1877. N°. 96.
Donderdag 16 Augustus.
64s" Jaargang.
CAUSERIE.
BINNENLAND.
GOESCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maasdag-, VVoessdag- en Vkijdagavosd,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.75.
Afzonderlijke nommers 5 et., met bijblad 10 ct.
COURANT.
Gewone advertentiën worden a 10 ct. per regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbctnigingen van 18 regels a 1.
f Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 ct.
Bij d irecte opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Agenten voor het buitenland zijn: G. L. DAUBE &-Co., te Parijs, A. STEINER en HAASENSTEIN VOGLER, te Hamburg.
In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren.
OPENBARE VERGADERING
VAN DEN
BAAD der OElHEKlIiTB GOES,
op VRIJDAG den 17 AUGUSTUS 1877,
des namiddags te 2 uren.
Goes, den 15 Augustus 1877.
De Secretaris,
HARTMAN.
Punten van behandeling
I. Mededeel in gen, ingekomen stukken.
II. Verzoek van rnr. J. I. Del Baere om ont
slag als lid der Commissie van toezicht op
de inrichtingen voor Middelbaar onderwijs en,
casu quo, benoeming ter zijner vervanging.
III. Wijziging van het reglement op het brand*
wezen, en van de daarmede in verband staande
verordeningen.
IV. Aanvrage van het bestuur der vereeniging
„Help u Zeiven" om afstand van grond, met
voorstel vau Burg. en Weth.
V. Voorstel omtrent eene nieuwe verpachting
van den grond voor de lijnbaan van N.
De Lange.
VI. Schadeloosstelling aan de Klokluiders voor
het luiden bij het overlijden van H. M. de
Koniugiu.
VII. Ouinbaarverklariug der nog verschuldigde
pachtsom van P. Weasel bij onvermogen van
den borg C. Wessel.
Bij de gehouden verkiezing voor leden van de
Tweede Kamer qualificeerden wij den heer S. Gille
Heringa als begintelloo». Nu dezer dagen een
brochure van genoemden heer is verschenen, om
zich over de toen door hem aangenomen hou
ding te verdedigen, zou het niet billijk wezen,
wanneer wij daarvan volstrekt geen notitie namen.
Het hoor en wederhoor is voor ons eene eerste
vereisehte, wil men billijk in zijn oordeel wezen.
En daarom bevelen wij onzen lezers, die zich
misschien te veel door ons gevoelen lieten leiden,
ten zeerste de lezing aan van de Afgeperste
verdediging", door den heer Heringa, bij de heeren
Blom, en Olivierse te Culemborg uitgegeven.
In 't kort willen wij echter ons gevoelen bloot
leggen over hetgeen de heer Heringa in zijne
verdediging meedeelt, het oordeel aan elk over
latende, in hoever ons gevoelen waarheid bevat
en billijk is,
Bij het zien van de tweede bladzijde na
het titelblad meenden wij een preek te lezen
te krijgen, waarbij als tekst was aangegeven
Spreuken 18 17 en als liederen om te zingen
Gezang 7] 1 en 5.
Den schrijver zelven zou zulk een tusschen-
zang vóór het nederzetten van enkele regels
op bladzijden 14 en 15, geen nadeel berokkend
MenQ-elwerïc..
Quintus Junior zat in 't zonnetje, rookte,
las, soesde, grinnikte, haalde diep adem, keek
somber, wreef zich in de handen, kuchte en
zeide verscheidene malen „hm! hm!" en knip
oogde dan eventjes tegen Quintus Senior, zijn
vader, die in de schaduw zat, verdiept in
den pas verschenen Gids.
Voor de derde maal zeker maakte Quintus Jr.
deze afwisselende bewegingen en geluiden, al
naar mate hij den brief, dien hij voor zich had,
bezag of op zijne knieën liet vallen.
„HnH Hm! Hm!" kraaide de zoon.
„Wat moet die jongen toch?" zeide de ge
stoorde vaderalsof er nog een derde per
soon tegenwoordig was.
„'k Wil vreemde menschen zien en zeden,
(verre kusten,
„Dat is een kostlijk deel
«Wat! Hoe! Wat!" zei de oude Quintus,
„wat nu weêr, moet je weêr op reis?" zijn
zoon iuterrompeerende in zijn citaat.
