1878. N". 10. 65"" Jaargang. KIESRECHT. POSTERIJEN. Verlrek dep brievenmail naar Oost-lndiè. Een huishoudelijk praatje. OFFICIEELE MEDEÜEEMIY. GOES, 21 JANUARI 1878. GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maanbag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als bniten Goes, 1.75. Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct. COURANT. Gewone advertentiën worden a 10 ct. per regel geplaatst... Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen van 18 regels a 1. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 ct. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Agenten voor het buitenland zijn: G. L. DAUBE Co., te Parijs. A. STEINER en HAASENSTEÏN YOGLER, te Hamburg. In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren. De BURGEMEESTER van GOES, gelet op de 2de alinea van art. 7 der wet van den 4 Juli 1850 (Staats blad no. 37), tot regeling van het KIESRECHT en de be noeming van afgevaardigden ter EERSTE en TWEEDE KAMER der STATEN-GENERAAL, noodigt de inge zetenen dezer gemeente uit, om, indien zij elders in de directe belastingen zijn aangeslagen, daarvan, voor den 15 Februari eerstkomende, ter secretarie der ge meente te doen blijken. Goes, den 19 Januari 1878. De Burgemeester voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. Via MAKSE1LLE, 25 Jan., 9.20 's morgens. De Fransche pakketbooten doen Riouw, Bank* en Palembang niet aan. Staat van brieven, verzonden door het post kantoor te Goes, waarvan de geadresseerden op de plaats van bestemming onbekend zijn. Over de 2e helft der maand December 1877. 1. Remies, Bergen op-Zoom. Van de Hulpkantoren: Colijnsplaaï, 2. P. D. Regt, Spieringweg 's-Heereniioek, 3. F. De Roos, Hulst. Kapelle, 4. J. Tolhoek, Ter Neuzen. Nieuwdorp, 5. J. Meulbroek, Koudekerke. Rekeningen. Onderwijs. Krediet. Een wenk aan 't adres der vereeniging voor Volksbelangen te Goes. Wij leven in een tijd van verschrikkingen of verrassingen. Het begin van een jaar is in 't land, en daaraan is onafscheidelijk verbonden het zenden en ontvangen van rekeningen. Menig koopman, met zijn boek voor zich, heeft reeds langen tijd met verlangen uitgezien naar het oogenblik, waarop het hem veroorloofd zou zijn de rekening te zenden, en nu hij eindelijk af schrift neemt van zoo menige bladzijde, waarop een groot aantal posten voorkomen, verheugt hij zich over zulke rekeningen het meest, ter wijl kleine uota's door hem met eene zekere onverschilligheid worden behandeld. Doch die vreugde zal hem duur te staan komen. De indruk van zulke lange ceelen, wier totaal dan uitloopt op een groot bedrag, is op den ontvanger geheel anders. Kleine rekeningen toove- ren vaak een glimlach op het gelaat zij vallen meê en genieten dan het voorrecht van da delijk te worden betaald. Groote nota's daar entegen veroorzaken groote oogen, ontlokken een minder vriendelijk woord en haar wordt een plaatsje gegund in een donker hoekje want „zij kunnen nog wel wat wachten." Dat het altijd zoo gaat, zullen wij niet be weren, maar dikwijls zeker. Alsof de leveran cier 't helpen kan, dat wij een van allen veel bij hem kochten, en alsof zijn vertrouwen, dat hij ons zooveel op krediet leverde, en zijn hulp, waardoor wij zooveel en zoo prompt werden voorzien van het noodige, niet eene betere be looning verdiende dan een onheusche ontvangst, en een lang leven in het rijk der onbetaalden, ten deel gevallen aan de vrucht van dien arbeid. Och't is niets anders dan het gevolg van het een jaar lang op krediet koopen; evenmin als in den slaap, wanneer wij heerlijk droomen, een ruw wekken ons aangenaam stemt, evenmin zijn wij, wanneer de droom van het krediet, het koopen in 't vooruitzicht van het volgend jaar betalenverstoord