ÖFFICIEELE MEDEDEELIIVCE1V. INGEZONDEN. BURGERLIJKE STAND GOES van 17 tot 19 Februari 1877. ambitie, die er onder veie leden van het man nelijk geslacht 'bestaat, om te trouwen; maar zijn die ijverige bewonderaarsters van het hu welijk wel bekend met de wettelijke bepalingen, die de heeren gemaakt hebben, en waarbij zij, in het volle besef van hun eigenwaarde en onfeilbaarheid, zich zeiven alleen macht en ge zag hebben toegekend Wat vader Cats eens schreef in zijn: Vonnis, gestreken over de Konin gètme Fasthi, mitsgaders eeuwige huis-keure voor alle vrouwen: ziWv willen, dat de man sal volle macht gebruycken, Wy willen, dat het wijf sal swijgen ende duycken Dat is het oude recht, de gront van echte min, 't Is reden, dat de man sy vooght in syn gesin" heeft vollen weerklank gevonden in de artikelen over het huwelijk in het burgerlijk wetboek. In den laatsten tijd is daarover zeer veel ge schreven, dat ernstige overweging verdient, en ons aanleiding geeft om enkele beschouwingen te leveren, en eenige opmerkingen uit de Levens bode van 1876, eerste stuk, onder de oogen oneer lezers te brengen. Er is in Nederland in de gansche verhouding tusschen de leden van beiderlei kunne, van jongs af aan, iets onge zonds, dat een gevolg kan worden genoemd van ge woonte, te ver gedreven preutschheid en bekrom pen opvatting. Het wordt tijd, dat daarop de aandacht wat meer worde gevestigd; en al is er geen enkel nieuw motief misschien aantevoeren, aanwijzing van bestaande gebrekkige toestanden kan alleen leiden tot eenig resultaat. Stilzwij gendheid voert ons in geen enkel geval verder op den weg, dien de billijkheid, rechtvaardig heid en menschelijkheid eischen, dat wij eenmaal zullen inslaan. In een volgend artikel zullen wij slechts in 't kort op enkele feiten wijzen, zoowel op die, waaraan de wetgever schuld heelt, als op an dera, welke een gevolg zijn van maatschappelijke gebruiken. In het by voegsel van no. 16, Zaterdag 3 Februari, van ona blad komt een ingezonden stuk voor, getee- kand door „Een wachter op Sions muren." Dit stuk beeft om enkele uitdrukkingen, die daarin voorkomen, de ergernis opgewekt van den heer A'. De Jonge, Credikant te Brussel, die in bet laatste nommer van et Christelijk.' Volksblad daartegen te velde trekt. Aan bet slot van zyn betoog schryft bij„Wat ik niet begrijpen kan, ia dit: dat de Goesche Courant, vooral in den laatsten tyd, een zeer gematigd, fat- toenlyk, liberaal blad, zich zelve kan vergeten en zulk een naamloos geschrijf wil plaatsen. Dat in zulk een blad alle mogelijke voordrachten, van alle mogelijke liberale heeren, in alle mogelyke steden eu dorpen van Zuid-Beveland gehouden, boog opgehe meld worden,, 't ia te verklaren. Maar dat men zulk geiehryf plaatst! De redactie was toch niet zoo on kundig van te roeenen, dat dit nu eeDig bewijs is tegen betgeen de H. Schrift leert aangaande tonden en ongerechtigheden. De echryver lacht met die uitdrukkingen. Maar mag ik. de vryheid nemen, hem eens te vragen: wat beteekanen de woorden zondenongerechtigheden, wachter op Sions muren? De redactie der Goesche Courant zal welwillend genoeg zijn, hem gelegenheid ter beantwoording te gaven." Onze lezers houden ons ten goede, dat wy zulk eene onverwachte loftuiging onder huune oogen dur ven brengen. Als de Goesche Courant niet reeds op een Bekeren leeftyd was gekomen, zou zy waarlijk blo- Ben! In verband echter met de volgende woorden konden wy die eerste regels niet weglaten. Er is veel duisters in dien aanhef. Dat Hvooral in den laatsten tyd" zou atof tot nadenken kunnen geven, want wy wisten niet, dat de Goesche Courant wel sens onfatsoenlijk is geweest, evenmin als wy iets begrypen van die: alle mogelyke voordrachten, vin Me mogelyke liberale heeren, in alle mogelijke ste den en dorpen van Zuid- Beveland, die door ons hoog opgehemeld worden." Goes zou nog de eeuige stad op Zuid-Beveland wezeD, maar lezingen van liberale heeren zyn ons totaal onbekend Wij zouden gaarne daaromtrent nader