„Heel graag, Papazei Sam dood leuk, al
lerlei gekke bewegingen makende.
„Jongen," sprak, vader, „4 weken geleden
maakten we die reis langs de Maasnog geen
hebben, vooral waar hij zich zoo gemoedelijk
beroept op de woorden
,,'k Wil nimmer iemands nadeel zoeken,
Schoon hij mijn nadeel zoekt;
Mijn vijand wil ik nooit vervloeken,
Ofschoon hij mij vervloekt.
Zachtmoedig wil ik hem bejeeguen,".enz.
Zijn vurige liefde voor het huis van Oranje
mocht hem er toch niet toe voerenom som
mige couranten en verschillende personen verdacht
te maken op eene wijze, zooals hij daar doet.
Het kort geleden droevige verlies van wijlen
onze Koningin heeft toch ruimschoots het tegen
deel bewezen van zijn beweren dat als gevolg
van wat de meeste couranten soms stout durven
te prediken, men hier te lande bezield is met de
zucht naar eene republiek. Wij lezen nog al
vele couranten maar zagen nog zelden eenig
schrijven, dat tot zulk een beweren recht geeft
en dit voegt allerminst hemdie onder den schijn
van de verdrukte onschuld toch zegt zijn vijand
zachtmoedig te willen bejegenen.
Ook vele andere zinsneden in zijne brochure
getuigen, in plaats van zachtmoedigheid, van
bitterheid en scherpte, vooral tegenover liberale
couranten.
Welke houding de heer Heringa steeds aan
nam, kan uit het volgende blijken.
Van menige vereeniging was hij bestuurslid;
zelfs voorzitter van eene R. Katholieke konink
lijke Harmonie en actief de heer Heringa zegt
't zelf lid van den kerkeraad der Hervormden.
In Utrecht was hij hoofdoprichter van (mogelijk
wel de grootste) sociëteit, waarvan bijna even
veel Katholieken als Protestanten lid waren, en
bovendien lid van twee besturen, dat (sic!) geheel
uit rechtzinnige en een bestuur, dat geheel uit libe
ralen bestond.
Hij beschouwde zich als een soort zuurdeeg
dat de male meels moet doorzuren. Zulk een
zuurdeeg kan misschien nuttig wezen in Har
monieën, Sociëteiten, bij gezellige hombre- of
whistpartijtjes, maar wij zijn er niet mistroostig
onderdat de kiezers in het district Delft zulk
een zuurdeeg in de Kamer onnoodig vonden.
Om handjes te geven in een Harmonie aan Ka
tholieken, en de broeders in den kerkeraad actief
terzij te staan, is zeker verdienstelijk en kan
zeer goed samengaan maar in een Tweede Ka
mer brengt men 't op zulk eene wijze niet ver,
en dient men voor beginselen te strijden.
De beginselen van den heer Heringa nu zijn
volgens de door hem gegeven ophelderingen zoo
verward en zoo onflink, zoo weinig op den
14 dagen was je in Londen en nu wou
JC
„Lees dan" zei Sam vrij oneerbiedig.
En Quintus Senior las:
„Katteringa, 2 Aug. '77.
Groote tentoonstellingsbezoeker!
Geducht reiziger!
Waarde Sam!
Onze eenige tentoonstelling sluit over drie dagen;
houd je belofte en kom terstond tot je vriend Pas,
die je met open armen ontvangen zal. Groet
Jeanne. Friesland zou treuren zoo gij, die in
de laatste vier jaren geene expositie (zelfs
die der honden) onbezocht liet, deze negeerdet.
Het Woatersnipske heb ik ook aan zijne be
lofte herinnerd. Adieu."
„Twee dingen" zei Quintus Senior, den
brief neerleggende, „zijn me duister; wie is
Pas en zou 't waar zijn, dat die expositie zoo
gauw gesloten wordt?"
„Pas is de bijnaam van Hubstra, fils du
right honorable Esq.: van Katteringa, bij
Heerenveen et quant la clóture, cher Père,
Pas kan niet liegen."
