Zaterdag 30 Maart.
65sle Jaargang.
BercMa en MatMlde,2)
Zij, die zich tegen 1 April op de GOESCHE
COURANT abonneeren, ontvangen dit en
het vorige nommer kosteloos.
MIDDELBAAR ONDERWIJS.
Eenige opmerkingen omlrent de
aanhangige onderwijswet.
Mengelwerk.
een verhaal uit de dagen der eerste
Evangelieprediking in Zeeland,
MOOJEN.
D.
GOES, 29 MAART 1878.
GOESCHE
Ge uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
COURANT.
Gewone advertentiën worden a 10 ct. per regel geplaatst.
Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen van 18 regels a 1.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 1 regels bedragende en contant betaald, 20 ct.
By di recte opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend.
Agenten voor het buitenland zijn: G. L. DAUBE Co., te Parijs. A, STEINER en HAASENSTEIN VOGLER, te Hamburg.
In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau vaiu2HJGH YAN DITMAR, en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren.*?
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
brengen ter algemeene kennis, dat het Overgangs
examen der leerlingen van de Burgeravondschool
in het openbaar zal gehouden worden in het schoolge
bouw, op Zaterdag den 30 Maart e. kvolgens onder
staand programma.
Eerste klasse
9 10 uur Natuurlijke geschiedenis; 1011
Wiskunde.
Tweede klasse
11111/2 uur Wiskunde11 J/a 12 Nederland-
tche taal; 1212Va Geschiedenis en Aardrijks
kunde.
Derde klasse
1 */a2 Geschiedenis 221/a Wiskunde 2 Va3
Scheikunde; 33*/s Staathuishoudkunde,
en noodigen de ouders en betrekkingen der leerlingen
en voorts alle belangstellenden tot bijwoning van dit
examen uit.
Goes, den 28 Maart 1878.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
Een der eerste eischen, die wij stelden aan
eene nieuwe regeling van de onderwijswet, was
deze: meer onafhankelijkheid te verschaffen een
de onderwij ers, hun stand te verheffen, en hen
te plaatsen in eene onafhankelijke positie te
genover zoo menig kleingeestig gemeentebestuur,
dat hen nog meer beschouwt als een lastpost
dan als vertegenwoordigers van een stand,
waarvan de toekomst van een gansch geslacht
afhangt. In de memorie van toelichting geett
de Minister ook zelf dat idee aan, waar hij
schrijft, dat er tweeërlei gevorderd wordt, zal
de staat zich van zijn grondwettigen plicht
kwijten, en wel: de gepaste maatregelen moeten
worden getroffen om zich het voortdurend bezit, te
verzekeren van een onderwijzersstand, bekwaam om
waardiglijk zijne roeping in de maatschppij
te vervullen en overal moeten waarlijk bruikbare
scholen gevestigd en onderhouden worden
Aan die waardigheid nu wordt door den Mi
nister lang niet op alle punten te hulp gekomen,
door de onderwijzers onafhankelijk te maken.
door
li.
Het was winter. Rustig en kil was het aan
den zoom van het woud van Gusala in het land der
Sueven. De stralen van de naar het westen nei
gende maansikkel schoten tusschen de takken der
ontbladerde eiken en beuken door, en alzoo ver
licht, vertoonden zij zich in hun sneeuwen kleed
nog forscher en reusachtiger tegen den met ster
ren bezaaiden hemel. De blanke sneeuw, waar
mede de aarde bedekt was, scheen de donkergrauwe
kleur der knoestige stammen zwart te maken, en
de kille ademtocht, die zachtkens van uit het Noord
oosten door het woud suisde, gaf aan dit dood-
sche tafereel een bezieling, die onbeschrijfelijke
gewaarwordingen verwekte in 't gemoed van den
rustigen aanschouwer; het klonk liefelijk en zacht
als de tonen van een Colusharpe, als het stille
gezang eener teedere moeder, dat een heilige bui
vering door de ziel joeg en hoogere dingen dan
de aardsche sprak.
Iets van deze uitwerking althans scheen dit
ruischen te maken in de ziel van een reeds
Aan hen worden tegenwoordig hooge eischen
gesteld, wat hunne bekwaamheden betreft. Hunne
ontwikkeling moet een standpunt bereiken zoo
hoog, dat zij vaak verre verheven zijn boven
een gansch dagelijksch testuur plus den ge
meenteraad en de schoolcommissie incluis van
zoo menige gemeente.
