1877. N". 118.
Zaterdag 6 October.
64slc Jaargan
EENE AANBEVELING.
OMEELE IHËDMELM.
BINNENLAND.
GOESCHE
He uitgave dezer Courant geschiedt Maasdag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwaitaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1.75
Afzonderlijke nummers 5 ct., met bijblad 10 et.
COURANT.
Gewone advertentiën worden a 10 ct. per regel geplaatst.
Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de danrop betrekking hebbende
dankbetuigingen van 18 regels a 4L.
f Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende" en contant betaald, 20 ct.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Agenten voor het buitenland zijn: G. L. DAUJBE Co., te Parijs. A. STEINER en HAASENSTEIN VOGLER, te Hamburg.
In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren.
OPiiNBAKE VERGADERING
van den
tt AA» der ClEllIfiEXl'fi GOES,
op MAANDAG den 8 OCTOBER 1877,
des namiddags te half 3 uren.
Goes, den 4 October 1877.
De Secretaiis,
HARTMAN.
Punten van behandeling:
I. Mededeeliugeu, ingekomen stukken.
II. Voorstel van Burg. eu VVetli. omtreut de adsis-
tentie bij hst teeken-ondervvijs aan de Burger-
Avondschool
III. Voorstel jvau dezelfden omtrent de bestem
ming Aan buitengewone ontvangsten.
IV. Aanbod van het Burgerlijk Armbestuur tot
het verstiekken eener tegemoetkomiug in de
kosten der Verpleging van arme krankzinnigen.
V. Begrootiug van het Gasthuis voor 1878.
In het begin van dit jaar schreven wij onder
den titel van Man en Vrouw" over de ver
houding, die tnssclien beiden moet bestaan. Wij
stelden daarbij op den voorgrond, dat de vrouw
zich zooveel mogelijk onafhankelijk moest tracliteD
te maken van den man, dat zij moest beproeven
zich gemeenzaam te maken met het begrip, dat
eigen kracht haar door de wereld moet helpen,
en dat zij zieh daardoor zou vrijwareu alleen
met het idee zoogenaamd geborgen te zijn
van een huwelijk te sluiten, dat later maar al
te vaak blijkt, eene zeer slechte bergplaats te
zijn. Wij wezen in 't kort op het gebrekkige,
dat onze wetgeving op het punt van het huwelijk
aankleeft, en hoe ook maatschappelijke voor—
oordeelen en kleingeestige begrippen meewerken,
om ongeltik en ellende te verspreiden, door met
een beroep op fatsoen, conoenance eu wie weet
wat al schoone phrases ineer, alles tegen te
houden, wat de verhouding tusschen man en
vrouw aangenamer en losser kan maken, en de
banden minder kueliender kan doen zijn.
Nu is dezer dagen een pleidooi voor al die stel
lingen gevoerd, zoo schoon, zoo krachtig, dat wij
niet kunnen nalaten de aandacht daarop te
vestigen van een ieder, van welken stand ook.
De bekende mr. S. Van Houten, met zijn open
oog en warm hart voor alle mogelijke maat
schappelijke kwalen, heeft den vierden jaargang
van de Vragen des tijds" geopend met een arti
kel Over de maatschappelijke en wettelijke stel
ling der vrouw." Men beschouwe het woord aanbe
veling, boven dit opstel geschreven, niet als eene
hulde aan 't adres vau den schrijver, want daar
boven is een man als de heer Van Houten te ver
verheven, om die van ons aan te nemen. neen!
het geldt slechts eene aanbeveling aan 't adres
van allen, die belangstellen in de maatschappij
met hare gebreken, en, om die gebreken te her
stellen, niet van zedepreken houden maar meer
heil verwachten van het opsporen hunner oor
zaken en het aanwenden van middelen daar
tegen. Door boetpredikatiën zal de prostitutie
niet worden uitgeroeid, door verhandelingen over
ongelukkige huwelijken zal hun aantal niet ver
minderen; door philosophische beschouwingen
over luiheid en werkzaamheid zal men de trage
man of vrouw niet arbeidzaam maken, maar wel
door middelen aan te wijzen en vooral ze in
toepassing te brengen kan op dat gebied veel
veranderd wordeD.
Of is 't niet een gezonde geest, die ons tegen-
waait uit hetgeen de heer fan Houten schrijft
over het huwelijk, dat er geene verandering zal
komen iu het ongetrouwd blijven van zoo menig
onbemiddeld meisje „zoolang de meisjes zelve
geen andere opvatting krijgen van het huwelijk,
en het begrip niet laten varen, dat de mannen
haar moeten onderhouden, zonder dat zij zei ven
waarde-hebbenden arbeid behoeven te doen.
