1878. N°. 61. Donderdag 23 Mei. 65ste Jaargang. Berchta es. Mathilde,u) ZWAKHEID VAN REN GROOT MAN. Mengelwerk. een verhaal uit de dagen der eerste Evangelieprediking in Zeeland, D. MOOJEN x. 0FFIC1EELE MEDEDEEÜNGEN. (il)ËSCHE l>e uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en V rijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als bniten Goes, 1.76. Afzonderlijke nommers 5 et., met bijblad 10 et. COURANT. Gewone advertentiën worden a 10 et. per regel geplaatst. Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels a 1. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 et. By di recto opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend. Agenten voor het buitenland zijn: G. L. DAUBE Co., te Parijs. A. STEINER en HAASENSTEIN VOGLER, te Hamburg. In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren. Ieder mits hij niet geheel eu al verblind zij door geloofsdrijverij of vooringenomen tegen den persoon zal met leedwezen gelezen hebben hoe Duitschland's keizer, een der eer- en eerbied waardigste regeerende vorsten in Europa, bloot gestaan heeft aan het gevaar van te worden doodgeschoten, en zal zeker met vreugde de tijding hebben begroet, dat de aanslag is mis lukt. De krasse grijsaard, nog een van die Germaansehe figuren, waarop de Duitschers met recht trot8eh zijn, verdient zeker wel 't aller minst op zulk eene wijze te worden bejegend. Een man als keizer Wilhelm door zijne opvoeding te veel wellicht militair geworden, zooals trouwens het Kansche Dui'sehe volk heeft toch als mensch en vorst te veel deugden, te veel^oor zijn volk gedaan, dan dat er op zulk eene schandelijke wijze een eind aan zijn leven zou worden gemaakt. Nu echter 't gevaar zoo gunstig is gekeerd, heeft de aanslag ook weer zijne goede zijde gehad. De band tusschen vorst en volk is nauwer aangehaald de on telbare bewijzen van liefde en gehechtheid, den ke;zer bewezen, hebben hem kunnen over tuigen, welk een echoone plaats hij inneemt in de harten der Duitschers En hij is 't waard; hij verdient zeker, krachtig als hij is, nog meerdere levensjaren en iu ieder geval, dat hij op andere wijze sterve dan door de hand van een moordenaar. Hoe geheel verschillend is echter deze aanslag van dien, den 13 Juli 1874 op vorst Bismarck gepleegd Kullmann, de misdadiger in laatstge noemd gevalverklaarde bij zijn verhoor ten duidelijkste, dat hij Bismarck had willen ver moorden, „om de Duitsehe kerkwetten." Het was een uitvloeisel van zijne godsdienstige mee ning, waarin hij door een dweepziek geestelijke was versterkt, dat de rijkskanselier de kwade man was. Uit het verhoor is toen ook voldoende gebleken, dat Kullmann het werktuig was van eene partij, die zich gebelgd gevoelde door de houding, die de Duitsehe regeering op Bismarck's initiatief tegenover de eisehen der cleriealen had aangenome. Wij hebben in vele opzichten die houding niet kunnen goedkeuren, omdat wij sommige maatregelen o. a de Jezuïetenwet, in Juli 1872 afgekondigd, en waarbij de Jezuïeten werden verbannen - doelloos vonden. Er is im- door Welke macht bezat Barlof, dat hij deze vrouw kon doen sidderen Dat hij haar, voor wie allen bogen, aan wie allen gehoorzaamden, gedwee maakte als een lam nFulko," zei Barlof, nadat hij den uitslag van Fuiko's zending, de ontvluchting van Add ar d en de gevangenneming van Matltilde had vernomen, „ga naar mijn jjwoning, neem uit de kast die u bekend is, het groote zwaard, dat op den bodem ligt en breng bet hier. Haast u Fulko deed wat hem verzocht werd; een half uur later kwam hij terug en stelde het gevraagde Barlof ter hand. Toen Berchta voor Barlofs leger verscheen, lag de grijsaard naar het scheen levenloos. Maar nau welijks vernam hij het geritsel van haar kleed, of hij opende de oogen en scheen met nieuw leven bezield te worden. Fulko ging naar buiten. „Gij hebt mij gedreigd, Barlof begon Berchta, toen zij alleen waren. „Ja moeder Berchta, om uws