeldeu oesters ver van zeeplaatsen ver
wijderd. Slechts een betrekkelijk klein gedeelte der
bevolking alleen zij, die in de nabijheid der kusten
woonden kon dus van dit voedsel genietende
prijs der oesters bleef dientengevolge gering en de
vaDgst leverde slechts een matige winst op. De vangst
zelf werd daarom op weinig uitgebreide schaal ge
dreven, en zoo was de vruchtbaarheid der oesters meer
dan voldoende om tegen hel aantal der weggevangen
individuen op te wegen. In dien tjjd verarmden de
oesterbanken niet. Sedert de spoorwegen evenwel in
weinige etmalen de oesters naar het hartje van Europa
vervoeren, is de toestand een geheel andere geworden.
De vraag Daar oesters is sterk toegenomeu, de prijs
dientengevolge gestegen, de vangst een bijzonder winst
gevende geworden. Het gevolg is natuurlijk niet
uitgebleven: de oesterbanken zijn geweldig verarmd.
Men heeft op verschillende wjjzen getracht de ver-
armiug der oesterbanken tegen te gaan aan den eenen
kant door het vaugen der oesters aan bezwarende
bepalingen te onderwerpen, door b. v. het rapen van
oesters te verbieden in den tijd dat zij zich voort
planten, aan den anderen kant door kunstmatige oes
terbanken aan te leggenwaar men de oester aan vele
der gevaren onttrekt, die haar op de natuurlijke ban
ken voortdurend bedreigen.
f) Proeven om oesters te verduurzamen (in blikken
enz.) hebben tot nog toe weinig resultaten opgeleverd.
Er worden er uit Amerika naar Europa gezonden, en
omdat het „ingelegde oesters1' zijn, vinden zij koopers;
maar de eigenaardige smaak van de versche oester zijn
zij kwijt. De hoeveelheden, die alleen van New-York
naar Europa gezonden worden, zijn anders vrij aan
zienlijk. Van half October 1877 tot half April 1878
zijn van New-York naar Europa uitgevoerd 36,794
vaten en 5503 kisten oesters, waarvan naar Liverpool
alleen 33,504 vaten en 670 kisten, en naar Rotterdam
289 vaten en 50 kisten. (Het Vaderland van 23 Mei
1878: „Araerikaansche brieven".)
bijna genaderd zijn tot een nieuw tijdperk, waarin
wij in dien geest moeten werkzazm wezen, op
de moeielijkhedeu, die de liefdadigheid met
zich voert.
Dat een kerkgenootschap zich in dezen aan zijne
verplichtingen onttrekt, is voorzeker geen on
gewoon verschijnsel, en wij behoeven daartoe
niet eens ver te gaan. In het jongste verslag
van den toestand der gemeente Goes wij
haalden 't vroeger reeds aan wordt ge
wezen op de houding van de diaconie der
Nederlandsch Hervormde gemeente, welke door
collecten voor andere doeleinden hare krachten
versnippert en de armen liefst aan het burger
lijk armbestuur overdraagt. Dit pleit zeker ook
wel voor de gepastheid van het streven der
hooge regeering, om armverzorging zooveel moge
lijk tot eene particuliere zaak te maken; werden
aau burgerlijke armbesturen hooge subsidiën
onbeperkt toegestaan, men zou zoo licht ont
waren, dat andere al te bereid zijn om uit die
bron te putten.
Bij Katholieke kerkbesturen is 't bewuste ver
schijnsel zeker ook niet vreemd. Er is te veel
geld noodig voor andere doeleinden, dan dat
de armverzorging op veel zou kunnen mogen
rekenen. Wat dus op anderer schouders kan
worden gelegd, wordt zoo spoedig mogelijk ver
schoven, en zoodoende komt een zware last
neer op de algemeene liefdadigheid.
Zijdie dan geroepen wordenbederven
ook vaak den toestand, en werken zoo menig
maal eene ODgezonde philantropie in de hand.