worden ingelicht. Doch de hoofdquaestie betreft toch de opname van dat stuk, en daarop valt bet gemakkelyk ons te verdedigen. De heer De J. zal zeer goed weten, dat de hoofdinhoud van het stuk het groote gevaar gold, waarin de gemeente Hoedekenskerke heeft verkeerd. Dit feit was van te groot belang om de openbaarmaking ervan te weigeren, en daar byzondere redenen den schryver noopten zyn naam niet bekend te maken, wat wy bovendien nog zoo ongepast niet tonden, daar men anders licht den persoou aanvalt en intussehen over de zaak zwygt vonden wy geen enkele redan om aan zyn verlangen geen gevolg te geven, te minder, daar wy verzekerd waren, dat by, ingeval van noodzakelykheid, niet schromen zou open- lyk op te treden. Die enkele uitdrukkingen nu, welke voor ons slechts bijzaak waren, en door den heer De J. tot hoofdzaak zijn gemaakt, komen geheet voor rekening van den inzender, en wy meenden, dat de heer De J. op het gabied van journalistiek toch genoeg bekend was, om te weten, dat opname van ingezonden stukken geens- eins instemming met vorm of inhoud van de zyde der re dactie in zich «luit. Wy kunneu hem verzekeren, dat geen oogenblik door ons gedacht is aan het verband tusschen hetgeen de schrijver als zyn gevoelen mee deelt en hetgeen de H. Schrift leert aangaande zon den en ongerechtigheden. Zulke beschouwingen zou den even ongepast zijn als de gevolgtrekking, die de heer De J. maakt uit het stukje, om de neutrale school aan te vallen, en zij lagen volstrekt niet op den weg van ons, die gaarne de behandeling van dergelijke quaestiën aan hb. predikanten overlaten. Het is de zaak van den schrijver van het ingezonden stuk, of hij al of niet zal voldoen aan de uitnoo- (liging van den heer De J. Mocht hy dit noodig achten, dan zal 't hem aau welwillendheid van onze zyde niet ontbreken, om zyn stuk te plaatsen, mits het voor het algemeen ook nuttig zij. Het Staatsblad n°. 21 bevat een kon. besluit van den 9n Februari 1877, tot wijziging der koninklijke besluiten, houdende vaststelling der reglementen van politie voor: het kanaal door Zuid-Beveland, en het kanaal door Walcheren en Veere tot Middelburg. De St.-Ct. bevat het Kon. besluit, waarbij worden ingesteld medailles met gratificatiën, uit te reiken aaD mindere geëmploieerden werklieden en bedienden, werkzaam bij inrichtingen van 's Rijks zee- en land macht, voor langdurigen trouwen dienst. Z. M. heeft benoemd tot opzichter over de rijks- ebouwen, onder beheer van het Departement van inanciën, in de provinciën Zuid-Holland en Zeeland, standplaats Rotterdam, W. C. Fan Goor, thans opzichter over de gebouwen van het domein enz. aldaar. De Minister van Oorlog heeft een einde gemaakt aan het verschil van opvatting omtrent het zakgeld van den soldaat, waarvan dezer dagen melding is ge maakt. Bij het reg. grenadiers en jagers is bet PO,55, bij de overige iniantcrie en het werfdepót ƒ0.50 en bij de overige korpsen ƒ0,65. Dezelfde Minister heeft bepaald, dat er per regiment infanterie niet meer dan 360 miliciens der lichting 1876 voor het blijvend gedeelte onder de wa penen zullen blijven, onder welke al de milicien-plaats vervangers gerekend moeten worden. Van deze laatste categorie zullen er ongeveer 100 zijn, zoodat de eigen lijke miliciens, op 260 na, in de eerste dagen van Mei allen met groot verlof vertrekken. Voorloopig is aan de korpsen kennis gegeven, dat gedurende de maanden Mei, Juni en hel begin van Juli de miliciens van oudere lichtingen onder de wa penen zuilen worden geroepen. (Naar de N. R. Cl. verneemt zal zoowel het houden onder de wapenen voor het blijvend gedeelte als de oproeping onder de wapenen van milicien verlofgangers van oudere lich tingen slechts zes der acht gewone regimenten infanterie betreffen. Bij de twee overige regimenten infanterie, het 3de en 6de, welke de le divisie infanterie uitmaken, alB- mede bij het regiment grenadiers en jagers, de reser vebrigade uitmakende, zullen alle miliciens van de lichting van 1876, na