1878. N°. 58. Donderdag 16 Mei. Licht, lucht: leven! Berchta en Mathilda,S1) Mengelwerk. een verhaal uit de dagen der eerste Evangelieprediking in Zeeland, D. MOOJEN. OFFICIEELE MEDEDEELINGRN. GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.75. Afzonderlijke nommers 5 ct., toet bijblad 10 ct. COURANT. Gewone advertentiën worden a 10 ct. per regel geplaatBt. Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen van 18 regels a 1. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 ct. By d irecte opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend. Agenten voor het buitenland zijn: G. L. DAUBE Co., te Parijs. A. STEINER en HAA8ENSTEIN VOGLER, te Hamburg. In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren. Zou 't waar zijn Zou de vriendelijke lieve zon zulk. een grooten invloed op ons ineuschen hebben De couranten zij zeggen immers zooveel de geruchten en praatjes kan men bij duizen den tellen, en wie weet welke spotvogel ver zonnen heeft om te beweren, dat de Amster- damsche politie 't met een statistiek zou kunnen bewijzen, hoe bij somber weêr de meeste pro cessen-verbaal wegens lasteren beleediging moe ten worden opgemaakt. Maar zoodra het vroo- lijke, vriendelijke zonlicht zich weder vertoont, worden de tnenscben beter schelden en lasteren ten minste doen zij dan oneindig veel minder. Zoo zegt men althans. En wij, wij twijfelen geen oogenblik aan de waarheid van die mededeeling, wat betreft de grondslagen waarop zij rust. Geen statistiek hebben wij daarvoor noodig van eene Amster- damsche politie, al is ons elk bewijs ervoor te aangenamer want het rijke menschenle- ven ligt daar voor ons om te getuigenwat De Géneetet zoo schoon beschrijft in zijn Mooi- weêrslied n'k Was huivrig kil - En somber stil, Wel zeven lange dagen, Het was ook triestig in mijn hart Daar hiug een lucht vol zorg en smart: Er huilden gure vlagen. //Ik had geen lust Eu vond geen rust: 'k Was treurig, of daarbinnen Een booze geest had uitgestrooid, Dat 's Hemels blijde zonne nooit Weer de aarde zou beminnen. z/Nu wekt haar gloed, In mijn gemoed, Een vreugd niet uit te spreken 't Is of er bloemen open gaan, En lentenachtegalen slaan, En strakke windelen breken. //'tis of mijn hart Betooverd werd Waar vloden al mijn zorgen Weer heb ik iets van 't vroolijk kind, Die 't leven zag, in rozentint, Een korten, blijden morgen. door VIII. Mathilde zat gedurende den offermaaltijd in haar kamertje, vol hoop en vertrouwen dat er door de kracht van het kruisbeeld een of ander wonder zou geschieden en de heidensche plechtigheid verhinderd worden. Haar vertrouwen werd echter bitter teleurgesteld, want tusschen de ijzeren traliën door zag zij by het spookachtig en grillig licht der offervuren en flambouwendat de offermaaltijd aanving en zonder stoornis werd voortgezet. Zij zag, hoe de priesters naar den toren kwamen en hoorde, dat vrouw Berchta de trappen afkwam. Zij zag de wichelares, van de beide priesters gevolgd, zich naar de offerplaats begeven, en kon bij de heerschende stilte duidelijk haar stem hooren. «Groote God der christenen H. Jezus bad de ontstelde maagd, «is dan uw macht verkort? Is Wodan dan sterker dan Gij Is het dan niet waar, wat Adelard en de H. Eligius gezegd hebben, dat het kruis van Christus alle heidensche goden overwint? »En zoo straks zal Berchta het bevel geven den gevangene naar de offerplaats te geleiden, en als ook dan C hristus niet helpt, danDan zal «Mijn harpe beeft, Mijn harte leeft Een zalig liefdeleven Daar, wie mij griefde, daar, mijn hand! En neem mijn liefste bloem teu pand, Dat ik u heb vergeven." Of weet