BUITENLAND. KERKELIJKE ZAKEN ONDERWIJS. Vrijdag 29 Juni 11, had in 't Schuttershof te Domburg de 19e algemeene vergadering plaats van de onderwijzers-vereeniging in het le school district van Zeeland; terwijl op dienzelfden dag te Renesse de onderwijzers-vereeniging in 't 2e en 3e schooldistrict van Zeeland hare 34e al gemeene vergadering hield. Ds. K. W. Vetliake, te Wilhelminadorp, heeft toezegging van beroep naar Vreeswijk ontvangen. Op het twaalftal te Meppel komt als no. 1 voor ds. D. Rijnders, te Middelburg. Dinsdagavond werd bij spreekplaats no. 3 een bidstond gehouden, die door geen groot aan tal belangstellenden werd bijgewoond. Op de spreekplaats waren gezeten de heeren Saaymans Vaderonze afgevaardigde ter Tweede Kamer, A. Tan Schelven van Goes, C. De Smit van Noord-Beveland, en de predikanten L. Van der Valk van Delft, en P. K. Dommisse van Biezelinge. De heer A. Fan Schelven opende deze bij eenkomst met gebed en eene toespraak, waarin hij betoogde, dat, bij al de treurige teekenen des tijds, er toch nog stof tot dankbaarheid overblijft, omdat de Heer de zendingsfeesten laat doorgaan, die meer en meer nationaal wor den. Velen hadden ook behoefte om een woord van bemoediging te hooren, alsof daartoe wekelijks in de kerken geen voldoende gele genheid bestaat,en al kleefde den zendingsfees ten ook veel onheiligs aan, des te meer was het te waardeeren, dat de Heer hen toeliet zich te vereenigen om Zijn naam te hooren verkondigen. De heer A. Van Schelven sprak van het opgaan der Israëlieten naar Jeruzalem, om hun kerkelijk feest te vieren, tentijde toen allen belangstellen! vroegen, of ook Jezus zou opgaan naar die stad om mede dat feest te vieren? En hij ging op, maar werd gevangen genomen. Nu begon hij naar ons gevoelen op minder passende wijze eenige voorgangers te vergelijken met Jezus. Hij was overtuigd, dat er zouden wezen, die nieuwsgierig zouden vragenzou broeder Fan F'oom van West- Capelle niet komen, of broeder Van 't Lindenhout, «ja, zoo vervolgde hij, «zelfs de oude Goesche Courant, die niet van onzen geest is, vroeg be langstellend naar broeder BrOMET." Eenigen tijd daarna werd gebeden voor de gezanten des Heeren, die het woord zouden voe ren op den dag van morgen en daar onder die sprekers predikanten, zendelingen en, evenals de heer Van Schelven, onbestudeerde personen voor komen, maakten wij de gevolgtrekking, dat die heeren onder elkander zich het voorrecht toe kennen van gezant des Heeren te wezen, mits zij slechts op een zendingsfeest het woord van den katheder voeren. Ook de heer Van Schelven be hoort dus, als consequent gevolg van al het ge hoorde, tot die gezanten des Heeren; en vonden wij eerst aanleiding om booste worden, spoedig kwamen wij tot de gevolgtrekking, dat ons eer meelijden pastte jegens allen, die zich lieten lei den door mannen als de heer Van Schelven Onder verwijzing naar het derde en negende gebod eischen wij, die nooit van zulk een geest hopen te worden, dat de heer Fan Schelven on der herhaalde aanroeping van een naam, die hem als gezant te heilig moest wezen, geen leugens verkondigt, want dat is naar ons gevoelen ook ijdelijk den naam des Heeren gebruiken. Maar bovenal heeft hij als voorganger zijn recht ver speeld door een valsch getuigenis jegens zijn naaste af te leggen. Als er van onheiligs wordt gesproken, dat den zendingsfeesteu aankleeft, dan behoort ditmaal zijn leugen daartoe. Allen, die de Oude Goesche Courant kennen en daartoe behoort de heer Fan Schelven, want hij weet, dat wij niet van zijn geest zijn, weten zeer goed, dat zij verleden jaar juist aangeraden had den heer Bromet niet meer uit te noodigen; dat zij juist gezegd had, dat zulk een man de gan- sehe zaak in miscrediet bracht, en dat hij met den heer Looman uit Amsterdam zeer goed ge mist kon worden. Het was eene raadgeving, maar geen uitdrukkelijk