Eene geliefde doode. Vereeniging tot het regelen en be vorderen van Volksvermaken. BUITENLAND. Dinsdagavond had alhier eene algemeene vergade ring plaats van de leden der bovengenoemde vereeniging. Door den voorzitter werd het navolgend verslag uitgebracht. Mijne Heeren Ingevolge art. 13 onzer statuten is deze algemeene vergadering belegd en rust op ons de taak om onder meerder verslag uit te brengen van het door de ver eeniging verrichte over het afgeloopen dienstjaar. Voor het aanhooren daarvan verzoek ik eenige oogenblikken uwe welwillende aandacht. Evenals vorige jaren kunnen wij beginnen met U onzerzijds de verklaring te gevendat wij met ge noegen en tevens met eenige zelfvoldoening terugzien op hetgeen in het afgeloopen jaar vanwege de ver eeniging is uitgegaan. Al kunnen wij U geen bij zonder groot feest van het afgeloopen jaar in her innering brengen, omdat het welslageu daarvan wel licht onze financieële krachten zou hebben te boven gegaan, toch mochten wij bij de gehouden feesten steeds uwerzyds bewijzen van goedkeuring ontvangen. Uwe goedkeuring toch en uwe ingenomenheid met de re geling en leiding onzer feesten zyn ons zoo recht aangenaam en schenken ous ruimschoots vergoeding voor alle moeiten en zorgen, die door ons soms met veel opofferingen aangewend worden om u de feesten zoo aangenaam mogelyk te maken. Laat ik u onze feesten in herin: ering brengen en die met een enkel woord bespreken. Daar wij geen geschikt zomerfeest konden regelen, zyn wij laat iu het dienstjaar begonnen en wel op den 30 November 1876 met eene tooneelvoorstelling der Rederijkerskamer „Aurora." Ik geloof M. H., dat we met veel genoegen ons dien aangeuamen avond mogen berinneren. Daar het ons streven moet zijn niet alleen aangename feesten te geven maar ook feesten die strekken kunnen tot leering en tot ontwikkeling, is de opvoering van degelijke tooneelstukken zoo zeer gewenscht. De welwillendheid, die ons dit jaar vanwege de Rederijkerskamer „Aurora" weder ten deel viel, wordt door ons op boogen prijs gesteld. l)e bloei dier kamer is ons aller wenscli en onze vereeniging moge dikwijls de steun dier leden ondervinden, die lust en krachten veil hebben om een leestavond te bereiden. Vervolgens komen wij aan ons Sint Nicolaasfeest op den 6 December 1876. Evenals vorige jaren mocht het bestuur ook bij de viering van dat feest weder ondervinden, dat het een feest is, by de leden zoo zeer gewild. Ofschoon het bestuur alle pogingen weder heeft aangewend om een waren feestavond te organi- seereu wat betreft een nette en goed van prijzen voorziene tombola, de opwekking tot vreugde en ont spanning was voor een zeer groot deel te danken aan de medewerking der Harmonie „de Volharding" en die van eenige oud-leden der Rederijkerskamer y Vondel". De steun, dien wij by onze feestvieringen zoo dikwerf van de vereeniging de Harmonie ont vangen en waarlijk voor ons zoo onmisbaar is, wordt door ons zeer gewaardeerd. De erkentelijkheid konden wy ook dit jaar niet bij woorden laten en wij hebben niet geaarzeld om door daden te toonen, dat de in standhouding en bloei der harmouie op hoogeu prijs wordt gesteld Wij gaven tot dat doel uit de kas onzer vereeniging eene som van 25,geen oogen- blik twijfelende of die daad zal uwe volkomene goed keuring wegdragen. In de 3de plaats herinneren wij ons de soiree op den 22 Maart 1877. Door de welwillendheid van eenige heeren dilettanten, wat betreft gegeven voor drachten en de zeer gewaardeerde medewerking van éene dame en eenige leden der Rederijkerskamer „Aurora", konden wij eeu feestavond schenken, die ons allen veel genot verschafte en waaraan de ber innering ons aangenaam stemt. Zie daar M. H., elk onzer feesten met een enkel woord besproken en ze u in herinnering gebracht. Moge die herinnering aangenaam zijn en bij U de overtuiging leven dat wy alles hebben aangewend wat tot uw genoegen