Meestal is misplaatst medelijden of al te groote
goedhartigheid daarvan schuld. Daardoor meê-
gesleept, geven zij vaak rechts en links zonder
zich te vergewissen, of hun gift niet alleen voor
'toogenblik helpt maar ook voor de toekomst
vrucht kan dragen.
Een eigenaardige wenk wordt aan die goed
hartige men9chen gegeven door een Engelschen
landlooper.
Een Londonsehe vereeniging heeft een open
hartige bekentenis van dien man verkregen van
zijne wanbedrijven, waarin hij o. a. zegt:
Waarvan ik op mijne tochten heb geleefd?
Ik wil er rond voor uitkomen, dat ik niets
Beide maatregelen hebben reeds goede uitkomsten
opgeleverd. Dat beschermen der oesters gedurende
den broeitijd een gunstigen invloed moet uitoefenen,
i9 duidelijk. Minder voor de hand ligt misschien bet
nut der zoogenaamde oestercultuur, die wij thans
nader willeD gaan beschouwen.
Zoo lang er oesters gegeten zijn misschien, beeft
men geweten dat oesters, die uit de open zee, van
de natuurlijke banken gebracht werden op meer
beschermde ondiepe plaatsen in de nabijheid der kust,
een veel fijneren smaak aannemen. De Romeinen,
die ontegenzeggelijk op gastronomisch gebied hoog
ontwikkeld waren, gaven daarom aan de Lucrinische
oesters, wier veredeling door Sergiu» Orata begonnen
was, de voorkeur. De Whitstabler oesters der Eogei-
«chen en de „Huitres vertes de Marennes", waaraan
de Parjjzenaar smult, zijn oorspronkelijk op die wjjze
„verfijnde" oesters. Welke de verandering evenwel
is, die de oester in die parken of putten ondergaat,
is niet volkomen bekend; men weet alleen, dat bet
vleeseh fijner van vezel wordt, tevens eenigszins vetter
en saprijker en dat de smaak eene eigenaardige krui
ding (een „aroma") verkrijgt, die de in open zee
gevangen oester niet bezit. Men weet alleen, dat men
deze veranderingen te danken heeft aan de zorg, die
men voor de in dergelijke putten geplaatste oesters
beeft, zoowel door voor deze een bepaalden bodem
uit te kiezen, als door voortdurend de onreinheden
van dien bodem en vooral de voor de oester schade
lijke dieren te verwijderen. Dat men op die wijze
de oester dwingt een zekere keus toe te passen bij
het nemen van haar voedsel, zal zeker niet het minst
van invloed zijn. Door een dergelijke cultuur werd
evenwel wel de deugd van de vele oesters verbeterd
en hun handelswaarde vergroot, maar hun aantal niet,
of althans niet belangrjjk vermeerderd. Toen dus
de vraag naar oesters stetk toenam, zag men naar
andere middelen uitom dat aantal te vergrooten.
Te vergeefs beproefde men uitsluitend door bepalin
gen, die den vischijjd van de oesters beperkten, de
banken met een nieuwen overvloed te bevolken. Liet
lang bij de hand heb gehad. Ik heb een wei
nig aan mijn vak gedaan, ik ben geweest vee
drijver, marskramer met verschillende marsen,
verkooper van pennen, papier en brillen, garen
en band, uitdeeler van lractaatje3, ik ben in
dienst geweest van vier kwakzalvers (die meest
de patiënten naar de andere wereld helpen),
ik Hetnteor bedelbrieven de meuschen opge
licht, en, wat de kroon op alles zet, ik heb
ook gepreekt! Dat is een goed ambacht iu
de dorpsstraten op Zondagmiddag, mits men trac-
taatjes bij de hand heeft.
„Om kort te gaan, ik ben een schelm, be
drieger en vagebond van het eerste water ge
weest. Nu schaam ik er mij terdege over.
