1878. N°. 110.
Dinsdag 17 September.
65ste Jaargang.
Zij, die zich tegen 1 October op dit blad
abonneerenontvangen de vóór dien tijd
nog verschijnende nommers kosteloos.
Vertrek der brievenmail naar Oosl-Indië.
DE TROONREDE.
LOSSE OPMERKINGEN.
GOESCHE
Do uitgave dezer Courant geschiedt haajtdag-, woxnsdao- en vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 et
COllRANT.
Gewone advertentiën worden a 10 ct. per regel geplaatst.
Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen van 1—8 regels a 1.—
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 ct.
Bjj directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prgs slechts tweemaal berekend.
Agenten voor het buitenland zijn: G. L. DAUBE Co., te Parijs- A. STEINER en HAASEN8TEIN YOGLER, te Hamburg.
In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NTJGH VAN DITMAR, en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
GOES doen te weten, dat door den Raad dier
gemeente in zijne vergadering van 30 Augustus
1878 is vastgesteld de volgende
VERORDENING op het Brandwezen in de
gemeente Goes.
(Vervolg.)
HOOFDSTUK H.
Van de brandbluschmiddelen.
Art. 28. De brandspuiten en verdere blusch-
middelen worden geborgen in daartoe aangewezen
lokalen en onderscheiden door de benaming van
Spuit 1, 2, 3, 4.
Art. 29. De bergplaatsen der brandspuiten en
verdere bluschmiddelen wordeu met eeu slot ge
sloten, waarvan zooveel sleutels aanwezig zijn als
het belang van den dienst vordert.
HOOFDSTUK III
Van het personeel der brandweer.
Art. 30. De Directie der brandweer bestaat uit
Een generalen brandmeester
n tweeden generalen brandmeester, die tevens
als secretaris fungeert
vier brandmeesters
terwijl het verder personeel voor de vier brand
spuiten bestaat uit
acht onderbrandmeesters,
zestien tellers,
vier boden, en
vier honderd manschappen en 40 reserve.
Abt. 31. De leden der Directie, alsmede de
onderbrandmeesters, tellers en boden worden be
noemd en ontslagen door Burgemeester en Wet
houders.
Voor ieder opengevallen plaats zeudt de Directie
binnen veertien dagen na het ontstaan der vaca
ture eene aanbeveling van twee personen aan
Burgemeester en Wethouders.
Art. 32. De manschappen worden genomen
le uit vrijwilligers,
2e uit de mannelijke ingezetenen der gemeente,
die op den eersten Januari hun 31e levensjaar
zijn ingetreden, èn hun 55e jaar niet hebben vol
bracht, behoudens redenen van vrijstelling ofuit-
landigbeid en het recht tot afkoop en plaatsver
vanging.
Art. 33. De aanwijzing der manschappen, ter
jaarlijksche aanvulling van de brandweer, geschiedt
uit een register, waarop de vrijwilligers en de
mannelijke ingezetenen, in art. 32 bedoeld, geplaatst
zijn, de laatsten naar hunnen ouderdom en het
nummer, door hen bij loting getrokken.
Nadere voorschriften, de loting en jaarlijksche
aanvulling betreffende, worden by afzonderlijke ver
ordening geregeld.
De manschappen worden door Burgemeester en
Wethouders ontslagen op den 31 December van
het jaar, waarin zg den leeftyd van 55 jaar heb
ben bereikt.
Art. 34. Van de diensten bjj de brandweer wor
den vrjjgesteld
a. Do leden van den gemeenteraadde secre
taris, de gemeente-ontvanger, de ambtenaren ter
secretarie en de boden.
b. Alle rgks-ambtenaren, die door hunne be
trekking niet in de gelegenheid zyn, om by brand
de plichten als leden der brandweer te vervullen.
c. De leeraars der godsdienstige gezindheden.
d. De commissaris en agenten van politie.
e. De bouwmeester der gemeente en de op
zichter der gemeente-werken.
f. De klokluidsrs.
g. Zg, die door ziekelgke gesteldheid of gebre
ken voor den dienst bg de brandweer ongeschikt
zgn, volgens verklaring van den geneesheer of heel
meester ai te geven.
h. De vader en beambten in het weeshuis.
i. De vader eb beambten in het gasthuis.
Tc. De beambten aan den spoorweg.
I. De directeur en het vast personeel by de
gasfabriek.
m. De ambtenaren en beambten bg het tele
graafkantoor.
n. Zij, die nog in actieven dienst bg de schutterij
zgn.