afloop van den eersten oefeningstijd, tot aanvulling van het incompleet aan vrijwilligers onder de, wapenen worden gehouden tot 29 September dezes jaare. Dezp divisie, waartoe ook de reserve-brigade wordt gerekend, zou dit jaar aan de beurt zijn om te worden bestemd tot het houden der groole manoeuvres. De tot deze drie regimenten behoorende verlofgangers van oudere lichtingen zullen dus allerwaarschijnlijkst in het najaar ter opkomst in werkelijken dienst worden opgeroepen.) l> ER-LELIJK F AAKEJS OM>h.ttW»jS. Ds. B. Fan Schelven, te Oost- en West-Souburg, heeft bet beroep naar Alkmaar aangenomen. Bedankt voor het beroep naar de Christ. Geref. gem. te Neuzen door ds. ff. Fan Eoogen, te Hoogeveen. Bedankt voor het beroep naar Groningen door ds N. De Jonge, te Brnssel. Aan den kerkeraad te Amsterdam is, blijkens een bericht in den Standaard, door ds. Van konkel een gemotiveerd voorstel ingediend om zoodanige door hem bepaald aangegeven maatregelen te nemen, dat de sacramenten niet meer kunnen worden bediend door moderne predikanten. CORRESPONDENTIE. Aan «Een wachter op Sions muren" Uw stuk wacht op plaatsruimte. Moet het nu ook soms gewijzigd worden? Het HST -u. t. In bet afgeloopen jaar werd in de Delfsliavensche Courant een schets geleverd over den heer ff. De Veer, en daarin eene vergelijking gemaakt tusschen vader Cats en hem, die Vrijdag voor een gering aantal leden, en een grooter, maar nog niet groot genoeg, aantal dames, in het Nut alhier als spreker optrad. Ver gis ik me niet, dan werd in die schets de heer De Veer de moderne Cats genaamd. En wezenlyk, sla ik 't oog op het doel, waarnaar hij streeft, en dat in al zyne werken doorstraalt: het rijke huiselijk leven, liet onder ons met al zijn lief en leed te teekenen, en sympathie daarvoor hy allen op te wekken, wenken te geven, die daarop betrekking hebben, dan beken ik dat dit een punt van over eenkomst is tusschen hem en den „goeden vader Cats Maar honderdmaal liever heb ik den schrijver van „De Trouringh," waarvan bij een nieuw hoofdstuk ons voorlas onder den titel van „Heiligedroef heid." Hoe fiju zyn de vormen, hoe heerlijk zyn de beel den 1 En dat kan van Cats volstrekt niet gezegd worden, 't Was als 't ware en de heer De Veer zelf gaf die vergelijking aan de hand 't was een schildery, maar die voor mij op Vrijdagavond niet lang genoeg te aanschouwen werd gegeven. Hoe gaarne had ik wat langer blyven rusten, alles om my been vergetende, om te staren op zoovele heer lijke gezichtspunten. Ia „Mijn stadje'' beeft de lieer De Veer zijn idee meer uitgewerkt, dat hy heeft gelegd in de woorden, eens door bem in „Een woordje vooraf" geschreven TVordt het leven rijker en schooner naarmate 't gejaagder en onrustiger voort- schiet?" Zelden, maar het kon anders zyn, wanneer wy 't goede van het oude overbrachten in het nieuwe. Ten slotte las hy „Een oudejaarsavond van een 1 celibatair" voor, Mijnheer de Redacteur! Het schrijven van een grondeigenaar in Noord- Beveland, in uw blad van 18 Februari 11. opgenomen, noopt my een enkel woord te zeggen, doordien myn naam in dat stuk meermalen voorkomt op eene wijze, die mij doet vermoeden, dat ik den schryver op eene of andere wijze leed beb gedaan, of op eene gevoelige plek heb geraakt, en daardoor zijne verbolgenheid heb opgewekt. Intussehen schijnt de schryver in de war te zijn, althans niet bekend te wezen met het algemeen polderreglement voor Zeelandin dat reglement toch is zeer duidelijk omschreven, wat tot den werkkring van het polderbestuur behoort en welke de ver plichtingen zijn van eenen ontvanger-griffier. Ware de schrijver met de bepalingen, betrekking hebbende op het polderbestuur en op den ontvanger-griffier, bekend geweest, hij zoude voorzeker aan het polder bestuur niet hebben willen ontnemen, hetgeen aan hetzelve uitsluitend is opgedragen en toevertrouwd en overbreugen tot de taak van den ontvanger-griffier; (immers een der gezworenen vervangt den dykgraaf bij ziekte of afwezigheid?) De