verlangen, van ons. Wij stellen al zeer weinig belang in de zen dingsfeesten, en al kwam er niet éen zulk een feest meer, wij zouden er niet over klagen. Doch waar de heer Fan Schelven op doelde was de, door taal en stijl, uitmuntende advertentie, waarvoor hij zeker bijzonderesympathie gevoelde, omdat er in vermeld stond, dat het zendingsfeest uiets beteekende, wijl het allen dominé's waren, die zouden spreken. De schrijver vond 't dus beter mannen als de heeren Bromet en Van Schelven te laten preeken. Nu, hiertoe heeft hij het volste recht, elk zijne verkiezing; maar om dergelijk caca- graphisch product in het oog der goêgemeente op onze rekening te schuiven, en ons, tegen beter weten in, voor te stellen als een vriend van den heer Bromet, dat is beneden alle eer lijkheid Honderdmaal erger wordt dit, wan neer het geschiedt ouder aanroeping van den naam des Heeren Achtereenvolgens werd nog gebeden en ge sproken door domiués V. d. F alk en Dommisse en den heer C. De Smit, die weinig tijd had. Na afloop maakten wij eene wandeling langs het terrein en bemerkten een menigte busjes, zelfs voor Kindervereenigingen voor de zending, waar elk ruimschoots gelegenheid had offers te brengen. Het weer liet zich heden niet gunstig aanzien, maar in den loop van den morgen helderde de lucht op, en mocht men zich verheugen in droogte, al speelde de wind ook een minder aangename rol, door het op sommige punten onmogelijk te maken, dat men de sprekers verstond. De weg van Goes naar het terrein zoo uitstekend voor dat doel geschikt, zoo lief gelegen was be zaaid met wandelaars en rijtuigen; de treinen van den kant van Middelburg en van Holland brachten scharen bezoekers aandie allen in opgewekte stemming verkeerden, en zich 't eerst vereenigden rond spreekplaats no. 1, waar ds. De Graaff uit Amsterdam de openingsrede zou houden. Ds. Nonhebei van Middelburg opende de bijeenkomst met allen een welkom toe te roepen, waarbij hij tevens er op wees, dat het feest veertien dagen was uitgesteld. «Maar op den 4en Juli kon men toch den 20en Juni niet vergeten, den dag, waarop het stoffelijk over schot onzer gebelde Koningin naar het graf werd heengeleid. Die dag kon en mocht geen feest dag zijn, op dien dag mocht ook geen zendings feest gevierd worden. Ons hart ging mee naar het graf, en aan hare nagedachtenis moest hoe kon 't anders op dit oogenblik hulde ge bracht worden: hulde aan de vrouw, die al wat vrouwelijk is, over zich had hulde aan de moe der, die door hare kindereu zoo diep wordt be treurd hulde aan de gevierde in gansch Europa, aan de patrones van kunsten en wetenschappen hulde aan onze Koningin. Het was spreker een voorrecht hier ten aan- hoore van zoovelen te kunnen getuigen, boe haar laatste verzoek op haar sterfdag is geweest, dat haar de gelijkenis van den Tollenaar zou worden voorgelezen. Daar had zij behoefte aan, en in het geloof van dien Tollenaar is zij zeker gestorven. Hij sprak daarop een woord van dank aan ds. lJe Graaf, die, toen het bestuur door de verschikking in moeielijkheden verkeerde, dadelijk bereid was te helpen, en tevens dankte hij alle volgende sprekers. Hij deed het ver zoek niet te rooken, en beval ten slotte de collecte voor de zending aan. Bij de eerste rede zou niet gecollecteerd worden Daarop zagen wij ds. De Graaff opstaan, om met zijn vriendelijk, innemend gelaat, op zijne gewone geestige en toch ernstige en har telijke wijze velen te stichten. Zag men in hem een feestredenaar, dan moest hij de keuze al zeer ongelukkig noemen maar deed zich de vraag op naar iemand, die met een feestelijk hart een hartelijk en ernstig woord spreekt, dan was hij op zijn plaats. Ook hem gaf de dood der Koningin aanleiding om te spreken en wel: lo. over dood; 2o over leven; 3o. over dood en leven. De Heer had niet gewild, dat men vóór 14 dagen bijeenkwam, want Hij had iets ons