Zg, die volgens de vroegere verordening zgn
ontslagen en hun 55e levensjaar niet hebben vol
bracht, worden, behoudens wettige redenen van
vrijstelling, weder tot dienst bg de brandweer
verplicht.
Art. 35. Van den dienst bg de brandweer wor
den tg delg k uitgesloten zjj, die zich in hechtenis
bevinden.
Art. 36. Ingeval van nood zal de burgemeester
alle mannelgke ingezetenen tot het doen van dienst
bg brand kunnen vorderen, en de in de gemeente
aanwezige paarden en voertuigen kunnen reqnireeren.
Art. 37. Wie verlangt gebruik te maken van
de bevoegdheid tot afkoop of plaatsvervanging, bg
art. 5 der verordening op de persoonlgke diensten
bedoeld, geeft daarvan binnen S dagen na zyne
aanwijzing schriftelyk kennis aan Burgemeester en
Wethouders, met opgaaf, ingeval van plaatsver
vanging, van dengene, die zgn dienst zal ver
vullen, en onder overlegging eener verklaring van
den geneesheer of heelmeester der gemeente, dat
de plaatsvervanger onderzocht en in allen deele
voor den dienst geschikt bevonden is.
Art. 38. Afkoop zoowel als plaatsvervanging
stelt voor altyd vry van de in deze verordening
bedoelde diensten, behoudens de bepaling van
art. 36.
Art. 39. Generale brandmeesters, brandmees
ters, onder-brandmeesters, tellers en boden kun
nen geen plaatsvervanger stellen.
Art. 40. Alwie tot den dienst der brandweer
benoemd of aangewezen is, en daarvan kennis ge
kregen heeft, maakt deel uit van het personeel
bg het brandwezen, en is verplicht de aan die be
trekking verbonden werkzaamheden waartenemen,
behoudens de bepaling van art. 37 en zgne be
voegdheid, om, reden van vrystelling hebbende,
deze binnen veertien dagen aan heeren Burge
meester en Wethouders in te dienen.
Hangende de beslissing zyner reclame is hg tot
geen dienst verplicht.
Art. 41. De werkzaamheden van het personeel
worden geregeld bg instructie, door de Directie
te ontwerpen en door Burgemeester en Wethou
ders vasttestellen.
HOOFDSTUK IV.
Van de oefeningen met de spuiten en de onderschei-
dingsteekenen.
Art. 42. Niet meer dan viermaal in het jaar
en niet langer dan 3 achtereenvolgende uren, zul
len de spuiten, met voorkennis van Burgemeester
en Wethouders, beproefd worden, waartoe het per
soneel, tot de aan de beurt zynde spuiten behoo-
rende, vierentwintig uren te voren door den bode
zal worden opgeroepen.
Art. 43. De onderhoorigen zyn verplicht in
alles, wat den dienst betreft, hunne meerderen te
gehoorzamen.
Art. 44. Allen, die tot het brandwezen in
eenige betrekking staan, worden vanwege de ge
meente voorzien van de volgende onderscheidings
teekenen, die zg, in functie zgnde, moeten en buiten
dien niet mogen dragen, te weten:
De generale brandmeesterseene verzilverd ko
peren plaat, met het wapen der gemeente voorzien.
De brandmeesterseene koperen plaat, waarop
de betrekking en de spuit, waartoe zg behooren,
zgn uitgedrukt.
De onder-brandmeesters: eene dito plaat, doch
kleiner.
De tellers: een koperen penning, waarop alleen
de spuit, waartoe zg behooren, vermeld staat.
Alle overigen: een onderscheidings-teeken, te
bepalen door de directie der brandweer, waarop
de spuit, waartoe zg behooren en het nummer,
waaronder zg op de lgst bekend staan, is aangeduid.
De platen, penningen en verdere onderschei-
dings-teekenen worden gedragen zoodanig, dat ze
altgd zichtbaar zgn.
(Slot hierna.)
Via MARSEILLE, 20 Sept., 8.45 's morgens.
Via NAPELS, 22 Sept., 6.10 's avonds.
Via BRINDISI, 27 Sept., 8.45 's morgens.
Via NIEUWEDIEP, 4 Oct., 6.10 's avonds.
De Fransche pakketbooten doen Riouw, Banka
en Palembang niet aan.
Heden is het nieuwe parlementaire zitting
jaar geopend op de steeds gebruikelijke wijze.
Hierachter vinden onze lezers het door Z. M.
gesproken woord, waarmee hij de vertegenwoor
digers van het volk heeft begroet.