gij 't niet, hoe bij triestig weêr het ook in uw binnenste somber is, en de kleinste kleinigheid u aanleiding geeft tot morren; hoe gij alles zwaar tilt, en het geringste u een berg toeschijnt Maar breekt de lieve zon door, dan is 't of bij hare eerste stralen een zware steen u van 't hart wordt gewenteld. Gij ademt ruimer en vrijer, gij gevoelt u opgewekter eu blijder, gij zijt vroolijker en minder somber gestemd. En voor die lieve zon wijkt ook de laster; geen wonder, want slechts in een sombere, mis tige, natte atmosfeer kan die tieren De lasteraars, zij vlieden waar licht en warmte is, dat behoeft niet bewezen te worden. Ons hart is ontvan kelijk voor bet goedeeen donkere schaduw kan er haar invloed doen gelden, maar is die verdwenen, dan is 't mensehdotn zoo slecht niet, en tot liefde en verdraagzaamheid geneigd. Zoo i3 't verschijnsel, in de hoofdstad van ons land waargenomen, voor ons een axioma. Vereeren wij de lieve zon als de bodin van licht, warmte en liefde 1 Maar er is nog een machtige factor om ons tot vroolijkheid te stemmen, om ons vrede te doen hebben met ons lot, om ons te verzoenen met de menscben en den laster te verdrijven. Het is de frissche lucht. Sluit u op iu uwe kamer, doet dit dagen achtereen, of slechts éen dag en gij be merkt reeds bij u zeiven den invloed, dien de atmosfeer, waarin gij verkeert, op uwe stem ming, op uw gemoedstoestand heeft. Zwaar moedigheid overvalt u en niets zal in uwe oogen goed zijn. Maar opent dan uw vensterlaat de frissche lucht stroomen door uw vertrek, ademt haar in met volle teugen, en gij zijt genezen van uw sombere kwaal. Ook onzuivere lucht is de bron voor allerlei kwalen, zoowel voor lichaam als geest. Licht en lucht waar die ontbreken, is goed leven on mogelijk. Stoot dan open uw huizen, maakt ruimte voor die groote geneesmeesters bij huu binnentreden Adelard, wani hij is het gewisgeslacht wordenEn ik zal dat moeten aanzien, wer keloos, zonder iets ter zijner redding te beproeven Neen, neen! Ha, de kans is schoon! Berchta is daar ginds, ik weet den weg, ik zal Adelard redden Kom Haastig snelde zij de trap op, ging in 't duister door Berchta's kamer, opende de deur die toegang tot de steenen trap gaf, welke naar Adelards gevangenis leiddeging deze trap af en stond binnen weinige minuten voor de deur van de ge vangenkamer. Zacht schoof zij de zware grendels weg, opende de deur en zeide fluisterend: «Adelard Geen antwoord. Zij luisterde eenige seconden met ingehouden adem en hoorde toen, terwijl het ge schreeuw en geschal op de offerplaats een oogen blik ophielden, de rustige ademhaling van een sla pende. Zij trad een paar schreden het vertrek in en zeide nog eens, maar wat luider Adelard f' "Wie roept mij gaf de gevangene ten antwoord. »Ik kom u redden, sta op zei Mathilde. «Wie zijt gij Een engel uit den hemel Maar ik zie u niethernam Adelard. «Ik ben Mathilda en kom u van den dood redden, maar haast u!" Mathilde gij De dochter van Swinda, die ik het kruisbeeld gaf, door den H. Eligius zelf vervaardigd vroeg de gevangene. «Ja, die ben ik." «Hoe komt gij hier «Vraag mij niets, daartoe is thans geen tijd; zoo gij langer toeft, wacht u de offerdood." «Dat weet ik, maar hoe weet gij het?" vroeg Adelard. «Ik heb het de wichelaresse hooren zeggen en ieder oogenblik kan men u bomen halen, reeds wijken de ziekten, en worden de bleeke wangen gekleurd Dit moest algemeen meer worden erkend. Die dompige, vochtige spelonken, die men hui zen gelieft te noemen, maar waar nooit de frissche tucht bionenkomt of de lieve zon nooit hare stralen kan werpen, om die kille atmosfeer eens