1877. N'. 9. Zaterdag 20 Januari. 648te jaargang. Agenten voor het Buitenland zijnG. L. DAUBE Co., te Parijs, 31fe Rue du Faubourg Montmartre, en A. STEINER, te Hamburg. Bij deze Courant behoort een bijvoegsel. VERZOEK. De geabonneerden buiten Goes, wier abonnementsgelden over het afgeloopen jaar nog niet zijn betaald, worden vrien delijk verzocht deze te voldoen. DE REDACTIE. Onderwijs. Lager Onderwijs. EEN ALGEMEEN BEGINSEL. GOESCHE De aitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag-, en Vrijdagavond uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1.75. Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct. COURANT. Gewone advertentiën worden a 10 ct. per regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodsberichten en de daarop betrek king hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels a 1, Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 ct. Heeren Secretarissen die aan ons verzoek om opgaaf der be volking hunner gemeente op 31 Decem ber 1876 nog niet voldeden, verzoeken wij beleefd ons verlangen, zoodra het het hun eenigszins mogelijk is, in te wil ligen. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES doen te weten, dat door den raad dier gemeente in zijne vergadering van den 29 December 1876 is vastgesteld de volgende VERORDENINGregelende de bezoldiging der hoofdonderwijzers aan de scholen van Lager Onderwijs in de gemeente Goes. Ast. 1. De hoofdonderwijzers der scholen van lager onderwijs genieten eene bezoldiging van duizend gulden 's jaars. Abt. 2. De hoofdonderwijzers der scholen van de le, 2e en 3e klasse hebben bovendien het gebruik der woning met tuin, bij hunne school gelegen. Aan den hoofdonderwijzer der school van de 4e klasse wordt voor het gemis van zoodanige woning honderd vijftig gulden 's jaars toegelegd. Akt. 3. Elk der hoofdonderwijzers, met uitzondering van diender school van de 4e klasse,geniet voor het weke- lijksch schoonhouden der lokalen en het aanmaken der kachelss eene toelage van vijftig gulden 's jaars. Zijnde deze verordening door de Gedeputeerde Staten goedgekeurd volgens hun bericht van aen 12 Januari 1877, no. 97/27. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 19 Januari 1877. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES doen te weten, dat door den Raad dier gemeente in zijne vergadering van den 29 December 1876 is vast gesteld de volgende VERORDENING, regelende het lager onder wijs in de gemeente Goes. Abt. 1. Er wordt in de gemeente Goes lager onder wijs gegeven in vier openbare scholen, te weten: Een voor kinderen van gegoeden (School der le klasse); Een voor kinderen van mingegoeden (School der 2e klasse) Een voor kinderen van niet bedeelde onvermogenden (School der 3e klasse); Een voor verpleegden in het Weeshuis en kinderen ▼an bedeelden (School der 4e klasse). Abt. 2. Het onderwijs wordt gegeven: a. Voor zooveel de dagschool betreft, met uitzonde ring van den Zondag en den namiddag van Woensdag en .Saterdag, dagelijks des voormiddags van 9 tot llï en des namiddags van 2 tot 4 uren. I). Voor zooveel de avondschool betreft in de scholen der le en 2e klasse, met uitzondering van den Woens dag, Zaterdag en Zondag, dagelijks van 5 tot 7 uren; in de school der 3e klasse (herhalingsschool) van af 1 October tot de Paaschvacantie, met uitzondering van den Zaterdag en Zondag, dagelijks van 5 tot 7 uren; in de Weezen- en Armenschool, met uitzondering van den Zondag, Woensdagen Zaterdag,dagelijksvan7tot9 uren. Abt. 3. De vacantie-tijden zijn voor alle scholende foede Vrijdag, de Paaschweek, de Hemelvaartsdag, de inksterweek; voorts van af Maandag voor den laatsten Dinsdag van Augustus tot en met Woensdag na den eersten Dinsdag van September, en eindelijk van 24 December tot en met 2 Januari. In bijzondere omstandigheden kunnen Burgemeester en Wethouders, na verhoor van den voorzitter der schoolcommissie, vacantie verleenen, doch voor niet langer dan eene week. Abt. 4. Om als leerlingen de scholen te kunnen be zoeken moeten de kinderen zijn toegelaten door de plaatselijke schoolcommissie. Die toelating zal plaats hebben tweemaal 's jaars en wel met 1 Maart en 1 September. Minstens