Anna-Friso-polder schijnt den schryver na aan het hart te liggen, vandaar wellicht eene ontboeze ming over het schadelijke van in den winter te werken maar als het polderbestuur niet gereed is met zijn plan of over de noodzakelykheid van te doene werken nog delibereert, is dan de ontvanger griffier bij machte het polderbestuur tot het nemen v»n een definitief besluit te noodzaken? Wy ge- loover. bet niet; maar wij gelooven wel, dat, als de schrijver zelve ontvanger-griffier was, hij de dwaas heid niet zoude hebbeu begaan bet den ondergeteekende toe te rekenen, dat hy het initiatief niet heeft ge nomen. Maar hoe het ook zij; indien de wei ken, waarvan bier sprake is, en die. bestonden in het aanbrengen van een buitenberm met krammnt belegd, in den zomer waren uitgevoerd geworden, zoude de booge vloed en noordwesten storm van 30 op 31 Januari 11. die werken ongetwijfeld hebben vernield; zulks strekke tot rechtvaardiging der directie, die toch zijdelings wordt geraakt in gemeld schrijven, want ieder, die met het polderreglement bekend is, zal toch aan het polderbestuur de schold geven als er verzuim in een of ander heeft plaats gehad met be trekking tot de defensie des polders, en niet aan den ontvanger-griffier, die, hoewel van tijd tot tijd af wezig en elders vertoevende, nochtans zyne ver plichtingen in voorschreven betrekking behoorlijk heeft vervuld, zooals die in het reglement zyn voorge schreven, ja zelfs in de eerste dagen van October 11. het polderbestuur met ernst beeft gewezen op de verontrustende afneming der stranden, aan de oost zijde des polders. De verbolgenheid van den schryver voert hem alzoo tot valsche beschuldigiogen en onbe tamelijk verwijt. Ik verlang dan ook geen raad of voorlichting van een ontstemd gemoed, dat alles zoo wat door elkander haspelt, ook wat de redding van den Sophia-polder betreft. Waarom alleen den Burgemeester genoemd en niet het polderbestuur en den wakkeren werk baas Krijger evenzeer? Men ziet hieruit, hoe boosheid tot laagheid vervoert. En nu de berisping, aan het polderbestuur van Onrust toegediend. Ais die mannen wakker genoeg zijn, om zich zelve te verdedigen, dan moet het my ten hoogste verwonderen, dat de schryver van dat polderbestuur gewaagt; het was myn voor nemen niet te antwoorden op een schryven van een lid van dat polderbestuur in uw blad van 10 Febru ari 11., maar thans zal een enkel woord hier zyne plaats vinden. De berisping was niet ongegrond; of mag men met stilzwijgen voorbijgaan, dat het polder bestuur van Onrust, hetwelk toch wel den storm en hoogen vloed van Dinsdagmiddag zal hebben ontwaard, niet alleen des nachts daarop niet aan den zeedijk is geweest, maar zelfs in den voormiddag van Woens dag den 31 Januari nog onbekend bleek te zijn met hetgeen des nachts was geschied, terwyl toch in den avond van Dinsdag en gedurende den daarop volgenden nacht de storm zich meer en meer verhief en de springvloed zich daaraan paarde? Eene berisping toch als de onderhavige was niet geheel onverdiend, te meer als men bedenkt, dat de Onrustpolder eene waarde vertegenwoordigt van plus minus een half millioeu gulden. Eindelijk: zoo er nu polders in Noord-Beveland mochten zijn, wier belangen behartigd worden met eene soort van voortvarendheid, die den ingelanden somwijlen de tranen doen uit de oogen loopen, zulks zoude zeer te betreuren zijn. Mocht de schryver bij een of meer der polders belang hebben, alsdan zoude hem de raad kunnen worden verstrektzyne mede ingelanden te ondersteunen, en kan het zyn, hunne tranen te helpen drogen. Het is myn stellig voornemen, hiermede het debat te doen eindigen. Leijenburg, den 15 Februari 1877. VADER VAN 's-GRAVENPOLDER. Geboren: den 19, Hubregt Pieter, z. v. David De Wolf en Johanna Van de Voorde. ADVEHTENTlEN. Ondertrouwd M. ROMEIJN met M. SCHUILWERVE. GoesMiddelburg, 16 Februari 1877. Eenige en algemeene kennisgeving, zoowel binnen als buiten de stad.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1877 | | pagina 2