te verwarmen,zij moesten verdwijnen. Onnoodig is 't niet, dat daarop eens worde gewezenonnoodig is 't niet, dat wij belang stellenden eens herinneren aan het krachtig plei dooi van dr. M. J. Godefroi in No. 9 van de «Stemmen over staatkundige eu maatschappelijke vraagsf.ukkeu", eerste jaargang. Iu zijn stuk over „Onze kennis van den aard en het wezen der smetstoffenroept hij 't Burgemeesters en Wethouders van de verschillende gemeenten in ons vaderland toe, dat zij op die spelonken een geregeld toezicht moesten doen houden. En dati8 waar. De volksgezondheid niet alleen, ook de volkszedelijkheid, wat het lichaam, zoo wel als wat den geest en het hart aangaat, zouden er veel bij winnen. De Amsterdamsche politie zegt 't ons, dat eene warme en vriendelijke lucht ondeugden verbant. En de ervaring herhaalt die getuigenis dagelijks. Licht en lucht, wij laten ze binnen zij ver warmen ons hart, zij verruimen ons gemoed. Maar tevens, wanneer zij bij ons zijn, dan garen wij van hunne goede gaven zooveel mogelijk op, om ook in sombere dagen, als een van beiden ons verlaat, voorraad ervan te bezitten. Die sombere dagen in ods gemoed al schijnt zelfs de zon, al is de lucht oubeueveld komen er toch immers voor ieder onzer zoovele Wie ze niet kent, hij zegge gerust de proef school des levens nooit te hebben doorloopen Maar wie ze heeft gekend, hij weet ook hoe in zulke dagen er juist meer plaats in ons hart is voor wrevel en haat, dan voor liefde. Dan hebben wij behoefte aan licht en lucht j licht, helder en klaar, lucht, al dienen wij te waken voor luchthartigheid. Zou 't zonde zijn daarnaar te jagen iu alle omstandigheden Neen, naar onze meening niet. De ernstige zijde van het leven behoeft daarom niet prijs gegeven te worden, zij zal zich nog genoeg doen gevoelen. Maar waar wij streven naar het licht der op geruimdheid, naar de ware vroolijkheid, daar zijn wij overtuigd dat er in onze harten min der plaats is voor laster en haat, daar zal de kom mee dus en spoedig." «Ik sliep zoo gerust en droomde mij gelukkig en thans komt gij mij wekken om opnieuw den strijd tegen 't heidendom te beginnen. Hoe gaarne zou ik den marteldood ondergaan zoo Christus mij die eere waardig keurde Maar dit zou te groot eene eere zijn voor mij, die nog zoo weinig gedaan heb. Welnu, ik onderwerp mij aan Zijn wil. Er is nog veel te doen. Ik ga mee Mathilde maar ontdoe mij van deze banden, die mijn handen en voeten pijn doen en mij beletten op te staan." «Hoe! vroeg Mathilde, «heeft men ook uwe voeten gebonden «Men scheen nog al prijs op mij te stellen," antwoordde Adelard ietwat spottend. Mathilde trad op hem toe, en het gelukte haar na eenige inspanning het touw van den ring los te maken. «Kom, zeide zij, nu voortt" Adelard kon nu de voeton bewegen, ofschoon nog zeer moeilijk. Zij greep hem by den arm en voerde hem de trap opDe deur van 't gevangenhok grendelde zij weder. Op de kamer van Berchta gekomen zocht en vond zij een mes, waarmede ze Adelard van zijn hand- en voetboeien bevrijdde. Binnen weinige minuten stonden zjj nu bij de deur aan de noordzijde van den toren. Mathilde opende en sprak «Haast u thans Adelard, gij kunt nu ge makkelijk ontvluchten. Loop van hier rechtuit naar de gracht, sla dan links om en neem uw weg onder gindsche olmen daar. Zoo komt gij bij de poort, die zeer zeker thans onbewaakt is, daar allen aan het offerfeest deelnemen. Buiten de poort weet gij den weg, niet waar «O jaantwoordde Ade lard «maar gijgaat gij niet mede Gij kunt nagalm vau De Génestet's «mooi—weerslied" ook in ons binnenste weerklinken daar zullen wij hen, die ons