te zeggen. Dat aanhoudende klokgebrom, ook in alle Zeeuwsche gemeenten, kondigde aan, dat een mensch ging naar zijn eeuwig huis. „Sterft gij of ik, dan weten de naaste buren en ken nissen het, en daarmee uit; maar sterft een Koning of Koningin, dan wil de Heer, dat dit luide worde verkondigd. Spreker zou niets zeg gen over den rouw van het Huis van Oranje. Hij keurde ten hoogste alle mededeelingen af, die in de couranten de rondte hadden gedaan over de droefheid der Koninklijke familie, over de woorden die toen werden gesproken. Ja, het was terecht een Doorluchtig huis, een Ko ningshuis, want ieder luisterde en vroeg wat er voorviel. De spreker was dankbaar, dat hij in een minder doorluchtig huis woonde, want nu er een zwaar rouwfloers ligt over dat huis, moest men de Koninklijke familie alleen laten met hare droefheid en haar God, niet critiseeren, want het is het Heilige der Heiligen van Gods beproe ving. Dat is de dood en als God er in werkt, dan is er weer opstanding. En dat heeft God gedaan. Spreker herinnerde vervolgens, hoe ds. Cohen Stuart had moeten spreken, maar verhinderd was, omdat hij in Edinburgh (Schotland) eene bijeenkomst moest bijwonen van afgevaardigden van verschillende kerkgenootschappen uit Europa, Amerika en Afrika, om aldaar gemeenschap der Heiligen te oefenen. Dat waren geen personen, die zonder zonden waren, maar die den Heer dienden. Die samenkomst was een symbool voor de Christenen om de gemeenschap met Christus te zoeken en, met het oog op de thans plaats heb bende avondmaalsvieringen, wekte hij op tot een leven in Christus, en bewoog hij zich in het verdere zijner toespraak op het gebied van ker kelijke leerstellingeu, om ten slotte zijne hoor ders tot een Christelijk leven aan te sporen. Onder de hoorders, wien een zetel werd toe gekend op de spreekplaatsen, merkten wij ook onzen afgevaardigde ter Tweede Kamer weer op. Met eenige gespannen verwachting begaven wij ons naar spreekplaats no. 3, waar de heer J. B. Wolbers, de gewezen candidaat voor de Tweede Kamer in het district Middelburg, zou optreden, om te spreken over staatkunde en gods dienst. De man, wiens naam, zooals ds Crom- sigt uit Cortgene meêdeelde, op veler lippen kwam, stond dan op, om met een zekere bonhommie een soort politieke geloofsbelijdenis af te leggen Hij vond 't moeielijk om, na de waarlijk schoone woorden van ds. De Graaffte spreken, en dan vreesde hij dat deze of gene zou zeg gen «is dat nu een onderwerp op een zendings feest, daar waar over zending, christelijke jon- gelingsvereenigen enz werd gesproken?" Mochten allen die aanwezig waren, er zoo over denken, dan zou hij leed gevoelen dat hij aan het verzoek tot het vervullen van een spreekbeurt, per telegra- phische snelheid hem gedaan, had gehoor gegeven en op even snelle wijze had geantwoord, dat hij komen zou. Hij gaf daarop eene beschrijving van staat kunde, zooals sommigen die opvatten, om mekaar een vlieg af te vangen, om zijne gedachten te verbergen, en andere min edele zaken, maar dat gold slechts eene oneerlijke staatkunde, niet de staatkunde, die betreft, kennis van den staat. Die keunis is om den sta.t te besturen en dien te dienen. De geschiedenis en even zeer de tegenwoordige toestanden moet men daar voor kennen. Het is een groot voorrecht, als in een land de landbouw bloeit, kunsten en wetenschappen tierenmaar zoo een en ander verkregen wordt op de kronkelende paden eener slechte staatkunde, dan houdt het geen stand. Denkt aan Cyrus, Ninivé en aan Babyion. Hoe bloeiden die staten en nu kent men ze niet meer 1 Evenzoo zijn Macedonië, Perzië en het Romeinsche rijk vergaan, niettegenstaande zij groote rijken waren. De Staten, waar de gerechtigheid de kracht van de staatkunde niet uitmaakte, konden niet bloeien. Maar, zou menigeen vragen, zijn er niet vele zulke staten, die toch bloeien? Oordeelen wij niet