1877. N°. 104. Dinsdag 4 September. 64ste Jaargang. Levering van Steenkolen. REGLEMENT op het Brandwezen in de gemeente Goes. Vertrek der brievenmail naar Oosl-lndië. DE ANTIEKE KAST. GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.75. Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct. COURANT. Gewone advertentiën worden a 10 ct. per regel geplaatst." Geboorte- huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen van 18 regels a r' Dienstaanbiedingen, niet ineer dan 4 regels bedragende ?en contant ^betaald, 20 ct. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Agenten voor het buitenland zijn: G. L. DAUBE Co., te Parijs. A. STEINER en HAASENSTEIN VOGLER, te Hamburg. In ons land vervoege uien zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren. OPENBARE VERGADERING van den HAAI» der G BM R EX T K GOES, op DINSDAG den 4 SEPTEMBER 1877, des namiddags te 3 uren. Goes, den 1 September 1877. De Secretaris, HARTMAN. Beëediging der herkozen en gekozen leden van den Raad. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES zullen op Zaterdag den 8 September 1877, deB namiddags te één uur, ten raadhuize aldaar, in het openbaar aanbesteden de levering van de benoodigde STEENKO LEN ten dienste dier gemeente, gedurende den aanstaanden winter, waarvan de conditiën ter secretarie ter lezing zullen liggen van heden af tot den dag der besteding, van des voormiddags negen tot des namiddags twee uren, volgens welke afzonderlijk moet worden ingeschveven voor de levering van NËW-CASTLE- en van RUHR- KOLEN, beiden per Hectoliter. Goes, den 3 September 1877. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. C Vervolg.) HOOFDSTUK II. Van de brand bldschmiddelen. Art. 30. De brandspuiten en verdeie bluschmid- delen worden geborgen in daartoe aangewezen lokalen en onderscheiden door de benaming van Spuit no. 1, 2, 3, 4. Art. 31. De bergplaatsen der brandspuiten en ver dere bluschmiddelen worden met een slot gesloten, waarvan zooveel sleutels aanwezig zijn als het belang van den dien6t vordert. HOOFDSTUK III. Van hei personeel der brandweer. Art. 32. De Directie der brandweer bestaat uit: Een generalen brandmeester, Een tweeden generalen brandmeester, die tevens als secretaris fungeert. Vier brandmeesters terwijl het verder personeel voor de vier brand spuiten bestaat uit: Acht onderbrandmeesters, Zestien tellers, Vier boden, en Vierhonderd manschappen en 40 reserve. Art. 33. De leden der Directie, alsmede de onder brandmeesters, tellers en boden worden benoemd en ontslagen door Burgemeester en Wethouders. Voor ieder opengevallen plaats zendt de Directie binnen veertien dagen na het ontstaan der vacature eene aanbeveling van twee personen aan Burgemeester en Wethouders. Art. 34. De manschappen worden genomen: le. uit vrijwilligers; 2e. uit de mannelijke ingezetenen der gemeente, die op den eersten Januari hun 31ste levensjaar zijn in getreden, en hun 55ste niet hebben volbracht, behoudens redenen van vrijstelling of uitlandigheid en het recht tot afkoop en plaatsvervanging. Art 35. De aanwijzing der manschappen ter jaar- lijksche aanvulling van de brandweer geschiedt uit een register, waarop de vrijwilligers en de mannelijke ingezetenen, in art. 34 bedoeld, geplaatst zijn, de laat- sten naar hunnen ouderdom en het nummer, door hen bij loting getrokken. Nadere voorschriften, de loting en de jaarlijksclie aan vulling betreffende, worden bij afzonderlijke verordening geregeld. De manschappen worden door Burgemeester en Wet houders ontslagen op den 31 December van het jaar, waarin zij den leeftijd van 55 jaar hebben bereikt. Art. 36. Van de diensten bij de brandweer worden vrijgesteld a. De leden van den gemeenteraad, de secretaris, de gemeente-ontvanger, de ambtenaren ter secretarie en de boden. b. Alle rijksambtenaren, die door hunne betrekking niet in de gelegenheid zijn, om bij brand de plichten als leden der brandweer te vervullen. c. De leeraars der godsdienstige gezindheden. d. De commissaris en agenten van politie. e. De bouwmeester der gemeente en de opzichter der gemeente- werken. f. De klokluiders. h. Zij, die door ziekelijke gesteldheid of gebreken voor den dienst bij de brandweer ongeschikt zijn, vol gens