Dat er toezicht op hunne handelingen moet
zijn zal ieder erkennen, maar dat toezicht kan
geschieden zonder dat men de onderwijzers dit
op minder aangename wijze doet gevoelen, zoo
als in de volgende bepaling ligt opgesloten.
In art. 21 der wet b. v. laat de Minister het
onderwijzend personeel geheel buiten de quaestie
der regeling van schooltijden, vacantiën. de vast
stelling van het leerplan en van de bij het on
wijs te gebruiken boeken en de verdeeling der
school in klassen.
Een en andergescheidtalleen door burgemeester
en wethouders in overleg met den schoolop
ziener.
Hier stelt men dus de mannen van toezicht
zóo ver boven den onderwijzer, dat het zelfs
niet eens noodig gevonden wordt om hen bij
de onderwijzers inlichtingen te doen nemen.
En bij welke zaken dient het onderwijzend
personeel dan wel gehoord te worden, wanneer
het niet is bij de in art. 21 genoemde regelin
gen Wasechter de onafhankelijkheid der on
derwijzers vooral in gevaar brengen zalf is
hunne verhouding tegenover het gemeente
bestuur, waar dit ook de bepaling van hun
traktement nog in handen heeft. In de wet
wordt weer een minimum bepaald o a.
ƒ700 voor het hoofd der school en ƒ400
voor eiken anderen ouderwijzer. Eene verhoo
ging hangt waar een gemeentebestuur zich
slechts houdt aan het gestelde minimum geheel
af van de leden van dat bestuur. En men weet
't: waar men in financieële zaken de hand aan
't roer heeft, kan men sturen zooals men wil.
Menig onderwijzer, met het oog op financiëele
zorgen, buigt dan ter wille van zijn gezin voor
mannen, van wie hij geldelijken steun wenscht,
al staan die personen ook verre beneden hem
in ontwikkeling. Een onafhankelijk onderwijzer,
vooral in eene plattelandsgemeentekan een
zegen wezen voor de inwoners, waar hij tot voor
beeld van zelfstandigheid kan dienen en den
ouders ontzag inboezemen; hij kan dit niet, waar
hij vaak ter wille van het geld de domste
personen naar de oogen moet zien. Zijn prestige
moet daaronder lijden.
Het is waar de Regeering kan voor elke pro
vincie nog een afzonderlijk minimum bepalen,
bejaarde vrouwdie in het woud op eenige
schreden afstands van een reusachtigen beuk
stond. Zij was in een lang wit kleed ge
huld, dat tot op de voeten afhing en met een
gordel ou» de middel was bijeengebondenom het
hoofd had zij een doek geslagen, die ook haar
gelaat voor een deel bedekte. Een ruwe aarden
kruik met wijde opening had zij in de linker
hand. Reeds een lange wijle stond zij daar on
bewegelijk als een beeld, de oogen onafgewend op
de knoestige, met sneeuw Deladen takke* van den
beuk gericht. Maar toen de avondwind door de
takken suisde en ze zachtkens heen en weer be
woog, werd haar blik bezield zij hief de rechter
hand op en sprak: nik dank u, goede Hulda! dat
gij mijne bede verhoort en antwoord geeft." Dit
zeggende, schreed zij haastig naar den boom, zette
de kruik op den grond en den voet op de uit
stekende knoesten van den lagen stam. Zij greep
zich aan de onderste takken vast en terwijl de
noordoostenwind nog steeds zachtkens door den
boom bleef ruischen. greep zij de sneeuw bij han
den vol van de takken en vulde er haar kruik
mede. Toen deze vol was, omvatte zij den stam
met beide armen en zeide zachtkens«Goede
Hulda die over moeders en kinderen waakt, ik
dank u, dat Gij juist heden uwe donzige vlok
ken over de aarde en over uwe boomen hebt
gespreid." Zij liet nu den boom los, nam haar
kruik in de handen terwijl zij sprak«Kom, nu naar
vrouw Swinda, om haar en haar pas geboren zoon
te loven met Huida's gave," ging zij met vrij
maar de definitieve vaststelling van het traktement
der onderwijzers blijft toch steeds eene quaestie
van gemeentebesturen. Nu echter de gansche wet
in zich sluit het idee van gemeentezorg voor
het onderwijs, en het idee om de onderwijzers
rijksambtenaren te maken daarin niet wordt ge
huldigd, kunnen wij wel hier afkeuren, maar in
die richting geen verbetering aangeven. Wij
willen hopen, dat, wat wij in het belang van het
onderwijzend personeel achten, wat wij naar onze
innige overtuiging het eenige noodwendige middel
achten om tot eene verheffing van den onder
wijzersstand in het belang van het onder
wijs zelve te geraken: onderwijs uitsluitend
staatszorg, eenmaal verwezenlijkt mag worden
en dan liefst niet in al te verre toekomst.