bevorderlijk zijn kon! Bestaat by u die overtuiging, dan vinden wy ons beloond voor de vele moeiten en zorgen, die wy in het belang der vereeniging hebben aangewend. Minder gelukkig zyn de pogingen geslaagd door het bestuur aangewend tot de oprichting eener afdeeling „Floralia" vanwege onze vereeniging. De moeiten en zorgen daarvoor besteed zijn vele geweesthet zal overbodig zijn u hiervan eene schets te geven. De weinige belangstelling onder de arbeidende klasse den stand, waarvoor zulk eene floralia hoofdzakelijk is bestemd, was oorzaak, dat wij voor dit jaar de verwezenlijking van ons lievelingsdenkbeeld moesten opgeven. Ons ledental is dit jaar door vertrek van eenige leden een weinig verminderd. Wij telden by den aanvang van het dienstjaar 358 leden, thans tellen wij er 342. In het personeel van het dagelijksch bestuur kwam in het afgeloopen jaargeene verandering. Bij den aanvang van ons dienstjaar traden als nieuwe leden op de heeren E. Fan den Bosch en A. Cornelis. Thans treden als leden van het bestuur af de heeren E. Fan den BoschW.F. Busing en J. A. Elzevier Stolcmans. Naar aanleiding van art. 4 onzer statuten zullen U straks de noodige voordrachten worden aangeboden ter vervulling der gewone vacatures in het bestuur. En hiermede M. H. kunnen wij ons verslag over het afgeloopen dienstjaar als geëindigd beschouwen. Gaarne geven wij u de verzekering, dat wy in het iugetreden nieuwe dienstjaar onze beste krachten zullen aanwenden om degelyke volksvermaken te geven, over eenkomstig het doel onzer vereeniging. Wy roepen daartoe uwe welwillende medewerking in, eene mede werking voor ons zoo onmisbaar, willen onze pogingen piet een goeden uitslag worden bekroond. Uitgebracht in de algemeene vergadering van Dins dag den 5 Juni 1877. W. F. BUSING, Foorzilter. Tot leden van bet bestuur werden herkozen de heeren: E. v. d. Bosch, W. F. Bosing en J. JE. Stokmans. Meer nog dan het klokgelui en andere officiëele plechtigheden getuigen de berichten in de dagbla den van de algemeene deelneming, die het over lijden van onze geliefde Koningin heeft verwekt. Waar men vaak bij het sterven, ook van hooge personen, het r>van de dooden niets dan goeds" toe past, om minder aangename herinneringen te ver drijven, daar is voor deze Doode niet éen in den lande, die zich niet gedrongen gevoelt om in te stemmen met de betuiging, dat van haar niets dan goeds valt te vermelden. In 's-Hage is alles in rouw; de winkels zijn in rouwgewaad, en ook op andere plaatsen, zooals Middelburg, getuigen som mige uitstallingen van de vereering, die men de Overledene toedraagt. In het Utrechtsch Dagblad leest men de vol gende ontboezeming onder het opschrift Klokkelonen op 3 Juni 1877. Dof dreunt de klok der dooden En spreekt de taal van 't graf Wat geest is er ontvloden, Wat levensbloem viel af Wat trilt in die akkoorden Een nagalm roerend zacht, Als klonk uit hooger oorden Een plechtig: 'tis volbracht? Dat is geen jeugdig leven, Ontroofd aan 't minnend hart, Geen kind, dat, nauw gegeven, Ontnomen werd in smart; Geen echtgenoot en vader Ontrukt aan 't droef gezin Ons is die doode nader, 'tls Neêrlands Koningin! Dreun voort, o klok der dooden! Doortril ons bang gemoed; Uw klanken zijn de boden Van Haren laatsten groet. Prent met uw droeve galmen Dien groet ons in de ziel, En klep de lijk-psalmen Voor Haar, die ons ontviel! Omtrent de laatste oogenblikken van H. M. ver nemen wij uit verschillende bladen het volgende De Kroonprins, die dadelijk na zijn aankomst op het huis Ten Bosch, niettegenstaande zijne he vige droefheid, het bestuur der zaken in, handen nam, zorgde voor de noodige maatregelen, waar door rust en kalmte de Lijderes werd verzekerd. De ontmoeting van den Prins met zijn lijdende moeder was treffend. Toen de Prins het ziekbed der Vorstin naderde, spande de Koningin zich in om zich op te richten en kuste zij bij herhaling de handen