zelfs wil en om den zoon uwer dochter." „Den zoon mijner dochter!" riep Berchta; „het is dus zooals ik vermoedde, gij hebt u door Fulko tot weekhartigheid laten verleiden en wilt mij nu dwingen tot hetzelfde jegens den Christen, omdat mers gebleken, dat men wel de personen maar niet den geest verbannen kan, den geest, die in anderen vorm en in audere personen wederkeert. Ook de Meiwetten van 1873 verbilferden meer dan dat zij tot geleidelijke onderwerping voeren zullen. Een moderne Pater Curci had op dat punt wellicht den grooten Bismarck wenken kun nen geven, die meer nut hadden gesticht. De man van ijzer en staal had misschien meer de fijnere diplomatie in toepassing kunnen brengen, 't Mocht dan ook niemand verwonderen, dat er een schot werd gelost, uit naam van de clericale partij, op den man, die velen op zulk eene al te krasse wijze griefde in hunne geloofsbeginselen Het is waar, 't getuigt van moed van den grooten man. om op zulk eene wijze voort te willen gaan, nu hij zelf eeumaal blo afstond aan een ini«daad, die hem 't leven had kunnen kosten; maar thans is teruggaan voor hem on mogelijk. Zwakheid was in onze oogen de eerste stapdien hij zette op den weg van kracht en geweld, om de Jezuïeten in hun woelen te fnuiken. Het was een bewijs van vrees, dat hunne beginselen zouden doordringen en de geschiedenis leert immers, dat verbanningen zoo weinig doel treffen, dat geweld slechts marte laren vormt en zaad levert voor nieuwe woe lingen Thans is het vorstelijk hoofd van het rijk bijna getroffen, en oogenblikkelijk zag men in een anderen hoek een dreigend spook, nu in de gedaante van de sociaal-democratie. Die partij, welke in Duitschland tegenwoordig het hoofd opsteekt, die in den Rijksdag ook zijne verte genwoordigers heeft, die zijne aanhangers telt onder groot en klein, in de geleerde zoowel als in de ongeletterde wereld, werd dadelijk verdacht van de hand te hebben in dezen aanslag. Het zou onmogelijk zijn hier juist de beginselen dier partij uiteen te zetten de weg, dien de aanhangers willen inslaan ter verbetering van het maatschappelijk kwaad en dat is er nog zooveel aan te wijzen is moeielijk duidelijk aan te geven hare beginselen zijn revolutionair, maar daarom nog niet altijd gevaarlijk. Men heeft wel is waar onder hare aanhangers drijvers, die tot erge uitersten zouden overgaan, als zij slechts konden, maar of nu in 't algemeen hun gevoelen is, dat het doel, waarnaar zij jagen, gediend zal worden door het vermoorden van hij de zoon mijner vervloekte dochter is. Dit had ik van u niet verwachtIk was bereid ook tot dit offer, gij mocht mij niet weerhouden de Goden eischten het; de eisch der Goden gaat boven alles „Gij vergist u," antwoordde Barlof, Adelard is uw kleinzoon niet." „Hij zelf heeft mij het tegendeel gezegd, gister avond in zijn gevangenis." „En wie zegt u," ging Barlof voort, zonder op Berchta's gezegde acht te slaan, „dat ik u uit weekhartigheid aan uw plichten jegens de Goden wil onttrekken Herkent gij dit zwaard vroeg hij, terwijl hij van achter zich het zwaard dat Fulko uit zijn woning gehaald gehad, te voorschijn haalde. Berchta knikte. Er voer haar opnieuw een rilling door de leden „Welnu, ziet gij de roest vlekken hier aan de snede Deze zijn mij het onbedrieglijk teeken, dat de Goden verzoend zjjn. Gij hebt genoeg geboet. Toen ik nu vijftig jaren geleden mij door uwe tranen, gebeden en gelofte van boete liet verbidden, om de geschonden eer van mijn oom Walther Van den Brink, uw gemaal, niet openlijk aan u te wreken, heb ik dit zwaard met het vet van een aan Freir ten offer bestemd zwijn zorgvuldig bestreken. Thans, zie Berchta is de scherpte verstompt; het zwaard, het heilige zwaard, dat ik voor u en den stoet van genoodigden uitdroeg op uwen huwelijksdag, is onbruikbaar geworden De Goden hebben gesproken. Uw schuld is geboetzoo gij ooit schuldig geweest zijt." „Ik was schuldig," antwoordde