beleedigden, te eerder toeroepen ffDaardaar mijn hand, En neem mijo liefste bloem ten pand, Dat ik u heb vergeven." Genieten wij daarom 't rijke menscheuleven zooveel wij kunnen, mits 't slechts ons en an deren niet benadeele. Geen sombere gezichten, maar een open gelaat geen terneergeslagen oogenmaar heldere kijkersdie een ieder durven aanziengeen temende stem, maar een hartelijke gulle lach geen houding die getuigt, dat wij slechts tegen onzeu zin hier op de schoone aarde rondwandelen, neen,frisch en vroolijk gaan wij over die lachende aarde, die zooveel schoons bevat Opent dan de vensters van uw gemoed voor het licht der ware vroolijkheid, zonder te ver geten dat wij menschen zijn. Werkea wij al len mede om dat licht te outsteken, door aan gepaste vermaken deel te nemen, en door te hel pen ze in 't leven te roepen. Wij, Nederlanders, zijn zeer flegmatiek, en bij onze buren de Belgen zouden wij nog wel een lesje kunnen nemen. Daar struikelt men niet zoo vaak bij het organiseeren van gepaste vermaken over het struikelblok van fatsoen en étiquettedaar werkt rijk en arm mee om zelf een werkzaam deel te nemen aan hetgeen strekken kan tot ouderling genoegen en veredeling op kunstgebied. Waarom kunnen ook wij dat niet doenvoor zoover de tijd ons dat veroorlooft P Laten wij ons niet storen aan verouderde ideeën omtrent fatsoen, en lachen wij hen uit, die zich laten rijgen in zulk een keurslijf. Zij hebben door hunne somberheid meer gelegenheid tot lasteren wij hebben daarvoor geen tijd. Wij jagen naar licht en lucht, want dan eerst leven wij. Bij kon. besluit is kapitein G. L. Sterk, van het 4e reg. inf., op non activiteit gesteld, in afwachting dat omtrent hem nader zal worden beschikt. Tot ultimo Juli 1879 is de gelegenheid geopend ▼oor acht stndenten om te worden aangenomen ter op leiding tot off. van gez. 2e kl. bij het Nederlandsch In dische leger. Aan die betrekking is bij aankomst in Nederlandscb-Iridië verbonden een vast jaarlijksch in komen van ƒ3660, benevens vr:je woning of indemniteit voor huishuur, ten bedrage van 480 tot/840 sjaurs, naar gelang der garnizoenplaats. hier niet blijven, Mathilde, want als men mij straks mist, zal men u daarvoor straffen, en God en alle heiligen mogen verhoeden, dat ik mijn leven zou redden ten koste van het uwe." «Geen nood," antwoordde Mathilde, «vrees niets voor mijvrouw Berchta is mij genegen, zij zal mij niet straffen, en ook mijn vader zal wel daar ginds bij den offermaaltijd zijn hij zal niet toe staan, dat zijne kleine Mathilde leed wordt aan gedaan." Zij wendde in hare edelmoedigheid een gerustheid voor, die ze niet bezat. «Neen, neen 1" hernam Adelard, ga mee naar het Frankisch leger, dat in aantocht is. Onder mijn bescherming zijt ge daar veilig. Gij gelooft immers nog in Christus, niet waar?" Mathilde knikte toestemmend. «Welnu, kom dan mee, uwe heidensche stam- genooten zullen u gewisselijk dooden. Adelardik ga niet met u mede hervatte Mathilde; «door met u te vluchten, zou mijn goede naam geschonden zijn bij mijn volk, en liever dan dittrotseer ik den toorn van Berchta en alle offerpriesters. Maar verontrust u niet over mij, en draal niet langer, ieder oogenblik vermeerdert het gevaar. Ga nu en bid voor mij, Christus zal ook mij redden als Hij wil." Mathildeedelmoedig en heldhaftig meisje uw geloof is grooter dan het mijne ik zal gaan en niet alleen voor u bidden, maar u ook pogen te redden. Met Gods hulpe ben ik spoedig terug. Vaarwell" Hij drukte haar de hand teu afscheid en verdween in de duisternis.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1878 | | pagina 1