over vreemde staten; Gode zij het oordeel Zien wij slechts op ons eigen land, hoezeer wij als onze voorvaderen zich verootmoedigen moe ten voor God 1 Nog heeft God ons genadiglijk gespaardnog ons behouden. God toefde met de Ammonieten te verdelgen, omdat hunne on gerechtigheid nog niet volkomen was. God be ware ons, dat de onze niet volkomen woide! Daarom moest eene goede staatkunde in toe passing worden gebracht, die door den godsdienst bestierd en geheiligd wordt, en de staatkunde op godsdienst gebouwd worden. De godsdienst leert de hoofden eerbiedigen. Spreker wil geen heerschende kerk Wat spreker dan wél wil in de toepassing van zijn godsdienst in de staatkunde is ons een raadsel gebleven. Hij was in beginsel voor volledige scheiding van kerk en staat die beiden verordend zijn door God en waarvan de een voor de tijdelijke, en de ander voor de geestelijke belangen moet zorgen. De regeering mag o. a geen priester noch zendeling zijn. Godsdienst zij vrij, niet in naam maar inderdaad; de kinderen moeten den ouders toebehooren en den ouders zij het recht hun kind op te voeden. Alsof dit tegen woordig niet 't geval is Over onderwijs sprak de heer Wolbers ter loops, en verkondigde de oude bekende stelling, dat waar particuliere krachten te kort schieten, neutraal onderwijs moet worden gegeven. Hij wees op de Zondagsviering, die wel wat beter mocht wezen, maar toch deed o. a. de rechtbank op zulk een dag geen uitspraak, en de eed in de grondwet, waarbij de Almachtige werd inge roepen, bewees, dat wij in een Christelijken staat waren. Hij spoorde aan, om van het kiesrecht gebruik te maken, en zich niet achter schijnleuzen te verbergen, om zich daaraan te onttrekken. Daarop volgde zijne geloofsbelij denis op verschillende punten. Eene goede staat kunde eischte: dat de census verlaagd werde, het kiesrecht werde uitgebreid, het onderwijs vrij was, ieder geroepen werd het land te verdedigen en het dienstvervangingstelsel vervallede sociale quaestie niet worde voorbijgezien, maar de staat ook belangstelle in den toestand der arbeiders; de Oost-Indische bezittingen met recht vaardigheid worden bestuurd, de belastingen be langrijk worden gewijzigd. Hij vroeg toen, of men niet zou denken, dat zulk een staatkunde sympathie zou vinden? Zoo dit niet 't geval was, zou 't hem spijten. Daarna kwam een beroep op ons Nederlan ders, die een afstammeling van Willem den Zwijger op den troon hebben, om zulk een staatkunde hier in toepassing te brengen. Ten slotte had spr. nog een excuus voor het kiezen van zijn onderwerp. De Miuister van Koloniën had o. a in eene zitting der Tweede Kamer verleden jaar gezegd, dat de zending in Iudie verkeerd was, dat zij niet getolereerd kon worden, en eene vredelievende staatkunde belemmerde. De heer Wolbers wenschte, dat de zending niet afhankelijk werde gesteld vau Christelijke of Mohainedaansche ambtenaren. Maar dit feit haalde hij aan als een bewijs, dat staatkunde en zending wel degelijk bij el kaar behoorden, en zijn onderwerp niet zoo ge heel buiten de orde was. Wij hebben, uit belangstelling in den ex-can- didaat, en met het oog op zijn onderwerp, langer over zijn rede uitgeweid, dan wij over de ove rige sprekers zullen doen. Terwijl dhr. Wolbers sprak, predikte de heer II. Smeding, predikant te Haarlem, over Christe lijk ouderwijs en onderhield de heer W. Von Wrangel auf Lindenberg zijn hoorders over „Mi litaire Vereenigingen," waarbij hij den ouders op het hart drukte, om toch vooral te denken aan de woorden „Gij zijt duur gekocht", waar hunne zonen, als militair dienst doende, aan verleiding b'oot staan. Daartegen bood het „militair te huis" eene veilige schuilplaats aandaar vond de soldaat christelijke lectuur, en kon hij zich op gepaste wijze ontspannen. Hij wekte zijn hoorders op om lid te worden van den militai ren bond, tegen betaling van ff 