Het stuk munt uit door kalmte en ernst, en
is er blijkbaar niet op ingericht om groote
verwachtingen op te wekken.
Werd 't vorige jaar in den aanvang van het
stuk een droevige snaar aangeroerd, thans is
't een blijde toon, die ons van eene vroolijke
gebeurtenis in het huis van Oranje spreekt.
Over onze buitenlandsche verhouding klinkt de
rede als gewoonlijk gunstig, en daarin is zij
hare voorgangster gelijk, maar overigens is zij
veel oprechter.
In 1877 klonk 't van onze geldmiddelen, dat
hun toestand bevredigend heeten mochtthans
wordt daarin erop gewezen wat toen reeds
geschied had moeten zijn - dat er middelen
beraamd moeten worden om de schatkist te hulp
te komen. Men hield toen den toestand ver
borgen, en verergerde hem daardoorthans
zegt men de waarheid en zal men 't verder
brengen. Eveneens is 't geval met de Atjeh-quaes-
tie. De vorige maal sprak de regeering de
hoop uit, dat onze krijgsmacht in Noord-Su—
matra aanmerkelijk zou kunnen worden ver
minderd, en het afgeloopen jaar heeft helaas
't tegendeel bewezen. Er werden toen, hoogst
onvoorzichtig, schoone verwachtingen voorge
spiegeld, en zij leidden tot teleurstelling. De
regeering nu constateert dit feit en wacht zich
wel, om zich in de toekomst te verdiepen bij
zulk eene teedere quaestie.
Overigens is de geheele troonrede meer eene
herinnering aan het afgeloopen jaar, dan dat zij
ons veel voor de toekomst belooft.
Zij spiegelt ons slechts voor
a. Voorstellen, met 't oog op 's rijks midde
len, tot hervorming van de bestaande belastingen.
b. Ontwerp-wetboek van strafrecht.
c. Wetsontwerpen van verschillenden aard.
Zeker, zeer sober zijn de beloften, maar her
inneren wij ons de groote vruchtbaarheid van
't afgeloopen zittingjaar, denken wij aan de daden
van dit ministerie zonder dat *t veel heeft ge
zegd, dan zien wij ook in de soberheid van
zijne beloften een bewijs van overleg, dat ons
vertrouwen inboezemt. Zoovele malen hebben
wij van vorige ministeriën het tegenoverge
stelde ondervonden, dat wij in het veel belo
ven ook al weinig heil zien.
Even voorzichtig wordt alles in de troon
rede vermeden, wat slechts aanleiding zou kun
nen geven tot wederopwekking van de agitatie
over de schoolwet-quaestie. Geen overdreven
woorden over dit gewichtig feit werden Z. M.
in den mond gelegd ter loops slechts werd
't geconstateerd en met 'toog op onze tegen
standers is die houding zeker 't meest gewenscht.
De minderheden zullen naar ons gevoelen
weinig ergernis kunnen vinden aan hetgeen in
de troonrede wordt gezegd.
Of zij 'tsoms zullen vinden om hetgeen er
niet in staat Wie weet, ja wie weet Ook
het verzuim, door het ministerie-.Foci gepleegd,
nl. het weglaten van Gods zegen, is door dit
verschrikkelijk radicale ministerie niet begaan.
Onder dien zegen nu zoo wordt de gewone
wensch uitgesproken mogen de beraadslagingen
in het algemeen belang tot gewenschte uitkomsten
leiden I De heeren zeiven zullen 't meest kunnen
bijdragen, om dien wensch te verwezenlijken.
Weinig praten en veel afdoen, daarmee komen
wij al ver.
Want al is ook deze troonrede, zooals al
dergelijke stukken nog al eens vaak zijn, een
tonig en saai, en weinig beteekenendhet
korte verleden van dit ministerie doet ons ver-
trouwen op eene schoone toekomst en een van
zijne zijde werkzaam zittingjaar.
Te Steenwjjk werd een vader by zijne thuiskomst
onaangenaam verrast door een vergadering van be
langstellende buren, die, met goedvinden zgner vrouw
en onder leiding van eeu schipper, beraadslaagden wat
er gedaan moest worden om ten behoeve van zyn
ziek kind, dat volgens die belangstellenden betooverd
was, den toovenaar te ontdekken.