Hij (die toestand) zal echter ook dadelijk ver
beteren, zoodra de meisjes haar best doen, om,
wanneer zij onbemiddeld zijn, zoowel vóór als
in het huwelijk financiëel onafhankelijk te zijn
door haren arbeid. Men heeft daarvan het bewijs
iu de klassen der maatschappij, waarin de vrouw
nog steeds voordeelgevendeu arbeid verricht,
en hare aanspraken niet hooger zijn, dan een
redelijk equivalent voor dien arbeid lieeten mag
Daar is zij voor haar levensonderhoud niet
bezorgd, en blijft zij ook nog in onzen tijd zelden
zonder huwelijksaanzoeken. Het door Schopen
hauer scherp geformuleerde, iu veler hoofden
levende en aan menige redeneering en wetsbe
paling ten grond liggend denkbeelddat de
meisjes op levensonderhoud voor zieh en hare
kinderen recht hebben a's equivalent voor hare
personen, en dat het huwelijk een daartoe strek
kend contract is, moet geheel de wereld uit.
„De vrouw moet zich evenmin verkoopen als
verhuren. Tusschen het een en het ander ligt
slechts een verschil vau graad van immoraliteit.
Wezenlijk fatsoenlijk en zedelijk is alleen de
vrouw, die geen recht op haar persoon verleent;
die van de inkomsten uit haar geërfd verinogen
of van eerlijken arbeid leeft; die dus vrij vau
financiëele voorwaarden of nevenbedoelingen hare
liefde schenken kan, zonder ander equivalent te
vragen dan de wederliefde, en op die wijze
met haren uitverkorene voldoet aau de natuurlijke,
aan man en vrouw beide ingeschapen neiging,
om zich tot een gezin te vereenigen en iu hunne
kinderen zieh zelveu te zien herleven Elke andere
opvatting des huwelijks doet de vrouw naderen
tot de courtisane, althans met deze in concur
rentie treden. Eu in die concurrentie delft zij
natuurlijk het onderspit, otn de voor de hand
liggende reden, dat de courtisane geen bedingen
voor de toekomst maakt,"
Op dien grondslag bouwt de heer Fan Hou
ten verder voort
Die voordeelgevende arbeid bestaat natuur
lijk niet in de loutere zorg voor toilet, maar
dient de vrouw iu de eerste plaats te vinden
in haar huisgezin. Doch zijn de bezigheden
daar afgeloopen, en heeft zij voldoenden tijd
over, zij schame zich dan niet om ook door
een nuttigen werkkring zichzelveu bezigheid en
haar gezin voordeel te verschaffen
Terecht schrijft de heer Van Houten: „wil
men, dat ook de onbemiddelde meisjes uit de
fatsoenlijke kringen iu den regel huwelijken
aangaan, en wil men ernstig het toenemend
celibaat iu die kringen bestrijden, dan moeten
de meisjes zonder geërfd fortuin, welke geeste
lijk meer willen zijn en geldelijk beter gesteld
dau ineid-huishoudster, zich een werkkring zoe
ken, welken zij ook in een huwelijk eventueel
behouden kunnen; want alleen op die wijze kan
in hare behoeften, zoo voor als in het huwe
lijk, worden voorzien. De kansen op een huwe
lijk met iemand, die hare geestelijke ontwik
keling waardeert en haar eene daarmede over
eenkomstige levensstelliug kan aanbieden, zijn
veel te gering, om daarop eenige berekening
te maken."
Waar de vrouw zelfs onder den rijksten land
bouwersstand voor het gezin de ziel van het
bedrijf is, van wier arbeid en toezicht veel af
hangt, daar kan dit ook tot voorbeeld strekken
voor menig juffertje, dat zieh schaamt om in een
winkel te helpen en reeds zich voldoende van
haar taak meent te kwijten, wanneer zij de
lichte huiselijke bezigheden doet, en overigens
wandelt of haar toilet maakt.
Voor mannen, die zulke arbeidende vrouwen
niet verlangen, voor huismoeders, die er voor
het huishouden bezwaar in zouden zien, heeft
de heer Fan lloulen enkele te maken tegenwer -
pingen weerlegd. De laatsten merken wij al
leen op, dat de schrijver het huisgezin voor
dien arbeid op den voorgrond stelt, en duidelijk
schrijft, dat b. v. voor de landbouwersvrouw
het kwalijk zou passen, haar nog meer plichten
op te leggen. Hij strijdt slechts tegen het nut
teloos dooden van den tijd, dat onder de da
metjes van den beschaafden stand zoo vaak ge
schiedt, omdat zij te preutsch zijn den man te
helpen in het verdienen voor het gezin. Welke
middelen de vrouw tebaat nemen kan, behan
delt de heer Van Houten eveneens.