1/Wat ik nu van de slaapplaatsen voor land-
loopers casual wards, van staatswege opgericht)
denk, ik heb er weinige bezocht, misschien
twintig, maar zij bevorderen alle de landloo-
perij. Van de tien gehuisvesten zijn er negen
bedriegers. Ware er geen onderstand, er zou
ook geene landlooperij bestaan. De Watts's
Charity, te Rochester, beroemt er zich op, dat
ze scherp toeziet; welnu, ik ben er acht kee-
ren ondersteund. Eens gaf ik te Norwich mijn
briefje aan een armen smid, die er geen had
kunnen krijgen, eenvoudig omdat hij niet zulk
een schaamtelooze leugenaar was als ik.
„Om bedelarij en landlooperij te weren, moet
men bij het goede einde beginnen. Neem twee
derden van de gemeene slaapsteden in de ach
terbuurten weg. Die zijn het brandpunt van
de ondeugd en de misdaad. Daar worden de
schandelijk verkregen winsten verbrast, en de
goede werkman wordt er uit aDgst geweerd.
De politie behoorde daar strenger toezicht te hou
den. En verder weet ge, als een schurk zijn
verhaal mooi weet voor te dragen, dan is hij
zeker van zijne zaak, ten minste bij menschen
die zulke dingen niet van nabij kennen, want
de vrijgevigheid van het publiek is groot en
de liefdadigen zijn spoedig geroerd. Zij worden
niet gaarne bedrogen, maar de geraffineerde op
lichter kan hen toch overtuigen, dat hij niet tot
de slechte mensehen behoort."
Nu is dit zeker wel een sterk sprekend voor
beeld nu heeft men in onzen kring minder te
men een bank, die door een al te krachtige bevissching
uitgeput was, eenige jaren aau baar lot over, dan
bleek het vaak, dat zjj in die jaren slechts weinig
verbeterd was; met de oesters waren vroeger ook
talrijke vijanden dezer dieren weggevangen: nu
waren ook deze alle blijven liggen, en ook zy hadden
van de jaren van rust gebruik gemaakt om zich ont
zaglijk te vermeerderen. Natuurlijk was het gevolg
hiervan geweest, dat voor het onderhoud dier vijanden
een grooter aantal oesters dan vroeger vereischt werden,
en zoo bleek zelfs dikwijls, dat het braak laten liggen
van oesterbankeu, wel verre van deze te verrijken,
den toestand nog verergerd had. Men zag dus naar
andere middelen om, ea de ervaring, door het bezit
der parken verkregen, gaf een plan aan de hand, dat
men met veel kans van slagen zou kunnen volgen.
Het schijnt dat de Eranscbman Carbonnel de eerste
is geweestdie plannen ontwierp en begon uit te
voeren om, door cultuurhet aantal der voor de
markt geschikte oesters te vergrooten. Maar het is
Cbste, die dergelijke plannen op veel grooter schaal
ging ontwerpen. Coste, die zich voor de vischcultuur
in den Elzas zeer verdienstelijk had gemaakt en daar
de groote Hüningsche vischkweekery had gevestigd,
legde in 1858 aan keizer Napoleon III een plan van
kunstmatige oestercultuur voor. Dit werd zoo gunstig
ontvangen, dat hij reeds in dat zelfde jaar aan het
werk kon gaan. In de golf van St. Brieux, in het
noorden van Bretagne, waar eens de oestervisscherij
gebloeid had en waar ze toen geheel was te niet ge
gaan, werd een oppervlak van 1000 heotaren van den
zeebodem mek schelpen van oesters en andere week
dieren bestrooid. Bovendien werden hier takkebossen
neergelaten, welke op die wijze metrsteenen bezwaard
warendat zij op korten afstand van den bodem
bleven zweven. Niet minder dan drie mitlioen oesters
werden daarop over dit oppervlak uitgestrooid. Iu
den herfst vao dat zelfde jaar vond men daarop alle
schalen en takken bezet met jonge oesters en wel in
zulken getaledat zelfs de stoutste verwachtingen
overtroffen waren. (Wordt vervolgd.)