De vader, minder ingenomen m«t dergelijke onzin
nigheden, joeg de verzamelde menigte de deur uit en
verbood hun hem en zijn gezin verder lastig te vallen
met hun dwaasheden. Toen deed de schipper, de
uitvinder van die toovergeschiedenisin 't hoogste
ressort uitspraak over dien vader en velde het vonnis,
dat deze ongeloovige man iemand was zonder
godsdienst.
Menigeen zal zeker lachen en medeljjdeod de schou
ders ophaleD, maar diezelfde schipper staat nog niet
eens zoo geheel ver van een groot deel van het tegen
woordige christelyke menscbdom. Wanneer men zich
niet onderwerpt aan de leerstellingen en leerstukjes
van ouden datum of nieuw verzonnene, als men niet
een kerk bezoekt of juist de kerk, die deze of gene
voor de eenige ware houdt, dan wordt ook meestal
hetzelfde vonnis van den toovenaarachtigen schipper
geveld. En dan lacht een groot deel niet, maar be
schouwt zoo'n man, zonder godidienst, als een oi-
mensch, een monster. En bij verschillende gelegen
heden, zooals o. a. bij verkiezing, kan zulk een vonnis,
gewezen in eerste tevens laatste instantie, uitstekend
dienst bewijzen aan de rechters, die 't vonnis uitspreken.
Waar 't bovenstaande in bjjna alle bladen de rondte
doet als een staaltje vau bekrompenheid, kan men
't tevens beschouwen als een spiegel,waarin het beeld
wordt teruggekaatst van zoo menig feitjuist van
dezelfde soort, dat echter als natuurlijk met stil
zwijgen wordt voorbijgegaan eu volstrekt niet ver-
meldingswaard wordt gekeurd.
Er wordt zoo weinig begrepen, dat zulk een uit
spraak al zeer weinig kracht bezit, en men eerst ter
waardeering van zulk een vonnis het juiste Btandpunt
most kennen, waarop hg of haar, die het velt, staat.
Laat ons dus niet alleen lachen over het aange
haalde feit, maar bedenken, dat wij in onze omgeving
wellicht wel een groot aantal voorbeelden van der-
gelijken aard zonden kunnen aanhaleu, laat ons na
gaan door welke middelen dergelijke vonnissen on
schadelijk te maken z|jn: of door er hartelijk om te
lachen of ze met minachting te behandelen.
De reukorganen der Goeseuaars worden vaak op
harde proef gesteld, wanneer zij langs de Singels
wandelen; maar in de laatste dagen trof 't ons hoe
men nu ook een aanslag wagen gaat op die organen
van vreemdelingen. Een onhoudbare stank komt
hen te gemoet, wanneer zij van het slation komen,
reeds dadelijk worden zjj daarmee begroeten ver
laten zij onze stad, dan spreekt 't van zelf dat zij
een zelfde aangename gewaarwording als doux sou
venir aan ons stedeken meenemen.
Voor den naam van Goes is dit zeker te betreu
ren, maar ook voor ons, bewoners, is 't niet on
belangrijk dat de gezondheidscommissie en het ge
meentebestuur aan dien stank in 't algemeen eens
de aandacht wijden. Wjj zijn zoo vrjj bierbij erop
te w|jzen.
Men zegt, dat de verpestende lucht aan 't station
een gevolg is van het werpen van allerlei onreine
stoffen in het water daar in de naaste buurt.
Zoo hebben de vischverkoopers of verkoopsters de
onliefelyke gewoonte om den afval van de door hen
verkochte visch, als bljjk van dankbaarheid voor den
goeden verkoop, daarin te werpen. Het aandeel, dat
z|j hebben in dien stank, is dus zeker niet onbelang
rijk. Zoo men geljjk heeft, dan zou wellicht toezicht
kunnen beletten, dat die personen ons in 't vervolg
meer zulke bl|jken van erkentelijkheid bewezen.
In de laatste weken hebben de ingezetenen van
Goes kennis kunnen nemen van de verschillende ver
ordeningen, die min of meer zijn herzien. Hoe weinig
aangenaam de lectuur van een en ander ook z|jn
moge, nuttig is zjj in ieder geval. Zoo nu en dan
mag men wel eens herinuerd worden aan hetgeeu
verboden is.
Minder zal een en ander de aandacht trekken van
onze landbouwers en ten hunnen believe herinneren wjj
eens aan art. 27 van de verordening betrekkelijk de
straten, stegen, gangen, markteu, pleinen, wallen, we
gen en waterleidingen in onze gemeente. Dat arti
kel luidt:
„Het 18 verboden binnen de bebouwde kom
dek gemeente met paarden harder te rudrn