Het laatste deel van zijn stuk handelt over
het deel, dat de Staat zal moeten nemen aan
alles, wat kan meewerken om in die richting
voort te gaan en over wettelijke bepalingen
omtrent het huwelijk.
Wij bevelen nogmaals de lezing van dit
kernachtige artikel aan.
Dat lang niet alle vrienden van het Ministerie
Heemskerk zoo gunstig over diens werkenen bandelen
denken als zijn onbekende vriend in de Nieuwe Goes-
sche Courant is reeds voldoende gebleken bij de dis-
cussiën in de Tweede Kamer over de bekende 9e
paragraaf van het adres van antwoord. Bijna zonder
uitzondering gaf men het de noodige speltleprik-
ken over zijn beginselloosheid. Maar nu komt zelfs
bet Haagsche Dagblad, dat altijd den Minister
Heemskerk eu de zijnen hemelhoog verhief, met
de navolgende verzuchting:
Erkennen wij alzoo, dat de natie in vele op-
„zichten groote verplichting heeft aan de practische
n werkzaamheid van de tegenwoordige bewindslieden,
wait het politiek oogpunt is daarentegen nooit eenig
nministerie tot grooter schade voor onse richting
„en dus, krachtens onze overtuiging, tot grooter
■nschade voor de gewichtigste volksbelangen werk-
nzaam geweest. Het beeft, in éen woord, bewerkt
„dat, gelijk openlijk in de Tweede Kamer is erkend,
„juist de warmste vrienden tot de grootste kil-
„heid moesten gebracht worden. Dit neemt echter
„niet weg, dat wij reeds sedert vele maanden met
„groote smart de folteringen aanschouwen, waar-
„aan het Ministerie was blootgesteld. En wij dragen
„het nog genoegzaam vriendschappelijke gevoelens
„toe om hartelijk te wenschen, dat het nu dan
„toch eindelijk van dat martelaarschap moge ver-
„lost worden!"
Een practische werkzaamheid, die tot groote
schade voor de gewichtigste volksbelangen werk
zaam is, komt ons voor een onding te wezen. Het
Dagblad behoefde dus ook om die redeu niet be
droefd te zijn over het heengaan van het Ministerie.
Waarlijk, de heer Heemskerk ondervindt nu terecht,
dat men eerst bij het scheiden van de markt zijne
vrienden leert kennen. Konden wij hem maar zeggen
waar zijn onbekende voorstander, die in de Nieuwe
Goessche zulle een warm pleidooi voor hem levert,
woont. Doch ons is dat niet gegeven. In 't duister
tasten wij rond.
Wij hebben indertijd toen de heer Burgers, des
tijds nog president van de Transoaalsche republiek,
ons land had bezocht, in een hoofdartikel onze
warme sympathie betuigd voor den man, die overal
in ons land zulk een hoogst gunstigen indruk maakte,
en, niettegenstaande de later begane fouten, nog
steeds den lof verdient van voor zijn land alles te
hebben gedaan, wat hij in het belang daarvan
achtte. Sinds de willekeurige annexatie van de Trans
vaal door de Engelsche regeering een fait-aecompli
is geworden, stond de heer Burgers aan de laagste
beschuldigingen bloot Hoofdzakelijk kwamen die
van de zijde van een zekeren Lion Cachet, die on
der het masker van vroomheid den heer Burgers
O; a. dorst betichten van de Transvaal voor een
pensioen aan Engeland te hebben verkocht. De
Standaard nam dat lasterlijk geschrijf van Lion
Cachet steeds op, en andere bladen namen den in
houd over, ja zelfs het Nieuws Van den Dag wijdde
een artikel aan die pensioen-quaestie. Wij meen
den tegenover zulke onteerende beschuldigingen
beter te doen met te zwijgen, overtuigd als wij
waren door de daden van den heer Burgersdat
hij, waar hij gedwaald heeft, dit heeft gedaan met
goede bedoelingen en zonder het te weten, maar
dat hij tot laagheden nooit in staat was. En wat
blijkt nu? In de eerste plaats, dat van een pen
sioen en van het verkoopen van de Transvaal niets
waar is. In de Volksstem leest men„In een par
ticulieren brief van den expresident Burgers, ge
dateerd 6 dezer, komt liet volgende voor: „„Hoe
wel een ieder van mijn zoogenaamd pensioen weet,
ben ik er nog geheel onkundig van.'"' Er is nog
iets meer in dezen brief, dat wij gaarne aan het
publiek willen bekend maken, doch geen verlof
van den ontvanger daartoe hebbende, moeten wij
zulks laten. De tijd kan echter komen, dat wij
het toch publiek maken, ook zonder verlof."