wordt door een onschuldig papier, vroolijk te moede. Wij wisten, dat ze komen zouden, maar toch zij komen menigeen nog rijkelijk te vroeg, die geheimzinnige enveloppen, die wij dadelijk met een zekere tegeningenomen- heid gadeslaan, die door ons oogenblikkelijk worden verdacht van een heer te bevatten. Andere dier gasten zijn er zeker mede bekend, hoe weinig zulk eene enveloppe hen beschermt voor het vermoeden, van te zijn wat zij ook zijn zij laten zich niet bedekken, maar komen ongegeneerd, frank en vrij, onze kamer binnen. De roode lijnen, die zich op hen vertoonen, brengen ons dadelijk op de hoogte van hun aard en hunne strekkiog, maar aan de ontvangst doet die openhartigheid zeer weinig af. Maar toch zouden wij en dit geldt de geënveloppeerde zoowel als de niet bedekte vaak voor deze of gene wel eens een ander voorkomen hebben gewenseht. Dat zij te hoog zijn is onze eigen schuld, maar dat zij zoo on behagelijk in vorm zich aan ons vertoonen dit is de fout van den schrijver. Vele niet alle zijn caeographisehe opstellen gelijk het begin reeds „den heer debet aan' draagt duidelijk de sporen, dat de persoon, die het schreef, zich minder thuis gevoelt in het juiste begrip der naamvallen. De overige in houd geeft ons een bewijs van den eigenaardigen spreektrant des ontwerpers, en maakt 't hem, die de rekening ontvangt en de plaatselijke spreekwijze niet kent, onmogelijk juist na te gaan, of hij alles wel heeft gehad wat er op staat vermeld. En toch, 't is alles slechts eene quaestie van ontwikkeling. Als men de Nederlandsche taal beter kende, men zou beter schrijven. Nu zal een practisch handelaar beweren, dat //de duiten toch wel binnen komen," al staat het geleverde niet zoo netjes op de rekening; en dan bewon deren wij den practischen geest, die hem be zielt, en hopen wij alleen voor hem, dat hst kantoor, waaraan hij leverde, soliede is. Doch hij denke dan een oogenblik door; hij vergete dan niet, dat er een nauw verband bestaat tussohen die duiten en zijn eigene ontwikkeling. De eersten zullen toenemen naarmate de laatste verbetert; is hij gevat op het gebied van taal, zijn geest zal dan vatbaarder wezen voor an dere zaken, die hem in zijn vak kunnen hel pen om meer duiten te verdienenen goede kennis van zijne moedertaal zal hem in staat stellen goed te lezen, om dan uit boeken ken nis op te doeo, die ook alweer dubbel en dwars rente kan opbrengen. Dan zal iiij, als hij ver der de goede taal gebruikt, zich zei ven de moeite besparen van den debiteuren, die zijn platte taal als Hebreeuwsch aanzien, nog te moeten uit leggen, wat hij eigenlijk bedoelt. Zoo zal daar door weer tijdverlies worden vermedenen tijd is geld, practische geldman Maar wij, die, zonder het geld alleen als aardsch slijk te beschouwen, toch niet blind zijn voor de eischen van het verstand, wij zouden wel wenschen, dat de rekeningen in het vervolg hoe langer zoo meer de bewijzen leverden van de ontwikkeling der schrijvers of schrijfsters. Zij kannen dan jaarlijks als een maatstaf die nen, of wij op dat gebied vooruit zijn gegaan. Het is slechts éen punt van het groote vraag stuk van onderwijs, maar gering is 't niet! ii De taal is gansch het volk. Moog 't uit ons icerken blijken, Dat wij met haren schat En hoofd én hart verrijken." Die woorden van Bogaers konden meer en meer in waarheid vervuld worden, wanneer wij ook met 't kleine sommigen zullen wellicht rekeningen schrijven eene kleinigheid noemen begonnen goed te werken. Het onderwijs alleen kan daartoe meêhelpen, en hoe beter wij dat maken, hoe eerder het opkomende geslacht toonen zal, ook bij jaarlijks terugkeerende gelegenheden, dat het verstand en smaak bezit, wat voor het algemeen welzijn niet anders dan heilzaam