verklaring van den geneesheer of heelmeester af te geven. i. De vader en beambten in het weeshuis. k. De vader en beambten in het gasthuis. I. De beambten aan den spoorweg. m. De directeur en het vast personeel bij de gas fabriek. n. De ambtenaren en beambten bij het telegraal- kantoor. o. Zij, die nog in actieven dienst bij de schutterij zijn. Zij, die volgens de vroegere verordeningen zijn ontslagen en hun 55e levensjaar niet hebben volbracht, worden, behoudens wettige reden van vrijstelling, weder tot. dienst bij de brandweer verplicht. Art. 37. Van den dienst bij de brand vs eer worden tijdelijk uitgesloten zij, die zich in hechtenis bevinden. Art. 38. Ingeval van nood zal de burgemeester alle mannelijke ingezetenen tot het doen van dienst bij brand kunnen vorderen, en de in de gemeente aan wezige paarden eu voertuigen kunnen rcquireeren. Art. 39. Wie verlangt gebruik te maken van de be voegdheid tot afkoop of plaatsvervanging, bij art. 5 der verordening op de persoonlijke diensten bedoeld, geeft daarvan binnen 8 dagen na zijne aanwijzing schrif telijk kennis aan Burgemeester en Wethouders, met opgaaf, ingeval van plaatsvervanging, van dengene die zijn dienst zal vervullen, en onder overlegging eener verklaring van den geneesheer of heelmeester der ge meente, dat de plaatsvervanger onderzocht en in alle deele voor den dienst geschikt bevonden is: Art. 40. Alkoop zoowel als plaatsvervanging stelt voor altijd vrij van de in deze verordening bedoelde diensten, behoudens de bepaling van art 38. Art. 41. Generale brandmeesters, brandmeesters, onderbrandmeesters, tellers en boden kunnen geen plaats vervanger stellen. Art. 42. Alwie tot den dienst der brandweer be noemd of aangewezen is, en daarvan kennis gekregen heelt, maakt deel uit van het personeel Dij het brand wezen, en is verplicht de aan die betrekking verbonden werkzaamheden waartenemen, behoudens de bepaling van art. 39 en zijne bevoegdheid, om, reden van vrijstelling hebbende, deze binnen veertien dagen aan heeren Burgemeester eu Wethouders in te dienen. Hangende de beslissing zijner reclumes is hij tot geen dienst verplicht. Art. 43. De werkzaamheden van het personeel wor - den geregeld bij instructie, door de directie le ont werpen eu door Burgemeester en Wethouders vastte stellen. HOOFDSTUK IV. Van de oepeningen mei de spuiten en de onderschei- dingsteeklnen. Art. 44. Niet meer dan viermaal in het jaar en niet langer dan 3 achtereenvolgende uren zullen de spuiten, met voorkennis van Burgemeester en Wethouders, beproefd worden, waartoe het personeel, tot aan de beurt zijnde spuiten behoorende, vier- cn-twintig uren te voren door den bode zal worden opgeroepen. Art. 45. De onderhoorigen zijn verplicht in alles, wat den dienst betreft, hunnen meerderen te gehoor zamen. Art. 46. Allen, die tot het brandwezen in eenige betrekking staan, worden vanwege de gemeente voor zien van de volgende ouderscheidingsteekenen, die zij, in functie zijnde, moeten en buiten dien niet mogen dragen, te weten: De generale brandmeesters: een verzilverd koperen plaat, van het wapen der gemeente voorzien. De brandmeesterseen koperen plaat, waarop de betrekking en de spuit, waartoe zij behooren, zijn uit gedrukt. De onder-brandmeesterseene dito plaat doch kleiner. De tellers: een koperen penning, waarop alleen de spuit, waartoe zij behooren, vermeld staat. Alle overigen: een onderscheidingsteeken, te bepalen door de directie der brandweer, waarop de spuit, waar toe zij behooren, en het nummer, waaronder zij op de lijst bekend staan, is aangeduid. De platen, penningen en verdere onderscheidingstee kenen worden gedragen zoodanig, dat ze altijd zicht baar zijn. HOOFDSTUK V. Verplichtingen bij het ontstaan van brand en bepalingen omtrent het blusschen. Art. 47. Op het eerste gerucht van brand binnen de gemeente begeven generale brandmeesters en brand meesters zich naar de plaats van den brand en alle andere tot de brandweer behoorenden naarde bewaar plaats der spuiten, om deze ten spoedigste naar de plaats van den brand over te brengen. De spuiten, reeds weggevoerd zijnde, zullen zij deze dadelijk volgen en zich stellen onder de bevelen van hunne overheden. Art. 48. Van een plaats hebbenden brand wordt