van haar geliefden zoon. Moeder en zoon waren zóo aangedaan, dat de geneesheer zich verplicht, achtte den Prins te verzoeken voor eenige oogenblikken de kamer te verlaten, teneinde Hare Majesteit de voor haar zoo hoogst noodige kalmte te doen herkrijgen! Vrijdagochtend te 4 uren nam H. M. afscheid van HH. KK. HH. Prins Frederik en Prinses Maria Von Wied en na bei den de hand te hebben gedrukt, overviel haar een hevige hartaandoening en flauwte, die haar in onmiddellijk levensgevaar bracht en zoo gerui- men tijd aanhield, dat de handen der Vorstin reeds verstijfd en koud werden. Z. K. H. de Prins van Oranje spoedde zich toen echter naar dr. Blom Coster, wien 't gelukken mocht, de levensgeesten toen nog helaas voor korten tijd - op te wekken. De tijding van het overlijden had zich echter in- tusschen reeds door het paleis en naar buiten verspreid en gaf daardoor aanleiding, dat in som mige bladen toen reeds het overlijden werd ver meld. Toch bleef men nog geruimen tijd tusschen hoop en vrees geslingerd. Zoodra de tijding van den verergerden toestand Z. M. den Koning bereikte, aanvaardde deze ijlings de reis naar de residentie. Na door Z. K. H. Prins Frederik te zijn ontvangen werd Z. M. door HDs. oudsten zoon nader om trent den toestand der zieke ingelicht, om zich daarna, gelijk wij reeds berichten, met Z. K. H. den Prins van Oranje naar het ziekbed te begeven. Vreugde blonk toen op het gelaat der Stervende en metde woorden: «Ziedaar mijn beide Willems", vatte zij hun beider hand in de hare ineen. By de zieke bleven langen tijd de spraak en het bewustzijn behouden, en de doodstrijd was zonder zware benauwdheid of merkbaar lijden. Maandagavond is het stoffelijk overschot van H. M. de Koningin des morgens gebalsemd. De tijd, waarop het lijk zal gekist worden, zal later worden bepaald. De lijkkist is van lood, bekleed met wit satijnen gecapitoneerde matrassen. In het deksel is, op de hoogte van 't gelaat, een ruit van zwaar spiegelglas. Die kist is omsloten door eene andere van zwaar eikenhout, welke beide in de mahoniehouten met lijstwerk en zilvergarnituur omgeven kist rusten. Het deksel daarvan bevat een zilveren plaat met de volgende inscriptie: i) Sophie Frederique Mathilde, Koningin der Neder landen, Prinses van Wurtemburg, geboren te Stutt gart den 17 Juni 1818, overleden Huis ten Bosch naby 's-Gravenhage, 3 Juni 1877." De ontslapene ligt nu op een verhevenheid uit gestrekt met saamgevouwen handen in een wit zijden kleed, het gelaat bedekt met een sluier. Frisch groen en witte rozen zyn om haar heen gestrooid. Dinsdag is het dienstdoende personeel van het paleis in de gelegenheid gesteld het lijk te be zichtigen van de Koninklijke gebiedster, die by haar leven door haar minzaamheid ook de harten harer onderhoorigen zoozeer wist te winnen. Het stoffelijk overschot zal tot op den dag van de teraardbestelting op het Huis ten Bosch blij- ven, bewaakt by dag door een hofdame en des nachts door een dienstdoend kamerheer. De plechtige begrafenis in de groote kerk te Delft is thans definitief vastgesteld op Woensdag 20 Juni. Het Vaderland oppert een denkbeeld, dat zeker wel by velen zal opgekomen zyn, om nl. een ge- denkteeken voor de Koningin te doen verrijzen. Wy achten, nu de begrafenis nog niet heeft plaats gehad, het nog niet den tyd, om daarover uit te weiden, maar dit gelooven wy zeker, dat elk, arm en rijk, een bijdrage, hoe gering ook, zal willen afzonderen voor eene nationale hulde aan onze geliefde Doode. En wil deze echt nationaal wezen, dan dient zelfs de geringste gift niet afgewezen. De hoven van Duitschland en Oostenrijk hebben den rouw aangenomen wegens dit sterfgeval. Verder lezen wy nog de volgende bijzonderhe- den van H. M. Een ooggetuige deelt aan het Vaderland mede, dat H. M., toen zij haar laatste weldadigheidsbe- zoek bracht, (aan de tentoonstelling ten behoeve van het Israëlietisch