acht dagen voorde genoemde tijdstippen (en wat betreft de aanvragen tot plaatsing op de herhalings school minstens acht dagen voor 1 October) zal de com missie, op door Burgemeester en Wethouders bekend te maken dag en nar, zitting houden, om de aanvragen tot toelating op te nemen. Vorenstaande bepalingen zijn niet toepasselijk op kin deren, die, van elders komende, reeds onderwijs hebben genoten, mits de aanvrage tot hunne toelating geschiede bij den voorzitter der commissie, binnen 14 dagen na hunne aankomst in de gemeente. Eene lijst der door de commissie toegelaten leerlingen, volgens vasttestellen model, wordt binnen den kortst mogelijken tijd aan Burgemeester en Wethouders in gezonden. De kinderen uit het Weeshuis zullen worden toege laten, naarmate zij zich aanmelden door, den onderwijzer der Weezen - en Armenschool, die elke maand eene lijst van de door hem toegelaten kinderen aan de plaatselijke schoolcommissie overlegt, om bij de eerstvolgende zitting tot toelating door haar op de gewone algemeene lijsten te worden gebracht. (Slot in een vo'gend nommcr.) H. nik begrijp, dat de representanten ■van Nederland in die betrekking geene gereformeerden, geene room- sohen, geene lutherschen, geene re mOnstranten moeten kennen, maar alleen menschen, alleen inwoners van Nederland." Rutger Jan Schimmelpenninck. a Waar het zaken van kerk en godsdienst betreft, daarin is hij, (de Staat) in geen enkel opzicht, partij." mr. H. J. Smidt, Scheiding van Staat en Kerk. nDe kerk moet geene macht in den staat zijn, maar de godsdienst is eene magt in de maatschappij V. d. Does dê Willebois, in de 2e Kanier op 1 Dec. 1868. Op welk standpunt nu moet eene regeering zich plaatsen, om dat beginsel in de praetijk toe te passen, en welke houding moeten de burgers van een staat aannemen tegenover de handhaving op dit punt van de strikte neutraliteit? Ter beant woording van die twee vragen dienen wij een vluehtigen blik te slaan op den aard van den strijd, die er op het gebied der wetenschap en dat van het geloof wordt gevoerd. En welk een aanmer kelijk verschil doet zich dan aan ons voor! Aan de hand der wetenschap houden zoovelen zich bezig met de oorzaken na te gaan van zooveel, waarvan de oorsprong voor hen nog verborgen is zjj zoeken de middelen om te verbeteren, wat er in de wereld nog te verbeteren valt; zij rusten niet, vóór zij meer zijn doorgedrongen in de ge heimen der natuur, om door dat onderzoek weer nieuwe middelen te ontdekken, die de menschheid ten nutte kunnen komen. Vaak slaat de een een geheel anderen weg in dan de andervaak komen beiden tot eene verschillende gevolgtrekking, maar dit slechts prikkelt hen zooveel te meer om verder voort te gaan, en hand aan hand het onderzoek voort te zetten, zoolang totdat zij beiden tot klaar heid zijn gekomen. Maar bij alle verschil van meening op dat gebied heerscht er harmonie in aller streven, om door de wetenschap zegen te verspreiden over de gansche wereld. Wrijving van denkbeelden is haren dienaren wel gevallig; zij zullen elkaar niet verketteren, geen anathema's naar het hoofd slingeren, maar elkander steunen, omdat zij weten hoe moeielijk iedere over winning op dat gebied wordt verworven. En hoe vele zijn de practische gevolgen van dat onderzoek. Hoevele schoone vruchten droeg dat onderzoek reeds! En wat aanschouwt men op het gebied van het geloof? Scherpe afscheiding, zooveel mogelijk ver wijdering, waardoor samenwerking wordt verhin derd en het onmogelijk wordt iets goeds tot stand te brengen. Wanneer deze niet gelooft, betgeen gene belijdt, dan wacht hem geen vriendelijke terechtwijzing; geene samenwerking is er te verwach ten om elkaar tot andere gedachten te brengen. Maar al te spoedig is de een bereid den naam van ongeloovige, ketter of domper op een ander toe te passen, die in meemng met hem verschilt. Van welken strijd kan een landsbestuur nu de beste vruchten verwachten voor het geluk van hen, voor wier welzijn het moet waken? Uit welken strijd is het meest te verwachten voor het beginsel van waren godsdienst, dat is van het goddelijk schoone en goede? Zeker niet van den laatsten strijd, waardoor de eendracht wordt ver