Berchta, „maar niet in die mate als gij vermoeddet. Ik was het in mijn hart, want ik had den Frankischen priester lief, meer dan mijn gemaal, maar de goede Hulda redde mij, dooru. Maar Mathilde, mijne dochter, was ook het kind van Walther Van den Brink een keizer Wilhelm, gelooven wij niet. Zij weten ook zeer goed, dat er dadelijk een ander koning- keizer gereed is den troon te bestijgen. Maar wee den wolf, die in een kwaad ge rucht slaat! Nu een nieteling - een man als een Ilödel, een persoon, die voor de maatscnappij niets dan ballast is, die, om slechts geld te krijgen, allerlei middelen heeft aangewend, die zelfs zijne eigen ouders daartoe heeft bestolen, en op lOjarigeu leeftijd reeds in een gesticht voor verwaarloosde kinderen werd opgenomen, omdat hij zich meermalen aan diefstal schuldig maakte - de laagheid begaat op den keizer te schieten, worden de sociaal-democraten voor de misdadigers gehouden. En Hödel verklaarde zelf tot geen partij te behooren; de Christelijke socialisten, voor wie hij ook eenmaal werkte om het geld, joegen hem weg; hij blijkt een speculant te zijn van laag karakter. En toch wordt er niet eens gewacht met het nemen van maatregelen voor het vervolg, totdat het verhoor van den dader is afgeloopen, waaruit de noodzakelijkheid daarvan moet blij ken. Dadelijk moest een partij getroffen wor den en geen andere kon het zijn dan die der sociaal-democraten. Daarin beging vorst Bismarck weer eene zwakheid. Hij toch was de eerste, die bevel gaf, om een wetsontwerp samen te stellen ter bestrijding vaD het socialisme, dat nu reeds na eenige wijziging door den Bonds raad is goedgekeurd, en den Rijksdag heeft bereikt. Er is echter alle kans, dat zijne leden zich niet zoo gemakkelijk zullen laten vinden, - als de Pruisische vertegenwoordiging indertijd met de Meiwetten om zulk een ontwerp goed te keuren. Het ware te wenschen Het eerste aitikel van het ontwerp, dat luidt „Geschriften en vereenigingen ter bevordering van het doel van het socialisme kunnen door den Bondsraad worden verboden" is zoo "rek baar, levert zulk een groot gevaar op voor al lerlei misbruiken, en zal ter bepaling van de juiste grenzen zulk een gevaarlijk wapen in de handen van enkelen zijn, dat verwerping alles zins weuschelijk is. De eerste opgewondenheid schijnt dan ook geweken zou vorst Bismarck eerst zelf het ontwerp verdedigen en de Rijksdag bij niet-aauneming ontbonden worden, dit alles zal nu niet plaats hebben. Want wat eenmaal Von Koppen zong als profetie en tevens als lof op Von Bismarck, mijn echtgenoot." „Thans geloof ik u hernam Barlof„en dit zwaard dat vijftig jaren lang in mijn hand een bedreiging was voor uw leven en uw eer als vrouw, zal heden vernietigd worden." „Ik dank u, Barlof!" zeide Berchta. „Maar bo venal u, onsterfelijke Goden ging zjj voort met verheffing van stem, terwijl zij haar van vreugde en dankbaarheid stralende oogen naar boven sloeg, „ik zie thansdat gij rechtvaardig zijt." „Maar ik heb uwe vergiffenis nog noodig vrouw Berchta," begon Barlof opnieuw, „omdat ik steeds voor u heb geheim gehouden, wat ik u thans ga openbaren. Gij waant, dat Adelard uw kleinzoon is, dit is zoo niet. „Toen uw dochter Mathilde tot het christendom was overgegaan en met den Frank, waarmee zij heimelijk gehuwd was, moest vluchten, kwam zij in wanhoop tot mij, daar gij haar hadt vervloekt, en vertrouwde mij haar kind toe. In denzelfden strijd waarin de Franken toen geslagen werden, sneuvelde Beinard, een vrjjgelatene mijns broeders; zijn vrouw bracht kort na zijnen dood een zoon ter wereld; zij stierf weinige dagen na de geboorte van dit kind. „Eenige maanden later verscheen er een Frank in onze woning hij zeide gezonden te zijn door Mathilde en eischte mij haar kind af. De kleine, die wij Fulko genoemd haddenwas ons mijn broeder, zijn vrouw en mij, intusschen lief geworden. Zoo wij hem afstonden, zou hij een Frank en chris ten worden en hij