1878. N°. 79. Zaterdag 6 Juli. Onze jongste afgevaardigde ter Tweede Kamer. GOES, 5 JULI 1878. GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.76. Afzonderlijke nommers 6 ct., met bijblad 10 ct. COURANT. Gewone advertentiën worden a 10 ct. per regel geplaatst. Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen van 18 regels a 1.—. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 1 regels bedragende en contant betaald, 20 ct. Bjj directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend. Agenten voor liet buitenland zijn: G. L. DAUBE Co., te Parijs. A. STEENER en HAASENSTEIN VOGLER, te Hamburg. In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren. OPENBARE VERGADERING VAN DEN BAAD der «EMliEKTIü OOË8, op ZATERDAG den 6 Juli 1878, des namiddags te 3 uren. Goes, den 4 Juli 1878. De Secretaris, HARTMAN. Punt van behandeling Benoeming van nog drie leden der commissie van toezicht op de inrichtingen van Middelbaar onderwijs, tengevolge van bet niet-aannemen hunner benoeming door de heeren W. Verweij Az., dr. N. J. P. Verschoor en mr. P. Van der Meer Mohr. i. De heer J. P. Brcdius Junior heeft voor 't eerst in de Kamer zich doen hooren, eu, zoo als wij ook hadden verwacht, bij de behande ling der onderwijswet zijn gevoelen gezegd. Van verschillende zijden is die heer over zijne eerstelinge hard gevallen. Waar de eene beoordelaar, zich scharende aan de zijde van den voorzitter der Kamer, hem beschuldigde vau buiten de orde te zijn, sprak een ander dit tegen, maar brak den staf over onzen afgevaardigde, om hetgeen hij eischte en wat men illiberaal noemde. Eu ook ouze lezers hebben recht van ons een oordeel te vragen. Zwijgen zou zoo lieht aanleiding geven tot het vermoeden, dat wij uiet vrijelijk durfden spreken, omdat 't den heer Bredius geldt, en dat gevoelen bezielt ons al lerminst. Vóór wij echter ons gevoelen openbaren, willen wij onze lezers zeiven laten oordeelen, of ten minste in de gelegenheid stellen dit te doen en nategaan, in hoever wij juist of onjuist oor deelen. Het Bijblad van de Staats-Courant biedt ons daartoe gelegenheid, en wij nemen daaruit dat deel over, wat op het eerste optreden van onzen jongsten afgevaardigde betrekking heeft. Art. 6 van de aanhangige wet was in behan deling. Dit luidde als volgt trNiemand mag lager onderwijs geven, die niet in het bezit is der bij deze wet gevorderde be wijzen van bekwaamheid en zedelijkheid. Vreem delingen behoeven bovendien Onze vergunning Daarbij nam de heer Bredius Junior het woord en ontspon zich deze discussie „De heer Bredius jr. Mijnheer de Voor zitter Ik heb bij dit artikel het woord gevraagd, omdat ik op den grond daarvan ontwaar een onderwerp van ernstigen aard, omdat ik daarin vind eene zaak van hoog belaDg voor maatschappij en Staat. Ik voorzie echter dat ik, door hetgeen ik ga zeggen, mij het verwijt op den hals ga halen van te schermen tegen fantomen, van te zijn onverdraagzaam, onpraktisch en zelfs onvrij zinnig. Ik verwerp bij voorbaat al die quali- ficatiën. De eenige bedoeling, die ik in deze heb, is, den plicht na te komen, die op mij, even als op ieder Volksvertegenwoordiger, rust, den plicht om, bij al hetgeen ik zeg, het belang van het vaderland op het oog te hebben en te spreken naar mijne innige overtuiging. Art. 6 is volkomen gelijkluidend met het correspondee- rend artikel der bestaande wet. Het is een uitvloeisel van art. 194, alin. 4, der Grondwet. Van de daarbij gegeven bevoegdheid is ruim gebruik gemaakt zoowel door particulieren voor eigen rekening, als door kerkbesturen en geeste lijke orden. De vrijheid van onderwijs is een waar geluk, niet genoeg te waard eeren; zij is niet slechts een krachtig middel tot meerdere verspreiding van kennis en zedelijkheid onder alle lagen