broken onder hen, die toch allen hetzelfde belang hebben bij bet welzijn van bun land, waarvoor zij allen moeten strijden en werken, maar waarbij het vooral op eendracht aankomt. Neen, strikt moet zulk een bestuur zich houden aan de wetenschap, en alles vermijden wat naar geloof zweemt. In kennis alleen kunnen de jeugdige burgers een wapen vinden, dat hnn later nuttig kan wezen, ook om te strijden op het gebied, waar men slechts van gelooven wil weten. Maar bovendien, alle bur gers hebben dezelfde rechten. Er zullen er zijn, die geene opvoeding goed achten, wanneer de gods dienstleer aan hunne kinderen niet wordt geopen baard; maar tegenover hen staan er, die daartegen ten sterkste protesteeren, omdat zij de jeugdige hoofden en harten voor zoo menig diepzinnig leer stuk niet ontvankelijk achten. Diderot schreef eens: «Wat is God? Dit is een vraag, die wij den kinderen doen en die wijs- geeren veel moeite hebben te beantwoorden. Wij weten op welken leeftijd een kind moet leeren lezen, zingen, dansen, in latijn of meetkunde zal onderwezen worden. Alleen waar het de godsdienst geldt, vraagt men niet naar zijn vatbaarheid. Het kan nauwelijks verstaan, of men vraagt het reeds: wat is God?" En daarom vond bij 't ongeschikt om kinderen daarmee bezig te houden. Zoo zijn er zeker meer; en al noemen anderen, die van tegenovergesteld gevoe len zijn, hen ook ongeloovigen, dit neemt niet weg, dat de staat hun gevoelen toch even goed moet eer biedigen. De godsdienstleer van Roomschen, Protes tanten, Lutherschen, Israëlieten enz. is zoo verschil lend, dat de staat, zonder gevaar van aanstoot te doen geven, zich op dat gebied niet begeven mag. Niemand zal toch den heer Schimmelpennink een radicaal, een ongeloovige noemen, en wij beroepen ons op zijne woorden, die wij hierboven aanhaal den, en die vooral van een landbestuur bij deze quaestie gelden. De staat mag aan zijne burgers niet vragen: wat gelooft gij, maar wel: wat weet gij? Maar evenmin mogen de burgers aan de regeering eischen stellen, waarvan de inwilliging dat beginsel van onzijdigheid in gevaar zou brengen. Met het zelfde recht als de gereformeerde het onderwijs in zijn godsdienstleer op de school eischt, kan een Israëliet die der zijne willen doen onderwijzen, en zou een athéist om onderricht kunnen vragen in de leer, dat er geen God bestaat. Die qnaestiën mogen niet aangeroerd worden. Worden er nu nog zulke eischen gedaan - eenmaal, wanneer de volks school lang genoeg heeft gewerkt, om ontwikkeling te verspreiden, zal het begrip van verdraagzaam heid algemeen doorgedrongen zijn, en zullen zulke onbillijke eischen niet meer worden gesteld. En thans, nu wij aan den dageraad staan van een nieuw leven voor het onderwijs in ons land, vragen wij aan onze vertegenwoordiging: „Tracht vooral dat algemeene beginsel van liefde en ver draagzaamheid neer te leggen in de wet, die gij ons zult schenken." Wij weten 't, dat zij te ver standig is om zich daarvan te laten weerhouden door mannen als die van de Standaard, die nog van heiligheid durven spreken, waar het hun beginsel van tweedracht en godsdiensthaat geldt. Hoofdzaak moet het voor de vertegenwoordiging wezen Nederland eene flinke volksschool te schen ken, waar burgers worden gevormd. Van de tegen woordige verklaarde de heer Busken Huet eens, dat zij, in plaats van het bonte volksleven te weer spiegelen, niets anders terugkaatste dan een asch- grauwe gouvernementsmoraal, die door de meer derheid onzer vertegenwoordiging als het palladium der Nederlandsche voortreffelijkheid wordt verde digd. Ons dunkt, dat in de laatste jaren voldoende revanche is genomen voor die woorden. Niemand is er meer, die aan hare voortreffelijkheid gelooft wel was de meerderheid overtuigd, dat die school, met al hare gebreken, toch éen schat bevatte, nl. hare onzijdigheid, en daarom hadden velen haar lief. Maar er entbrak nog te veel, vóór zij naar waar heid volksschool kon heeten; en Luther's woorden mogen vooral de leden der Kamer tot gids zijn, waar zjj nu zullen kunnen meewerken, om den grootsten rjjkdom, den voornaamgten steun, de ware

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1877 | | pagina 1