De houding, in deze wet tegenoverde godsdien
stige begrippen vaD anderen aangenomen, is weer
even vaag als in de wet van 1857. Die eerbied,
verschuldigd aan de godsdienstige begrippen van
andersdenkenden, is in onze oogen een woord van
grooten klank, maar van weinig zin. Waarom die
gansche tirade niet weggelaten, en over de gods
dienstige quaestiën en quaestietjes want zij zijn
bij duizenden te tellen maar niet liever het stil
zwijgen bewaard?
Stel eens, dat in Amsterdam waar de
Mormonen thans hunne zendelingen laten prediken
eene familie tot dat geloof wordt bekeerd, en
hare jeugdige spruiten plaatsnemen op de banken
van eene openbare school. Dan zou een onderwij
zer, die zijn onderwijs dienstbaar maken moet
aan de opleiding der jeugd tot alle christelijke
en maatschappelijke deugden, in een moeielijke
positie zich bevinden. Trouwens: die christelijke
deugden zijn ook al zoo verschillend aan te
geven. Katholieken, christelijk-ger.-formeerden,
hervormden, aanhangers van de gemeente onder
het kruis - en wie weet welke sekten er nog meer
zijn zullen ieder eene afzonderlijke definitie
daarvan geven, terwijl de Israëlieten wel in
geen geval er op gesteld zullen zijn, dat hunne
kinderen in het onderwijs in die christelijke deug
den deelen. Zulk eene bepaling beduidt dus zoo
veel als niets, en kan slechts aanleiding geven
tot verwarring Het beschikbaar stellen van de
schoollokalen voor het geven van godsdienst
onderwijs is. om de zelfde redenen,'in onze oogen
ook een even gevaarlijk waagstuk.
Men late de kerk met hare eischen in de kerk;
de openbare school dient om aan de maatschap
pelijke eischen te voldoen.
Dat ook de leerplicht ons niet geschonken
wordt, betreuren wij evenzeer. De Minister stelt
haar niet voor. omdat zoo velen bezwaar hebben
haastigen tred onhoorbaar langs een smal voet
pad, dat buiten het bosch leidde.
De donkere slagschaduwen van de reusachtige
stammen, die het maanlicht afteekende op het reine
sneeuwbed, waaruit die stammen oprezen, begonnen
langzamerhand te verminderen, een bewijsdat zij
den zoom van 't bosch naderde.
Spoedig kwam zij nu aan een open vlakte,
waarop een boerenwoning stond door eenige ol
men omringd. Het huis, van vrij ruwe planken
gemaaktwas van een rieten dak voorzien. Het
bestond uit twee deelen, ongelijk in grootte ;het
grootere deel diende tot stalling voor het vee ,het
kleinere tot woning voor den eigenaar en zijn ge
zin. Nog weinig, dat tot gemak of geriefelijkheid
kon dienen, vond men in die woning. Op den
leemen vloer was stroo gespreid en wel met een
tweeledig doel vooreerst om de heksen, nikkers en
alle booze geesten te weren, en voorts voorde warmte.
Aan een soort van haard, waarboven zich echter
geen schoorsteen bevond, maar slechts een gat in
het lage dak, brandde een houtvuur. Er stonden
een tafel, een paar banken en eenige stoelen alles
van ruw hout vervaardigd. Aan den eenen zijwand
hing het jacht- en krijgsgereedschap van het hoofd
des gezins, boog, pijlenkoker, speer, zwaard en
strijdbijl, benevens het gewei van een hert en eenig
vischtuigaan de andere zijde waren een paar
planken aangebracht, die tot bergplaats dienden van
eenige ruwe potten en pannen.