der bevolking, maar tevens is zij de weg tot vermeerdering van nationale welvaart. Hoewel ik deze vrijheid liefheb, ontstaat toch de overwegingmoeten wij geen bijzondere zorg wijden aan de beantwoording der vraag, aan wie deze bevoegdheid moet worden toegekend Het antwoord is: ja; en daarom heeft de Staat aan zich voorbehouden het onderzoek naar bekwaam heid en zedelijkheid. Nu beweren de tegenstanders van het, openbaar onderwijs, dat de school, die daarvan het gevolg is, aanleiding geeft tot groote gevaren voor godsdienst, maatschappij en Staat, maar ik voor mij zie groot gevaar in eene zekere soort van bijzonder onderwijs, in zekere soort van bijzondere scholen, die als het ware met den dag in grooter aantal verrijzen en in sommige gewesten van ons land, vooral tenplattelande, het volksonderwijs bijna geheel in handen hebben. Het zijn scholen, opgericht en onderhouden door geestelijke orden, bemand met geestelijke onderwijzers en onderwijzeressen, personen hier heen gestroomd uit alle oorden der wereldwel is waar, voor zoover dit is te controleeren, in het bezit van de acten, waaraan zij de bevoegdheid ontleenen tot het geven van onderwijs in een of ander vak van het lager onderwijs, maar volslagen onbevoegd en ongeschikt tot vorming van dege lijke Nederlandsche Staatsburgers, zelfstandige, zelfdenkende mensehen. Het zijn personen, die voor het grootste gedeelte vreemdelingen zijn, voor namelijk afkomstig uit die rijken, waar ze over waren. Het zijn personen, die wel in staat zijn om de kinderen te vormen tot trouwe volgelingen van kerkelijke dogmata, maar ongeschikt om in die kinderen neêr te leggen de zaden, die noodig zijn om hen te vervullen met eerbied voor de wetten en regelen, waarnaar de Nederlandsche Staat wordt geregeerd. Wanneer men bedenkt, dat de geestelijken, die ik op het oog heb, hun grootsten vijand zien in de moderne Staatsinstel lingen, dat zij geen vuriger wenseh koesteren dan alles en allen aan zich te onderwerpen, dat zij de leer zijn toegedaan dat het geestelijk gezag gaat boven het wereldlijke, dat het hoofd van den Staat onderworpen moet zijn aan dat van de Kerk, wier macht men met alle middelen wil uitbreiden De Voorzitter Mag ik den spreker verzoeken zich tot het artikel te bepalen en niet terug te treden in de algemeene beschouwingen. De heer Bredius Jr.: Ik breng wat ik zeg in verband met art. 6. De Voorzitter: De vraag is niet, of het er mede in verband gebracht wordt, maar of het er mede in verband staat. De heer Bredius Jr.: Ik wil trachten te bewijzen, dat de geestelijke orden de bevoegd heid missen om onderwijs te geven, dat het bestaan van geestelijke inrichtingen onwettig is, en dat, wanneer dit a priori vaststaat, a fortiori de vrijheid voor die inrichtingen tot het geven van onderwijs onwettig is. De VoorzitterIk meen, dat de rede van den geachten spreker gericht was tegen de vrijheid van onderwijs. Ik verzoek hem zich te bepalen tot het artikel en niet terug te kee- ren tot het algemeen debat. De heer Bredius Jr.: Men zal moeten toe stemmen, dat door de aanwezigheid der gees telijke orden, die zich onledig houden met het geven van lager onderwijs, een groot gevaar voor den Staat dreigt. De gemengde school, waar geen geestelijken zijn toegelaten en het onderwijs in de gods dienst uitdrukkelijk is verboden, is eene der grootste overwinningen van onzen tijd; maar toen de Staat die overwinning behaalde, gaf hij tevens den vijand de wapenen in de hand om hare vruchten te neutraliseeren. Immers, hij gaf een deel van het volksonderwijs in handen van mannen, die den Staat met zijn ganschen aanhang, met al wat hem aangaat, verfoeien. Men vraagt mij het bewijs voor dit alles maar die vraag kan geen ernst zijn. Het is van algemeene bekendheid, dat