„Maar," zei vader Quintus, „hebt ge nu
waarlijk er lust in om weêr een Godgan-
schen dag in den trein te zitten en is je smaak
voor deFriesche oqdheden wel van die kracht,
dat
man af, dat wij ook na het lezen daarvan het
woord beginselloos geen te krasse uitdrukking
vinden.
De heer Heringa zegt o. a. op bladz. 13
„van kiesvereeuigingen waar men candidaten
stelde ben ik nooit lid geweest; het eenzijdige
en aanmatigende dier lichamen stond mij altijd
tegen," maar op bladz. 28 lezen wij„in Hol
land moetende zijn, ging ik te Delft naar het
bestuur van de conservatieve kiesvereeniging
Eendracht maakt Macht en zeide hem (sicdat,
met het oog op de aanstaande schoolwet-discus-
siën, eeu optreden daarbij voor mij zeer aange
naam zoude zijn."
Is dat éeue staaltje niet reeds voldoende om
aan te toonen, hoe weinig degelijkheid men bij
een man als de heer Heringa vindt? Men vraagt
niet om candidaat gesteld te worden door een
vereeniging, die men aanmatigend en eenzijdig
noemt. Men toont zich dan eerst man, door geene
diensten te vragen, ja zelfs ze af te slnan, wanneer
zij van zulk eene zijde worden aangeboden. Van
de door hem aangevoerde motieven ter ver
dediging zijner handelwijze zullen wij geene aan
halen. Men leze die zelven.
„Niemand weet dan de goede God hoe smar
telijk ik getroffen en zelfs financiëel benadeeld
ben door hen, met wie ik op vriendschappe-
lijken voet stond."
Die klaagtoon van den schrijver doet ons voor
hem leed, maar voor hij zijn vrienden daarover
hard valle, ga hij eens goed na, aan wie hier
de grootste schuld ligtaan hem, die zonder be
ginselen slechts vriendschap najaagt, of aan hen,
die hunne beginselen boven de vriendschap stellen.
Wij hebben met enkele woorden de aandacht
op zijn schrijven willen vestigen, om hem te
toonen, dat wij het niet wilden doodzwijgen.
Evenmin als wij hemzeLen verguizen of trappen
zouden willen, willen wij dit zijn brochure doen.
Wij zochten den politieken persoon, en daarmede
wensehten wij een eerlijken strijd. Wij vonden
echter een vriendschappelijk man, wiens midden-
politiek hem reeds vele parten speelde en, mocht
hij voortgaan daarmeê, nog spelen zal.
Eén raad willen wij hem gaarne geven, nl.
dezen. Mocht hij 't weêr eens noodzakelijk vinden
zijne gevoelens door de drukpers bekend te
maken, dat hij dan een goed vriend in den arm
neme, om taal- en stijlfouten te vermijden. Zijn
werk wemelt van die fouten en zijn prestige als
voormalig schoolopziener wordt daardoor niet
verhoogd.
ÖFFICIEELE MEÖËDEELINGEN.
De opbrengst der Rijksmiddelen bedroeg in de
maand Juli jl. ƒ6,054,494,85, zijnde ƒ1,475,000,03 minder
dan in Juni 1876 en ƒ1,394,591,58 minder dan 1lli der
raming. Sedert 1 Jan. jl. was de opbrengst 52,356,609,13,
zijnde ƒ894,858,25 meer dan in de eerste maanden
van 1876 en 213,004,12 meer dan '/is der raming voor
1877.
bbdh—mmw ju'1mdm—m,—w—
GOES, 15 Augustus 1877.
Dinsdagmorgen meends een koetsier met
zijn wagen in vollen draf de Opril naar de Groote
Markt af te rijden, toen hij, van de zijde van de
Markt twee wagens ziende aankomen, rechts uit*
haalde, maar daardoor met zulk een vaart tegen
een der palen reed, die op de Opril zijn gezet,
dat hg zelf over het paard heen van den wagen
viel en een ander, die bij hem zat, ook op de
straat neerkwam, en zich ernstig aan den arm
bezeerde.
Het is daar een lastige hoek voor rijtuigen.
Wanneer men de Koningstraat uitkomtdan
gebeurt het maar al te vaak, dat de koetsiers
alle krachten moeten inspannen om ongeluk
ken te voorkomen, indien er van de marktzij
ook een wagen aankomt.