op wettige wijze kennis gegeven a. Door het kleppen der kleine en het luiden der groote klok, beginnende met de kleine ingeval van brand binnen de gemeente b. Door het kleppen der kleine klok alleen ingeval van brand buiten de gemeente. Art. 49. De brand bij avond of nacht ontstaande, zijn de bewoners van ieder huis verplicht een bran dend licht voor een raam der benedenverdieping aan de straatzijde te plaatsen en dit brandende te houden tot het aanbreken van den dag, of tot na de blussching van den brand. Art. 50. De plaats van den brand, door de schutterij afgezet zijnde, zal niemand daar binnen worden geduld dan die met de werkzaamheden tot het blusschen van den brand zijn belast, de bewoners en eigenaren der brandende perceelen en zoodanige vrienden en bekenden, als hun bij het redden en bergen van goederen de behulpzame hand bieden. Art. 51. Brandhaken mogen niet worden gebruikt tot omverhaling van belendende gebouwen, muren, ge vels, daken enz. zonder bevel van den Burgemeester. Art. 52. Indien de generale brandmeester of die hem vervangt zulks beveelt, zal niemand den toegang door of over zijn eigendom aan het personeel der brand weer of politie mogen weigeren, en ieder moeten gedoogen, dat de spuit op zijn erf of grond gesteld en de slang door de gebouwen of over de erven gelegd worden. (Wordt vervolgd.) Via MARSEILLE, 7 Sept., 9.20 's morgens. Via NAPELS, 9 Sept., 5.45 's avonds. Via TRIEST, 12 Sept., 1.'s middags. Via BRINDISI, 14 Sept9.20 's morgens. Via NIEUWEDIEP, 21 Sept., 1,— 'smiddags. De Fransche pakketbooten doen Riou.v, Banka eu Palembang niet aan. Nu er tegenwoordig veel en op velerlei wijzen geschreven wordt over de kast, die vroeger op ons archief tehuis behoorde, vinden wij 't uoodig niet langer het stilzwijgen te bewaren over deze quaestie. Een kort resumé van de feiten, die den verkoop dier kast voorafgingen, zullen wij eerst meêdeelen, om daarna onze beschouwingen te leveren over den verkoop zeiven. De gemeente Goes heeft het voorrecht een archief te bezitten, en een daarmee verbonden verzameling voor de geschiedenis en oudheid kunde, die voor dezen en genen geschiedvor- scher veel wetenswaardigs opleveren. Ook voor Zeeland heeft dit archief veel waarde; de geschiedenis van Goes is immers ten nauwste verbonden aan die onzer provincie. En wezen lijk, wanneer wij de lange lijst van personen nagaan, die achter het zoo verdienstelijke werk van den heer Piccardt over de n Geschiedenis van Goes" staan vermeld, dan vinden wij daarop vele namen, waarop de tegenwoordige Goese- naren trotsch kunnen wezen, enjjjjwier dragers ook van invloed zijn geweest op degesehiedenis van ons gansche land. De Goesche geschiedenis is dus niet van zoo luttel belang als menig onbekende, die zich alleen laat leiden door den tegenwoordigen naam en faam, die van ons stedeke uitgaat, wel zou deuken. De herinnering aan dat verleden kan altijd haar nut hebben inet het oog op het heden al wekken nu wel niet alle voorvaderlijke daden tot navolging op, er is toeh zoo menig spoor door onze voorouders achtergelaten, dat nog gedrukt kan worden. Daarom is 't goed, dat in een archief alle mogelijke gegevens bewaard blijven, die voor het tegenwoordige geslacht nuttig kunnen zijn, om van het verleden iets te kunnen weten; daarom heeft het zijn nut, dat in een archief de gelegenheid bestaat, om ook voor de toekomst te bewaren, wat voor het heden van gewicht is. Maar ook voor mogelijke quaesliën, aanspraken op het een of ander, rechten van dezen of genen, die zich doen gelden, kan zulk een archief van groot belang wezen Quaestiën zijn er genoeg, maar niet altijd bronnen, waaruit men kan putten, om ze op eene voldoende wijze op te lossen. Goes nu heeft, zooals wij in 't begin schre ven, zulk een archief, en tot nutoe werd het ook door onzen gemeenteraad in waarde ge houden. Nooit werd er zoover ons bekend is over gedacht om, al was die som ge ring een jaarlijksche toelage te weigeren aan den archivaris, die steeds met bijzondere zorg het geheel in orde hield. Meermalen werd dit archief dan ook bezocht, meestal door vreemdelingen; want, zooals 't veelal gaat, stad- genooten stellen maar al te weinig belang in dergelijke zaken. En zoo gebeurde 't