was toch van ons bloed hij was uw kleinzoon en dus van moederszijde eeu Suevische adeling, al was zijn vader dan een Frank. Wij bedrogen den man en gaven hem het kind van Beinhurd. wiens levensbeschrijver hij is: „Blühe, du Deutsches Reich, Wachse der Eiche gleich Kraftvoll und hehr; Friede beglücke dich, Freiheit erquicke dich, Herrlichkeit schmücke dich Vom Fels zum Meer zou wel eens een wanklank in de ooren der Duitschers kunnen worden, waar zij, om een misstap van enkelen, door wetten en dwang gelijk onmondige kinderen steeds moeten ge kneveld worden. Elke maatregel, genomen tegen de sociaal democraten, nog wel om zulk een feit, dat ge heel buiten hen staat, verbittert en vereenigt hen des te meer. 1 e vrijheid aan banden te leggen kan niet anders dan de goedgezinden tot tegenweêr en de kwaadwilligen tot list prik kelen, zoodat het doel toch niet wordt bereikt. Waar de groote man bij zulke daden zijne kracht zoeken gaat in dergelijke maatregelen, daar begaat hij in onze oogen eene zwakheid, gevaarlijk voor zijn rijk. Slechts bittere vruch ten kan hij daarvan plukken, zoowel voor zijn volk als voor zichzelven, want op die wijze zal hij zijn roem overleven. En daarvoor heeft hij een te schoon verleden achter zich. In Nederland zou hij nog kunnen leeren, hoe langs den geleidelijken weg van ontwikke ling, en vooral door vrijheid te laten, men het minst bevreesd behoeft te zijn voor uitspattingen. Dwang alleen brouwt zulk een onheil. Bödels schot heeft niet geraakt, maar wordt het ontwerp, nu ingediend, tot wet verheven, dan zou er wel eens een bres geschoten kunnen worden in de vrijheid der Duitsehe burgers, welke later moeielijk weer te herstellen zou zijn. Bloei, o Duitseh rijk, groei als de eik, krachtig en verheven. Vrede schenke u welvaart, vrijheid, geluk, heerlijk moogt gij pralen van den bergrug tot de zee I De Rijkscommissie voor de examens ter verkrijging van een diploma als stuurman aan boord van koop vaardijschepen zal, aanvangende den Uden Juni, zitting houden te Groningen, Zij, die tot eeu der examens wenschen toegelaten te worden, moeten hiervan voor 4 Juni schriftelijk en vrachtvrij aan den voorzitter der commissie kennis geven. De voorwaarden van aan melding worden medegedeeld in de Staats-courant van 22 dezer. „Ongetwijfeld is Adelard dit kind; Fulko Van den Brink, de aangenomen zoon mijns overleden broe ders is uw kleinzoon." „Het was dan de stem des bloeds die in mij sprak," zeide Berchta, „als ik dit kind immer zoo genegen was. Maar met welk een blijdschap ik dit alles van u zou vernomen hebben vóór twee jaren, toen Fulko nog getrouw was aan de Goden, thans laat mij dit koel. Uw bedrog heeft niet veel gebaat, want ook Fulko is christen." „Helaas!" antwoordde Barlof, „maar ik heb nog eenige hoop hem terug te brengen tot het geloof aan de onsterfelijke Goden, O, dat hij juist door Beinhard's zoon, het kind, waarmee wij het be drog pleegden, tot afval moest worden gebracht!" „De Goden zijn rechtvaardig," sprak Berchta. „Maar waartoe," vroeg zjj, „mij dit alles juist heden geopenbaard, nu de strijd tegen de belagers onzer vrjjheid en van de eer onzer Goden aanstaande is „Omdat ik misschien aan mijn wonde zal ster ven en niet wil, dat een ander in de rechten van uw kleinzoon tredeFulko zij dan christen of wodansdienaar. Maar bovendien hij heeft een zoon en dit kind zal, hoop ik, in de oude leer worden opgevoed, want Sigyna zijn moeder is van haar dwaalweg teruggebrachtnSigynaf riep Berchta spottend, „morgen, wellicht nog heden, bidt zij weder tot den gekruiste." „Gij kunt gelijk hebben, maar we zullen het trachten te voorkomen, door haar te doen zweren, dat zij Wolfard geen christen zal laten worden." „Het is te beproeven," hervatte Berchta, „ik zal haar vragen hier te komen." Berchta ging naar buiten en kwam een oogen- blik daarna met Sigyna terug.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1878 | | pagina 1