2,contributie per jaar. Een vroeger verzoek van het bestuur van den bond tot toetreding als lid had geen gun stig gevolg. Vooraf had spreker zich gekweten van een plicht der dankbaarheid aan een land bouwer in Beveland, die 30 jaren geleden aan de troepen, welke door Wilhelminadorp en Goes trokken een emmer melk gaf, terwijl niemand anders op Zondag zelfs water wilde geven. (Wordt vervolgd) FRANKRIJK. De vrees voor een coup d'état wordt met eiken dag grooter, en uit een dezer dagen door den maarschalk Mdc-Mahon tot de troe pen gerichte dagorder meent men duidelijk te kunnen opmaken, dat de president niet voor zulk een handeling zou terugdeinzen. In die dagorder verklaart Mac-Mahon, dat hij op net leger vertrouwt, als hem te zullen helpen Jiet gezag en de wetten te handhaven, en dat de soldaten zullen begrijpen dat het land aan het leger de bescherming zijner dier baarste belangen beeft opgedragen. De Temps merkt zeer naïef, maar waar op, dat het niet in den baak is, om tegen het leger over po litiek te spreken, en dat niet aan de troepen, maar aan de drie staatsmachten de presi dent en de beide kamers, de bescherming der dierbaarste belangen van de natie zijn op gedragen. De verkiezingen voor de nieuwe kamer beginnen het land reeds in rep en roer te brengen De voorteekenen van een feilen strijd openbaren zich voorshands nog in de dagbladen en niemand durft er voor instaan, dat de orde ongestoord zal blijven. Het tijd stip der verkiezingen is nog niet vastgesteld, maar algemeen gelooft men, dat zij in Sep tember zullen plaats hebben. Dat Mac-Mahon als hoofd van het uitvoerend bewind een ma nifest tot de kiezers zal richten, valt niet te betwijfelen en alzoo zal De Broglie, in den persoon van den president, de voornaamste rol bij de verkiezingen spelen Tegenover de republikeinen zullen niet staan de legiti misten, Orleanisten en Bonapartisten en de clericalen, maar de Mac-Mahonisten. De Bonapartisten vleien zich reeds de regeering naar hunne hand te hebben gezet, en een der hunnen, Clement Duvernois, betoogt in den Soir, dat, mochten de verkiezingen niet in conservatieven zin uitvallen, de kamer een voudig nog eens moet ontbonden worden, maar dat de maarschalk op zijn post zal blijven. De moordenaar Aublinwiens vermetele vlucht uit den spoortrein, waarmede hij van Calais naar Brussel werd overgevoerd, in dertijd zooveel opzien baarde, is Donderdag jl. te Douai onthoofd. OOSTERSCHE QUAESTIE. Uit goede bron verneemt men, dat de Oostenrijk-Hongaarsche politiek sedert het ontstaan der verwikkelingen niet de minste verandering heeft ondergaan en die politiek zich ook vrij zal houden van elke inmen ging in de quaestie. Hetgeen op het Bal kan-Schiereiland voorvalt, geeft bijna de zeker heid, dat de oorlog gelocaliseerd zal blijven tot het einde. Eerst na afloop van den krijg begint de taak der diplomatieke onderhan delingen, en daarbij zal steeds op den voor grond staan de ongeschonden handhaving der vereeniging van de Oostenrijk-Hongaar- sche staten. VAN HET 00RL0GST00NEEL zijn de volgende telegrammen bekend ge worden Het vijfde Zuider-zendingsfeest, 4 Juli te Kloetinge gevierd. Wij zullen ditmaal onze lezers niet vermoeien met zulk een uitvoerig verslag van al het ge sprokene, als door ons verleden jaar is gele verd. De onderwerpen, welke er werden be sproken, zijn bijna alle dezelfde als toen, en, waar de behandeling daarvan meer in de kerk te huis behoortachten wij het thans min der noodzakelijk nogmaals den inhoud van al die toespraken, die toch weer op hetzelfde neer komt, nog eens te laten lezen. Enkele punten, die naar ons gevoelen de aandacht verdienen, zullen wij aanhalen, en bestaat daartoe aanlei ding nu en dan eene opmerking maken. Voor 't overige bepalen wij ons tot een kort verslag van het gebeurde.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1877 | | pagina 2