Toen de vrouw, die wij buiten zagen, binnen
trad, zat de huisvader Rachinhard bij het vuur
tegen de openbare school. Maar onze eisch is
niet, dat de kindereu door dien leerplicht ge
dwongen zullen worden alleen de openbare school
te bezoeken, in geenen deele; wij verlangen slechts
dat zij daardoor genoodzaakt zullen worden on
derwijs zij 't ook op eene bijzondere school
te genieten.
En dan: tegen de vaccinatie had men ook
vele bezwaren; waarom wordt die dan nog ge
handhaafd Alleen ter wille van het algemeen
welzijnten behoeve waarvan ook wij gaarne
zagendat ieder gedwongen kon worden zich
een mate van kennis aan te schaffen, noodig
voor zijn volgend leven. En wil de Minister
het voordeel daarvan leeren kennen, hij bezoeke
den Wilhelminapolder, waar die leerplicht be
staat. Daar moet elk werkman zijne kinderen
school laten gaanen die kinderen mogen de
school niet verlaten, voor zij bewijzen hebben
gegeven, voldoende kennis te hebben verkregen.
Het gevolg is, dat men aan de minste arbeiders
werkzaamheden kan overlaten waarvoor men
op andere hoeven een aoder soort personeel
noodig heeft, en het werk algemeen er bij ge
baat wordt.
Aan die bezwaren hopen wij echter, dat bij
de behandeling der wet het onderling overleg
in de Kamer tegemoet mag komen.
Mejuffrouw Elize Baart zil a. s. Zater
dag bij de vereeniging Het Nederlandsch
tooneel" te Amsterdam debu eeren in het stnk,
dat Donderdag a. s. door het gezelschap van
den heer Driessens uit Antwerpen alhier zal
worden opgevoerd. Zy zal daarin de rol van
Yalentine" vervullen, welke hier zal gespeeld
worden door mevrouw Coryn-Oriessms.
Heiukeiiszaml. Verleden Zaterdag had
alhier op eenvoudige doch plechtige wijze de
begrafenis plaats van wijlen den heer Jacob
Van Duijoenbode, op éen na het oudste lid vau
den gemeenteraad, welke betrekking hij ruim
dertig jaren onafgebroken had bekleed
Het vervoer geschiedde van het sterfhuis
tot den toegang der begraafplaats per as door
den wagenaar, die den overledeue ongeveer een
veertigtal jaren als grossier had bediend, waarna
leden en oud-leden van den kerkeraad, waarin
de heer D. vele jaren zitting had, hem verder graf
waarts brachten. Intasschen hadden de leden
van den gemeenteraad zich aangesloten om
den overledene mede de laatste eer te helpen
bewijzen.
op een der ruwe stoelen. Hij was een man in de
kracht des levens. Het lichtblonde haar hing
hem in lange lokken bijna tot op de schouders;
zijn baard om de kin en op de wangen was af
geschoren, maar de lange knevels waren met zorg
opgestreken Op het hoofd had hij een ronde muts
en om de leden een kleed van Friesch laken, dat
met een lederen gordel om het midden des lichaams
was vastgebondenen zoo lang was dat het, nu hij
op een stoel zat, op den vloer hing. Zijn voeten
waren geschoeid met ruw lederen zolen, die met
riemen kruiselings om de beenen waren vastgemaakt.
In een hoek van dit verblijf zat een vrouw,
de huismoeder, op een strooleger, de gewone
slaapplaats. Zij had een pasgeboren kind in haar
armen, dat zij sussend heen en weer bewoog en
nu en dan kuste. In een anderen hoek lagen, even
eens op stroo, eenige kinderen rustig te slapen.
Op het oogenblik, dat de lage deur geopend
werd, hief Rachinhard het voorover gebogen hoofd
op en ziende, wie de binnenkomende was, stond hij
van zijn zetel op en groette haar met een hoofdbuiging.
«Dat Wodan en de goede Hulda u bescher
men!" zeide de .binnentredende.
De vrouw op haar strooleger verbleekte, toen
zij de welbekende stem van de andere hoorde.
Zij sloot de oogen, als waagde zij het niet de bin
nenkomende aan te zien, en klemde haar kind vas
ter tegen haar borst.
«Ha! zijt gij daar,vrouw Berchta riep Rachin
hard dank zij Wodam dat gij komt, ik heb zeer
naar u verlangd