dat een paar jaar geleden de heeren Victor De Stuers en Cuy- perstwee bekende autoriteiten op het gebied van kunst, onze stad bezochten en ook liet archief bezichtigden. Hun aandacht viel toen op de bewuste kast, die, afkomstig van het oude gilde van St. Joris, uitmuntte door antiquiteit en in hunne oogen toch zeker ook door kunstwaarde. Een bewijs daarvoor is, dat in dit jaar door den heer De Stuers namens de regelingscom missie een verzoek werd gericht aan het ge meentebestuur van Goes, om de kast eene plaats te laten innemen op de tentoonstelling van kunst, toegepast op nijverheid, die in Amsterdam wordt gehouden Dit verzoek werd natuurlijk en terecht gesteld in handen van den archivaris, die daarop gunstig adviseerde, behoudens enkele voorwaar den tot het nemen van goede voorzorgen, om nadeelen voor de gemeente te voorkomen. Onder zijn toezicht werd de kast ingepakt en naar Amsterdam verzonden. Wij hoorden tot nutoe niet, of zij bijzonder de aandacht trok der bezoekers, maar de ge beurtenissen van de laatste dagen hebben toch voldoende bewezen, dat zij niet zoo geheel on opgemerkt bleef. Niemand toeh vernam van die kast verder iets, totdat er plotseling van den heer Prins, hofleverancier te Amsterdam, een bericht inkwam, dat iemand, die een kamer in zijne woning in antieken stijl wilde meubileeren, die kast gaarne in eigendom zou willen bezitten. Burg. en weth. schijnen toen in correspondentie met den heer Prins te zijn getreden, waarbij zij o. a. ver klaarden, dat de Raad geen handelaar is, bij wien men met loven en bieden zijn doel kon be reiken. Vrijdag 17 Augustus, te twee uren, werd er raadszitting gehouden, en toevallig kwam even te voren met de middagpost een brief van den heer Prins, waarin hij 600 bood, hetgeen burg. en weth. zoo aanlokkend vonden, dat zij den raad adviseerden den koop te sluiten. Zonder eenige discussie in eene geheime zitting is er misschien over gesprokenwerd dit voorstel aan genomen. De zaak was dus beklonken, maar éen persoon, n 1 de archivaris van onze stad, was het meest verwonderd over den afloop, daar er met hem over den ganschen verkoop geen enkel woord was gesproken.. Volgens het schrijven van den heer Prins was het bufïet nu het eigendom van een lief hebber, die zijn kamer wilde meubileeren; maar de latere berichten in de dagbladen doen ons zien, dat aan dit verhaal weinig geloof geslagen kan worden. De heer De Rothschild is thans in het spel, en de heer Boasbergantiquair te Amsterdam, is nu de onderhandelaar met den beroemden geldman. De heer Prins is van het tooneel verdwenen, maar of de heer Boaslerg nu de liefhebber met antiquairisch gemeubileerde kamers is, weten wij niet. Zijne onderhande lingen met den baron doen ons echter vermoeden, dat zijn manie voor antiquiteiten toch over troffen wordt door zijn speculatiegeest, en hij niet ongevoelig zal wezen voor een goed bod, wanneer hem dit wordt gedaan. Bij koop en verkoop gebeurt het vaak, dat partijen hunne bedoelingen achter schoonklin kende phrasen verbergen, en dat dit ook hier bij plaats had, mogen wij den heer Prins niet euvel duiden. Maar daarom des te meer had de gemeenteraad zoo'n bijzondere haast niet be hoeven te maken met dien verkoop. Het punt had gerust nog tot eene volgende vergadering uitgesteld kunnen worden. Het dagelijkseh be stuur verklaarde wel, dat de Raad geen handelaar is, maar in het belang der gemeente had het, nu de verkoop van de kast eene besliste en in zijn oogen eene geoorloofde zaak scheen, toch even goed een hooger som moeten vragen. Waar men eenmaal besluit een gemeente-eigendom te ver vreemden, daar moet men de voordeeligste ge legenheid zoeken, en achteraf blijkt nu toch, dat er met dat buffet nog wel geld was te verdienen. En de spoedige toezending van de koopsom wij meenen reeds den volgenden dag kan toch wel als bewijs strekken, dat de kooper met zijn koopje was ingenomen. In ieder geval belette het direct aannemen van het eerste bod het aanbieden van een tweede, dat voordeeliger was. Een andere vraag is echter, en 't verwondert ons, dat niet éen raadslid deze ter sprake bracht; waarom heeft het dagelijkseh bestuur het advies

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1877 | | pagina 1