Bijvoegsel van de
#Éi$|fl
Goesche Conrant. No- 38
Zaterdag 17
Maart 1877.
TWEEDE KAMER
In ons vorig no. werd gemeld, dat het versche
nen voorloojiig verslag op de ontwerp-schoolwet ver
gezeld was van drie nota's, nl. die van de bh.
Knijper, Bichon en Bastert. Van die der heeren
Kuijper c., t. is de hoofdstrekking reeds bekend
de heer Bichon dringt aan op oprichting van open
bare gezindte-scholen; de heer Bastert brengt, zonder
over de algemeene strekking der wet een oordeel
uit te spreken, tegen enkele details bezwaren te berde.
In de zitting van Donderdag is het wetsontwerp
tot regeling der tractementen van de rechtbanken
en kantongerechten, aangenomen met 66 tegen 2
stemmen, met deze wijzigingendat de tractementen
der subst.-griffiers 2e klasse verhoogd zijn met 100;
dat de tractementen van alle griffiers bij kantonge
rechten verhoogd zjjn met 300dat de kantons
der 4e klasse zijn gevoegd bij de 3e klasse en dat
de kantons Eindhoven, Gorinchem, Brielle, Hoorn,
Sneek en Appingedam zijn gevoegd bij de 2e klasse
en Leiden bij de le klasse,
PER TELEGRAAF. Iu de heden gebonden zit
ting is het debat over het ameudement-/e«<»«^ tot
ontbinding van alle rechtbanken voortgezet. Dc Min.
van Justitie liet de beslissing aan de kamer over.
Hij achtte den korten tijd om de benoem,ngen te doen
geen bezwaar-, te meer daar hij zou voorstellen de
eertte benoemingen zonder aanbeveling te doen. Het
amendement Lenting is daarop aangenomen met 33
tegen 30 stemmen. Een gelijk amendement tot ont
binding van alle kantongerechten werd mede aange
nomen met 35 tegen 29 stemmen.
Tengevolge van verschillende wijzigingen, door den
Minister in de verdere artikelen van het ontwerp nog
gebracnt, is de voortzetting der discussie verdaagd
tot Maandag na afloop der interpellatie-Baf mans. Ver-
volgens zyn verschillende kleinere ontwerpen aange
nomen
lugezonden 8tukken.
Mijnheer de Redacteur!
De Gemeenteraad van Goes zal uw wenk: een
prijsvraag uit te schrijven, om achter 't middel te
komen, waardoor die gemeente zich schadeloos zou
kunnen stellen voor het door de opheffing der Recht
bank geleden verlies, toch wel niet opvolgen, hoe
zeer men ook uwe goede bedoelingen zal erkennen,
en daarom geef ik mijne meening maar terstond,
kortelijk en gratis, te kennen.
Waaraan had Nederland in vroegere dagen zijne
welvaart te danken? Aan het teren op rechtbanken,
Latijnsohe scholen, garnizoenen, gevangenissen? Neen,
aan den handel, en wel voornamelijk aan den handel
in visch, visch uit de Noord- en Poolzeeën. Door
het vangen van walvisschen, robben, kabeljauwen,
schelvisschen, haringen enz enz. werden schatten ver
diend, en ofschoon diezelfde goudmijn nog altijd be
staat, slaat men zich bij 't verlies van een rechtbank
voor 't hoofd en vraagt wanhopig: „Wat nu?''
„Dahin, Dahin 1" luidt mijn antwoord op de door
u ontworpen prijsvraag. Antwerpsche visschers sleepen
dag in en dag uit groote massa's visch langs de
Schelde en waarom zouden Goesche ondernemers dat
voorbeeld niet kunnen volgen? Vlaardingen, Maassluis
liggen nog veel verder van zee en toch brengt de
vischvangst er welvaart.
H oedeken skerke,
14 Maart '77.
EEN ARPANJAK.
Jan den Redacteur der Goesche Courant!
In 't nommer van den tienden Maart
Van uwe krant heb ik ontwaard,
Dat mijne naam staat op een lijn,
Met hen, die Tegenieerhers zijn,
(Zoo wordt ten minBte daar gezegd
Dat d' inlaagkade wordt gelegd;
Die daar moet dienen voor een deel,
(Want z' is onnoodig in 't geheel)
Om onzen Polder, mag 't geschiên,
Beveiligd voor den stroom te zien.
Zoodra als ik dit schrijven las,
Dacht ik, dat het mijn roeping was
Dien onbekenden schrijver A,
In zake van de inlaagka,
Te antwoorden, want hij spreekt zoo stout,
Dat men die zaken tegenhoudt.
En dat ik zelve in persoon
M|j hieraan waarlijk schuldig toon.
Hij acht het een verplichle zaak
Om mij te stellen aan de kaak,
Opdat men mijne handeling
In stad en land, in ruimer kring,
Met hem zou laken vrij en luid,
En roepen 't voor elks ooren uit:
„Dat is een stijfkop van een man,
Hij dwarsboomt 't goedgekozen plan."
Dat ik een Tegen werker ben,
Is iets, dat ik met moed ontken,
En mij door niemand aan laat leunen.
Iets publiek maken is geen spel;
Als men wat schryft, dan dient zulks wel
Op deugdelijken grond te steunen.
Geloof mij, van begin af aan,
Heb ik de zaak niet wederstaan
En achtte zelfs de inlaagkade
Voor onzen Wemeldingschen dijk
Al meer en meer noodzakelijk,
Zal ons de Scheldestroom niet schaden.
Ik bood nog nimmer tegenstand,
Om de gevraagde roeden land,
Daartoe benoodigd, aftegeven.
Toen de Commissie mij ontbood,
Ben ik gegaan, en ik besloot,
Naar billijkheid in eisch te streven.
Op eene minnelijke wijs.
Voor eenen langbestaauden prijs,
Zooals men in ons Wemeldinge,
Den grond sinds jaren reeds verkoopt,
Zou men, ik had dit wis gehoopt
Naar d' aankoop van mijn bouwland dingen.
Maar ik bedroog mij hierin ras;
Van minnelijke schikking was
By de Commissie zelfs geen sprake,
Want daad'lijk werd mij voorgesteld:
„Voor zooveel roeden, zooveel geld,
Zoo is 't geschat, zoo staan de zaken."
„Zijt gij met deze som tevreên?
Laat mij U hooren, ja of neen
Zoo vroeg men mij kortaf in dezen,
Men vroeg niet eens naar mijnen eisch;
Men moest zich schikken naar den prijs,
Die op 't papier werd voorgelezen.
Mijn bouwland, dat men voor een deel
Begeerde, was van een perceel,