In de tweede plaats werpt het Wageningsch
Weekblad, een orgaan dat met eerlijkheid en on
partijdigheid de anti-revolutionaire richting steeds
voorstaat, een treurig licht op de handelingen van
dien Lion Cachet. In een hoofdartikel onder het
opschrift: Stalen voorhoofdweidt het uit over
de brieven, door Cachet geschreven over de zaken
in de Transvaal, en schrijft het o. a.
„Wanneer men die stukken las, zou men ge
neigd zijn te erkennen: Wat is die Lion Cachet
een braaf en eerlijk man, dat hij de Transvaal
voor ondergang wil behoeden, nu het zoo in de
handen der modernen gevallen is, waaruit hij het
als een waardig zendeling wil verlossen en terug
voeren totdeugd.
Hij Waarom gaat hij dan niet derwaarts
en verlost zijne zielen uit de handen der door
hem gesmade modernen? Of durft hij in de Trans
vaal niet komen? Is hij somwijlen dezelfde persoon,
die als Lion Cachet op het zwartboek vermeld
staat en vreest, otn bij zijne komst onmiddellijk
gearresteeerd te zullen worden wegens verdacht
van diefstallen op uitgebreide schaal?
Maar dat zou verregaand brutaal zijn, om onder
die beschuldiging de Trausvaalsche Regeering met
heftigheid te bestrijden. Oc.i ja, maar daarvoor
moet men een stalen voorhoofd hebben, en of Lion
Cachet dat lieeft? Vraag het aan den proeureur-
generaal van de Transvaal, die onlangs te dezer
stede was, en Z. E. Gest. zal er u meer van zeggen.
Of nu de mannen, die de loftrompet geblazen
hebben voor den zendeling Lion Cachet, na het
lezen dezer regelen zich ook een stalen voorhoofd
zullen aandoen en de titels in het Trans vaalsche
zwartboek „menschelijke zwakheden" zullen noe
men? Wij weten het niet; maar eer de procureur-
generaal weder vertrokken is. zou het in hun
belang zijn om deze zaak te onderzoeken en, bij
bevinding van de waarheid, Lion Cachet te ont
maskeren en de Transvaalsche Regeering weder in
hare eer te herstellen, haar op zoo onwaardige
wijze ontnomen, eer ook op hen van toepassing
is: „Zij hebben een stalen voorhoofd."
Wij hopen evenals de redactie van dat blad,
dat er alle mogelijke licht moge opgaan over die
quaestie, opdat voor het vervolg paal en perk
worde gesteld aan het lasteren van dien Lion Cachet,
en zulk een gevaarlijk persoon voorgoed onschadelijk
worde gemaakt.
Bij kon. besluit zijn herbenoemd met ingang van
15 October e. k., tot burgem. van 's Heer Arendskerke
en Heinkenszand, jhr. mr. C. Van Citters's Heerenhoek,
W. B. Remijn's-Heer Abtskerke, B. Vermande.
Z. M. heeft benoemd tot leeraar aan de rijks
hoogere burgerschool te Leeuwarden dr. IV, K. J.
Schoor, te Zierikzee.
GOES, den 5 October 1877.
Volgens de Nieuwe Goessche Courant zullen
in deze maand de Amerikaansche jubilé-zangers
Zeeland bezoeken, en, waarschijnlijk den 22en
dezer, te Middelburg zingen. Zij zjjn ook bereid
dit te Goes te doen.
Die bereidwilligheid is nog al duur. Wij kun
nen met voldoende zekerheid melden, dat zij
vijfhonderd gulden voor éen avond vragen.
Op de vraag dus: wie zal ons zeggen of Goes
deze kinderen van Afrika wil zien en hoor en,
kunnen wij, met zulk een eisch voor oogen,
wel een ontkennend autwoord geven. Wij stem-
men daarenboven geheel ia m-t de volgende
woorden, uit het Nieuws van den Dag over
genomen »Wij worden eerlang weder met een
bezoek van de Jubilee-Singers vereerd. De goede
zaken, die zij hier te lande gemaakt hebben,
schjjnen hen aan te moedigen een nieuw be
roep op de beurzen der Nederlanders te doen.
„Als er hier te lande ergens een kerk in
een nieuwe gemeente moet gesticht worden,
heeft men jaar en dag noodig om een kleine
som bijeen te brengen. De Singers hadden hier
in een paar weken genoeg verzameld voor twee
kerken. Met het Dagbl. can Z-H. zjjn wij 't
eens, dat het wenschelijk ware, indien de heeren
en dames ons ditmaal maar voorbijgingen."
Stel, dat men ze bij elkaar krjjgen kon, dan
zullen wjj 500 in Goes ook wel kunnen ge
bruiken, en het hemd is altjjd nader dan de rok.