Dat er op dat gedeelte niet meer ongeluk
ken plaats hebben, verwondert ons zeer, en
wij zouden het niet ondienstig vinden, dat
eene politie-verordening in 't leven geroepen
werd, om het rijden daar te regelen. Zou 't
te moeielijk wezen eene bepaling te hand
haven, dat men van de zijde van de Markt
de Opril Diet mocht oprijden, maar dat men
daartoe de Rijfelaarstraat moest kiezen, ten
einde dan langs de Vlas- en Beestenmarkt
en Keizerstraat de Kade te bereiken. Dit is
zeker een omweg, maar het is beter dien om
weg te maken dan een ongeluk te veroorza
ken. In ieder geval: op welke wijze dit ook
geschiede, voorzien dient erin te worden.
Hedenmorgen viel op de kade alhier M.B.,
terwijl hij bezig was met het laden van graan,
van de plank af in het water.
Het mocht twee daarbij aanwezige personen
echter spoedig gelukkenhem op den wal te
helpen.
De Goesche Harmonie gaat Zondag naar
Antwerpen om, ingevolge daartoe gedane uit-
noodiging, deel te nemen aan een concours, dat
bij gelegenheid der Rubensfeesten aldaar zal
plaats hebben. Daar de directeur tijdelijk af-
„Hin, Hm" riposteerde Sam, „ik denk dat
ik tegen een beetje moeite niet opzie, is 't
wel en dat mijn smaak voor antiquiteiten
zulk een omvang moet krijgen, daar ik nu
ook de gelegenheid heb om die koppige Frie
zen in mijn qualiteit van stuggen Zeeuw eens
van nabij te bekijken. En weet u, Papa!
als me nu alles best bevalt, als de tentoonstel
ling is zooals die beschreven wordt, als de
Friezen zoo typisch en koppig zijn als we
in enkele romans lezen, als de schoonste ge
deelten van dat ruwe Noorden waarlijk zóó
schoon zijn, dan, zeer geachte vader Quintus!
schrijf ik een reisverslag voor mijn blad
„Voor jouw blad," zei de oude Heer lachende.
„En," vervolgde Sain, „U zult verrukt zijn
over zulk een zoon! Is 't geen erge jammer,
dat reizen zooveel geld kost?" voegde bij ex-
ondeugend bij, toen Papa eene wandeling
naar de bekende secretaire maakte.
Het slijk der aarde rolde met meer geweld
dan noodig was in Sams zakop dit oogen-
blik stak zijne zuster Jeanne haar lief
mooi, donker smoeltje de kamer inSam,
die in zijne opgewondenheid over zijn succes-fou
zijn vader wel had willen omhelzen, maar
dit strijdende vond met het deftige boord
van den ouden heer, pakte het lieve meisje
om haar middel, kuste haar verscheidene malen
en vloog met haar in wilden galop door de
kamers.
„En nu, Jeanne" zeide hij, geheel buiten
adem, „nu fluks mijn valies en demi-saison
gepakt en dan
„Gaat gij nu weêr heen," vroeg Jeanne,
met een hangend lipje, „en dat zoo gauw?"
„Lievert," lachtede vroolijkebroer, „ik breng
half Friesland voor je meê en zal je dikwijls
schrijvenzie je, vervolgde hij schalks, toen
haar gezichtje zich nog niet ontplooide, „ik
heb het Pas beloofd en als ik Pas nu eens
meêbracht, wat zou Jeanne dan wel zeggen
Het lieve kind kleurde, pakte haar broers
handen, die ze eens flink trachtte te knijpen
en fluisterde „ondeugende jongen! als ge dat
doet, hoeft ge halfFriesland niet meê te brengen."
„Hoe laat gaat ge morgen?" vroeg Quintus Sr.
„Ik ga morgen niet, ik ga heden Papa,
met den trein van half twee uit Goes; als U
ten minste het rijtuig wilt geven, dan kan
ik er nog op mijn gemak komen."
Dit gesprek werd gevoerd op eeu buiten
tusschen Goes en Fort Bath, door een lid
van de Provinciale Staten van Zeeland en zijn
zoon, Delftsch student, op Zaterdag 4 Augus
tus 1877.
(Wordt vervolgd.)