weeshuis te 's-Hagej een der regenten naar de bestemming der gelden vroeg. Op zyn antwoord, dat het weeshuis een restauratie moest ondergaan, hernam de Koningin: «Ik heb uw weeshuis vroeger bezocht;- maar gij moet my beloven my, zoodra het gebouw vernieuwd is, te waarschuwen. Ik kom dan weder een kykje ne men, als ik dan nog leef." De Tijd meldt het volgende: Bij gelegenheid van een bezoék aan een Katho lieke inrichting van onderwijs, door geestelijke zus ters bestuurd, vroeg de Koningin, nadat de kin deren der armenschool haar hadden begroet, of deze gewoon waren vóór en na de lessen te bidden, en zeide op het bevestigend antwoord«dat is goed; het gebed is het voornaamste." Eenige oogenblikken later, op den verderen tocht door het gesticht, werd de Koningin ook in de kapel geleid. H. M. knielde toen neder en bleef geruimen tyd in stil en innig gebed verzonken. nBidt voor mij, bidt veel voor mij" was by het.ver laten der inrichting haar afscheidswoord aan de zusters. FRANKRIJK. De maarschalk-president en zijn nieuw ministerie gaan even snel als stoutmoedig te werk, en zelfs de waarschuwingen van éen lid van het kabinet, wien de handelingen zeer verontrusten, helpen niet om eene meer gematigde wijze van uit voering aan het regeeringsprogramma te doen geven. Thans is de heer Bonnet-Duverdier, voorzitter van den Parijschen gemeenteraad, Zaterdagnacht, toen hij van eene vergadering huiswaarts keerde, in hechtenis genomen, als beschuldigd van den pre sident der republiek beleedigd en tot burgeroorlog opgeruid te hebben. In eene bijeenkomst voor de stichting eener werkliedenvereeuiging in de voorstad Saint-Dénis moet hij eene redevoering gehouden heb ben, waarin de president als een „zwakkeling'' en het kabinet als „eene regeering van priesters, vechters bazen en sabeldragers" voorgesteld werden en waarin tot strijd met de stembus werd aangespoord. OOSTERSCHE QUAESTIE. Uit Berlyu worden de geruchten van vredesonderhandelingen, waarvan die stad het middelpunt zou zijn, en waarvan wy in ons vorig nommer gewaagden, tegengesproken. Maar thans meldt men, dat Graaf Schuwaloff, de gezant vau Rusland bij het hof van Engeland, die eenige weken te St. Petersburg heeft doorgebracht, eerstdaags naar Londen zal terug keeren met eene officieuse nota, welke, wanneer lord Derby ze zal hebben goedgekeurd, aan de mogendheden als circulaire zal worden rondge zonden. Zij zal de verzekering bevatten, dat Rusland niets zal ondernemen tegen de Britsche belangen ten opzichte van de Middellandsche zee en andeie mid delen van gemeenschap met Indië, maar desnoods Konstantïnopel tijdelijk zou bezetten, om de Turken een, overigens billijken, vrede op te leggen. Boven dien zou Oostenryk de eerste de beste gelegenheid aangrijpen voor zijne bemiddeling tot het tot-stand- komen van den vrede. ITALIË. De kamer van afgevaardigden heeft de begrooting voor openbaar onderwijs aangenomen. By de beraadslaging over de begrooting voor bincenland- sche zaken is ook de meeting van 31 Mei ter sprake gekomen, doch heeft de minister verklaard, dat er niets onwettigs is gebeurd, en dat, waaneer eenige veree niging de wet mocht overschrijden, de regeering zou weten, haar plicht te doen. Tot nogtoe zyn alle beweegredenen van politieken aard vreemd gebleven aan de bijeenkomsten vau welke vereeniging ook. In de aanstaande consistorie zal de paus aan de kardinalen eene allocutie voorlezen, die met eenige spanning wordt tegemoet gezien, omdat zy instructiën zal bevatten over de toekomst van het pausdom en het college der kardinalen. BELGIË. By gelegeuheid der feesten te Luik op jl. Zondag, die ook door de vorstelyke familie wer den bygewoond, moet de Koning in eene toespraak gezegd hebben, dat de toestand van Europa ernstig is en dat buitengewone uitgaven ten behoeve vau het leger noodig zijn.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1877 | | pagina 2