er geen krach tiger middel is om het kind te vormen naar het beeld van den onderwijzer dan de lagere schoolevenzeer, dat overal waar het onderwijs werd toevertrouwd aan de geestelijkheid, daarvan zeer weinige en zeer ongunstige vruchten wer den ingeoogst. Men richte den blik naar Spanje, naar Italië De VoorzitterIk verzoek den geachten spreker niet zoodanige vlucht te nemen hij verlaat geheel het terrein, waarop wij ons thans bewegem De strijd, door den geachten spre ker nu gevoerd, geldt geenszins de bepalingen van dit wetsontwerp, maar de in de Grondwet gewaarborgde vrijheid van onderwijs, en deze is thans niet in beraadslaging. De heer Bredius Jr. Ik wilde in algemeene trekken aantoonen, dat er zeker bijzonder on derwijs is, naar mijne meening in strijd met de letter en den geest der Grondwet. Ik zal nu niet verder trachten te bewijzen, dat dit onderwijs, door geestelijke broeders en zusters gegeven, in strijd is met de letter, vreezende weder lot de orde geroepen te worden. Het zal trouwens voldoende blijken uit een nader betoog. Gesteld, dat mijne bewering, dat de bevoegd heid tot het geven van onderwijs door geeste lijke orden in strijd is met de letter der Grond wet, onjuist is, dan toch moet haar geest met mijne opvatting overeenkomen, want het kan onmogelijk de bedoeling des wetgevers geweest zijn, het onderwijs te geven in handen van hen, die den Staat verfoeien het kan on mogelijk de bedoeling geweest zijn, een geslacht te doen aankweeken dat zal afbreken, wat de Staat na zooveel jaren strijds en na zooveel offers heeft opgebouwd. Ik wil een oogenblik aannemen, dat ik mij geheel vergis, en dat het recht der geestelijke orden om onderwijs te geven noch met de letter noch met den geest der Grondwet strijdtmaar dan is er eene andere vraag. Zij is deze hebben de geestelijke vereenigingen, de zooge naamde kloostervereenigingen, recht van bestaan De Voorzitter: Mag ik den geachten spreker verzoeken, zich bij het onderwerp te bepalen. Het is zeker dat, wanneer in een klooster on derwijs gegeven wordt, het niet het klooster is dat het onderwijs geeft, maar de persoon die de bevoegdheid daartoe verkregen heeft. Het kloos ter doet dit niet als rechtspersoon, maar de be voegdheid wordt verleend op den naam van hem, die haar vraagt. De heer Bredius Jr.: Mijnheer de Voorzitter Het zal mij op deze wijze niet mogelijk zijn, mijne redevoering te vervolgen De VoorzitterMij is het onmogelijk den ge achten spreker op die wijze te laten voortgaan. De heer Bredius Jr.: Mijne conclusie zoude deze zijn geweest. Aan art. 6 zoude ik twee nieuwe zinsneden wenschen te zien toegevoegd, van dezen inhoud: „Geestelijken en bedienaren der godsdienst zijn van de bevoegdheid tot het geven van lager onderwijs uitgesloten; in geestelijke gestichten wordt geen lager onderwijs verstrekt." Ik vermoed echter, dat de Minister thans, in verband met mijne herhaaldelijk afgebroken rede, niet mijne zienswijze deelen, en niet geneigd zijn zal eene dergelijke aanvulling in zijn wets ontwerp op te nemen. Thans zal ook ik 't niet wagen dit amendement voor te stellen, daar de kans van slagen zeer gering zoude zijn. Ik stel mij dus tevreden met de zelfvoldoening, dat ik mijn plicht gedaan en gesproken heb, zooals ik meende te moeten spreken. Want zoo ergens, dan voorzeker hier moet altijd en onder alle omstandigheden de eerste regel zijn salus rei publicae suprema lex." Niettegenstaande de inteekenljjst voor de twee in de sociëteit V. O. V. te geven con certen nog niet den voldoenden waarborg op levert, is toch besloten het concert, op Woensdag avond a. s. te geven door de stafmuziek van het 8e regiment infanterie, te Arnhem, onder directie van den heer J. A. Kwast, te doen doorgaan. Voor Goes, voor zijne bewoners en