kan wezen. Maar daarmee is toch nog de quaestie van het krediet niet opgelost. Wij weten't, het is al dikwijls genoeg gezegd, en is er al veel over geschreven, krediet is noodig, ook in den kleinhandel, voor sommige particulieren, die op een bepaalden tijd traktement ontvangen; maar is de duurte van vele artikelen niet vaak een gevolg van de gewoonte om groote rekeningen lang onbetaald te laten Er zijn zelfs personen, die twee- ja wel eens drie jaar krediet nemen, wien de winkelier niet durft vragen, uit vrees dat hij hen als klant ver liezen zal, maar die hij met het vroolijkste ge zicht ter wereld en met de diepste buiging bij hun binnentreden in zijn winkel begroet. Nu kan men toch niet vergen, dat het tijdelijk ge mis van zijn kapitaal plus de vriendelijke ge zichten door den winkelier pro deo worden toe gegeven. Hij moet dus meer rekenen, wat hij ook doet, en een gevolg daarvan is, dat- de goeden met de kwaden het moeten ontgelden. Bovendien verlangt men altijd nog, dat bij de betaling der rekening de leverancier éen percent geve aan de dienstbode, die de betaling doet. Ook daarop moet hij dus rekenen, en ook dat moet gevonden worden uit de lengte of uit de breedte. En is 't den winkelier kwalijk te nemen? Mijnheer A. of B. speculeert wel een, twee, ja soms meer jaren met zijn geld, waarom h/ij zoo dikwijls verlegen zit, en dat hij, had hij 't in zijn bezit, wellicht kou bezigen om zijne zaken uit te breiden, voordeelige inkoopen te doen. of iets anders op touw te zetten, waardoor hij meer verdienen kan. Nu heeft men eene vereeniging Eigen Hulp", die goedkooper aan zijne leden en ook op sommige plaatsen aan niet-leden levert, maar een eerste verplichting is contant betalen en dan, de 1 percent aan de dienstbode wordt niet gevergd. Eilieve, die voorwaarden zijn voor een winkelier ook zeer gewenseht en zullen hem aanleiding geven tot prijsvermindering. Zonder ling, dat het wangebruik an die 1 °/o meê- brengt, dat het wel in toepassing wordt gebracht voor rekeningen, die een jaar of langer staan, en juist niet wanneer direct wordt betaald, niettegenstaande men dan des te eerder daar- toe kon overgaan. Aan dat ongezonde mis bruik worde zoo spoedig mogelijk een einde gemaakt! Het is voor de dienstboden een loon verval, zooals zij dit noemen, dat, nu ja onder anderen vorm, maar toch weer uit den zak van mijnheer of mevrouw, bij wien zij dienen, moet voortkomen. Zij deden veel beter, die mijnheer, en mevrouw, met hunnen dienstboden meer loon te geven, en dan minder verval op zulk eene wijze te verschaffen. Zij betalen 't nu toch. Eigen hulp kan dus hieraaD reeds veel tege moet komen, zonder dat men nu daarvoor be paald lid van de vereeniging behoeft te zijn. Waarom kan b. v. te Gees het vleesch aan instellingen als het weeshuis en het gasthuis zoo goedkoop worden geleverd, en waarom moeten wij 't zoo duur betalen Eveneens geldt die vraag voor het brood. Welnu, als wij door contante betaling, door afschaffing van dolzin nige gebruiken eerst den weg aanwijzen om de waren te doen verminderen en als slagers, bakkers of wie ook, dan nog niet hunne waren in prijs verlagen, dan, dan helpen wij ons zeiven, dan vereenigen wij ons, dan slaan wij de handen in elkander, en dan zullen wij zien, wie het 't langst volhoudt. De vereeniging voov Volks belangen t«, Goes wijde daaraan eens hare aan dacht. Bij denlandbouwersstand is'teen gewoonte inde eerste week van elk jaar in de stad te komen af doen, wat nog voldaan moet worden dat is eene loffelijke gewoonte, die door allen moest wor den gevolgd, en ook voor ons, stedelingen, een goeden wenk bevat. Wij kunnen dien ter harte nemen, maar dan verwachten wij van de winkeliers ook tege moetkoming, door vermindering in prijs van hetgeen zij ons leveren. Voorloopig kan 't wellicht nuttig geweest ziju, dat wij over die huishoudelijke zaken eens ge praat hebben. Zij zijn wellicht wel wat alle- daagsch, maar het alledaagsehe is nog lang niet volmaakt en onverbeterlijk. Bij kon. besluit zijn in den militieraad voor de lichtingder Nationale Militie van 1878 in Zeeland benoemd; tot voorz. mr. Snijder, lid der Prov. Staten; tot zijn plaatsv. 11. P Winkelman, lid der Frov. Statentot lid mr N. C. Lambrechtsen Van Ritthem, en tot zijn plaatsv. rar. A. J. Van Eekelen, beiden leden van den gemeente raad te Middelburg. Met 1 Sept. dezes jaars zullen acht jongelingen worden bestemd om onder het oppertoezicht van dr. H. Wefers Betlink, hoogleeraar aan de hoogeschooi te Utrecht, te worden opgeleid tot militair apotheker voor den dienst in Oost-Indie. Wanneer ouders of voogden hunne zonen of pupillen daarvoor verlangen in aan merking te doen komen, zullen deze worden toegelaten tot het afleggen van een vergelijkend examen te Utrecht, in het pharmaceutisch laboratorium, op Dinsdag den 4den Juni 1878 en volgende dagen. Op de voordracht ter benoeming van een griffier der Staten van Zeeland zijn geplaatst de heeren mr. F. 11. JTavenrathadjunct- commies bjj het prov. gouvernement in Zuid- Holland, mr. E. Fokkeradvocaat te Middelburg, en mr. Beelaarts Van Blokland, commies ter ge meente-secretarie te 's-Hage. Blijkens advertentie in de Midtl. Ct. zal het Zweedsche Zangersquartetbestaande uit de heeren: H. Lutteman, Z. Koster, F. Lager- holtz, Th. Lundgren en E. Duringzich a. s. Zaterdag 26 Jan. in de coccertzaal te Middel burg doen hooren. Uit het programma van verleden jaar blijkt dat de heer Z. Koster een nieuwe zanger is, doch de overige vier heeren zijn dezelfde, goede be kenden die hier zulk een gunstigen indruk achterlieten. Met genoegen vernemen wij, dat er ook in onze stad pogingen aangewend worden, om de zangers tot het geven van een concert alhier over te halen. Zondag werd de nieuwe boot „Prinses Marie", van de stoomvaartmaatschappij „Zee land," liggende in een der dokken te Vlissin- gen, door een groot aantal ingezetenen van Vlissiugen en Middelburg bezocht. Ook wjj bezichtigden de fraaie boot, en op grond dn» van eigen ervaring kunnen wij een ieder aan raden haar in oogenschouw te nemen. Het geheel is grootsch en sierlijk; prachtig ziju de salons gemeubileerd, schoon de schilderijen aan den wand en alles wat slechts tot gemak en verfraaiing strekken kan, is aangebracht. Ook de hutten zijn comfortabel en net ingericht. Voor 25 cents kan men de boot bezichtigen, terwijl men daardoor tevens aan een goed werk meehelpt, om n. 1. het leed te verzachten van de nagelaten betrekkingen der manschappen van een verongelukten loodskotter. Over het vraagstuk der Oever-ver dediging wordt aan de Midd. Ct. weder, in antwoord op de «pmerking in baar noramer van Vrijdag (ook door ons medegedeeld) het volgende geschreven: Slechts weinig wordt in den kanaalmond te Veere gebaggerd, hoogstens veertien dagen in het jaar. Al den overigen tjjd wordt ge baggerd van de voorliggende plaat buiten den kanaalmond. Wegens het doel bepaalt zich echter net baggerwerk van die plaat tot eene breedte van ongeveer 50 M., doch mag men aannemen dat ter wederzijde nog over eenige lengte de plaat toezakt. »Er wordt dus sedert eenige jaren eene krachtige poging aangewend tot wegruiming van eene plaat, doch zouder vrucht. Indien men nu ziet, dat de 100,000 M8 per jaar op genoemd punt aanhoudend door de rivier worden wedergegeven, op welken grond mag men dan verwachten, dat bij uitstrekking van het baggerwerk over grootere breedte langs

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1878 | | pagina 1