die zijner omstreken, voor ons zeiven verheugen wp ons daaroveren wp hopen, dat zij, die het nog bestaand tekort voor hunne rekening namen in de verwachting, dat ook dit wel zeu aangevuld worden, niet beschaamd mogen worden. Zoo iets goeds te kunnen hooren is te zeldzaam, dan dat niet alle liefhebbers van muziek van die gelegenheid zouden profiteeren. Onze burgerij geve ook tevens door hare komst een bewijs van waardeering aan de directie der sociëteit,die zoo welwillend is de lokalen en den tuin voor haar open te stellen, om ook haar in de gelegenheid te stellen, dit elders zoo ge waardeerd muziekkorps te hooren. Bp de firma F. Kleeuwens fy Zoon alhier bestaat nu tot Maandagavond gelegenheid om op de lijst nog te teekenen, tegen /0,75 per concert, terwijl tot Woensdagmorgen 12 uren bij dezelfde firma, tegen denzelfden prijs, toe gangskaarten zijn te bekomen, die echter 's avonds aan het bureau voor niet-leden der sociëteitƒ1 kosten. Het is dus in hun belang zich vóór dien tijd van toegangskaarten te voorzien. De leden der sociëteit met hunne dames hebben echter aan het bureau geen hooger toegangs prijs te betalen. Hoedekeuslterke. Omtrent den teKwa- dendamme gepleegden diefstal in de R. C. kerk kan worden gemeld, dat 't door de ijverige bemoeiingen van den majoor-titulair Verdouio gelukt is de daders op te sporen. De toedracht der zaak moet ongeveer als volgt zijn geweest: Door twee kerkmeesters werd Zaterdag de offerkist, bevattende rnim f 25, gemist. Op bericht daarvan deed de justitie uit Middelburg onderzoek, doch te vergeefs. Woensdag gaf de pastoor echter aan den brigadier kennis, dat de offerkist was gevonden en wel in een tarweveld tegenover de kerk. Bp onderzoek bleek, dat er nog eenige centen in waren, en het vermoeden viel toen op de schooljongens. Bij een door den pastoor enden brigadier in gesteld onderzoek van uit het koor der kerk zagen zp bij het uitgaan der school, dat alle kinderen huiswaarts gingen met uitzondering van zekere F. en M. De P., oud 9 en 7 jaren, wonende onder Baarland, die in de school langs de kerklaan kropen en in de tarwe gingen zoeken. Daar moeten zij toen betrapt zpn geworden door den brigadier, die den oudsten vastgreep, terwijl de jongste 't op een loopen zette. Later is deze ook opgespoord, en beiden moeten volledig bekend hebbeD, dat zp te zamen op Woensdag 26 Juni de kist hebben wegge nomen, met een gebroken mes een gat erin hebben gemaakt en daaruit dageijjks een aantal centen namen, die zp bij verschillende winkeliers en kramers, bij gelegenheid der ker mis, hebben versnoept. Er moet door verschil lende getuigen zijn bevestigd, dat de kleine ondeugden gedurende de laatste 7 dagen ont zaggelijk veel centen hebben versnoept. In de kist, die in beslag is genomen, bevond zich nog ruim f 16. Borssele. In de laatstgehouden vergade ring van Ingelanden van den polder Borssele is besloten de gewone jaarlpksche subsidie voor onderhoud van wegen, die vroeger door het middel van straten en wegen werd genoten, voor het loopende jaar niet aan de gemeente te verleenen. De heer M. C. De B., te Yerseke, ont ving Vrijdag den 14n Juni kennisgeving van het station Krniningen, dat aldaar een pak voor hem was aangekomen. Den volgenden morgen liet hp dit door den postbode meêbrengen, maar bemerkte bp ontvangst, dat er 2 meters kleedjesstof ontbraken. Het pak was afkomstig van het magazijn »Le Printemps", te Parps, door het huis van rëexpeditie van genoemd magazijn te Roosendaal nagezien en de inhoud accoord bevonden. De heer De B. bemerkte bij ontvangst da delijk, dat het pak open geweest was, daar het niet was dichtgemaakt zooals hij dit van het bewuste magazijn gewoon is. Volgens al die

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1878 | | pagina 1