Een klein Kerstpreekje over
een groote zaak.
BURGERLIJKE STAND GOES,
zijn gelukt voorwerpen op te sporen, afkom
stig van wijlen de weduwe Van der Kouwen.
Het vonnis in het proces tegen graaf
Arnim, Zaterdag uitgesproken, veroordeelt hem
tot drie maanden gevangenisstraf, waarbij een
maand preventieve gevangenis in rekening wordt
gebracht.
Vervolg van het Rcadsverslag van 17 December 1874.
De Voorzitter brengt bet in ons vorig no. mede
gedeelte voorstel op het adres van den beer Van den
Broeke in behandeling.
De heer jhr. De Marees Van Swinderen wenscht
een enkel woord te spreken naar aanleiding van het
rapport van burg. en wetb., en over de zaak zelve.
Het heeft hem leed gedaan, dat burg. en weth. den
brief van den heer Van den Broeke zeiven niet ter
visie hebben gelegd voor de leden, daar het hier
toch van belang was beide partijen te hooren. En wat
de zaak zelve betreft, spr. moet erkennen, dat de
heer Van den Broeke het pachtcontract met voeten
heeft getreden, eensdeels door de gronden te gebruiken
tot een ander doel dan waartoe zij verpacht zijn,
en anderdeels door eigendunkelijk een gedeelte daar
van te onderverhuren. De heer Van den Broeke heeft
echter in zijn schrijven schuld erkend en wil al hetgeen
hij in strijd met het contract heeft verricht, herstellen,
doch verzoekt den Kaad, dat deze hem vergunning
verleene om zijne pannen op den grond te mogen
laten liggen. Spr. is van oordeel, dat dit verzoek
ernstige overweging verdient. De Baad moet alles aan
wenden om de nijverheid te bevorderen, en al is
nu niet alles waar, wat Van den Broeke in zijn adres
zegt, toch moet men erkennen, dat bij hier nog arbeid
verschaft. De nijverheid heeft een gevoeligen slag
gekregen; daarom zou spr. wel genegen zijn het
verzoek intewilligen. Spr. zou gaarne medewerken om
de oesterindustrie in deze gemeente te behouden en
beveeltdaarom dit verzoek ten zeerste in de welwillend
heid zijner medeleden aan.
De Voorzitter wil gaarne eerst aan de andere leden
gelegenheid tot spreken geven, om dan straks een enkel
woord tot verdediging van het voorstel van burg. en
weth. te zeggen, maar moet dadelijk even antwoorden
op de bedenking van jhr. Van Svvinderen. Hij kan ver
klaren, dat nooit stukken ter visie gelegd worden, dan
die direct op de zaak in behandeling betrekking hebben,
doch als de leden andere stukken wenschen in te zien,
hebben zij daar slechts om te vragen.
De heer jhr. De Marees fan Sicinderen repliceert, dat
de brief van Van den Broeke aan burg. en weth gericht
was en men dus moest denken, dat de Voorzitter die
met voordacht niet bij de stukken had gevoegd. Nu
zijn burg. en weth. wel breedvoerig geweest in het
overnemen van citaten uit den brief, maar het ware
toch beter, als de leden met den geheelen brief waren
bekend geweest.
De Voorzitter herhaalt, dat ieder lid, volgens het
reglement van orde, bevoegd is stukken uit het archief
ter inzage te vragen, en verklaart zich bereid, als de
de heer Van Swinderen meent, dat burg. en weth.
in hun rapport zich onjuist of verkeerd hebben uit
gedrukt, den brief te laten voorlezen.
De heer jhr. De Marees Van Swinderen betuigt, niet
gemeend te hebben, dat burg. en weth. zich onjuist
hebben uitgedrukt, dat zij verre; maar het regiem,
van orde spreekt van „in behandeling zijnde zaken",
en de zaak van Van den Broeke kwam heden avond
eerst in behandeling.
De heer Busing verklaart in te stemmen met den
heer Van Swinderen, dat de Raad al het mogelijke
moet doen om de industrie te bevorderen, en uit
dat oogpunt zou spr. ook wel genegen zijn om het
verzoek in te willigen; toch heeft hij eene opmerking.
Zonder de bepaling, dat de grond uitsluitend voor
moezerij moest gebezigd worden, zouden anderen wellicht
meer hebben geboden dan Van den Broeke nu gedaan
heeft; men zou ook nu aan de vergunning eene
verhooging der pachtsom als voorwaarde kunnen ver
binden, dan bleef de industrie voor Goes behouden.
De Voorzitter voert aan, dat burg. en weth.,
misschien meer dan eenig lid van den Raad genegen zijn
elke iudustriëele onderneming te bevorderen, maar niet
eene van den heer Van den Broeke. Zij hebben van
dien heer te treurige ervaringen opgedaan. Indertijd
heeft de heer Van den Broeke om grond in erfpacht
verzocht, ten einde eene steenbakkerij op te richten.
De Raad heeft hem eene der schoonste weiden afge
staan en wat is er gebeurd? De heer Van den Broeke
heeft er een arbeiderswoning op gebouwd, een ge
deelte verkocht en op een ander gedeelte eenige oude
steenen geworpen. De grond ligt nu als tot schande
voor de voorbijgangers. Het perceel, vroeger door
dien heer aan de westzijde der haven, nabij de grens
der gemeente, in pacht bezeten, is door hem op zoo
danige wijze gebruikt, dat de tegenwoordige pachter
betuigd heeft dat, indien hij alles geweten had, hij
den grond niet zou gepacht hebben. En nu het
onderwerpelijke perceel. Dit behoort tot de beste
moezenjen, die de gemeente bezit en in plaats van
het daarvoor te behouden, zou men met de inwilliging
van het verzoek, het even sleclif doen maken als het
vorige. Maar er is nog iets. Een pachtcontract is
verbindend voor beide partijen en de heer Van den
Broeke heeft geheel eenzydig en eigendunkelijk het
contract met voeten getreden. In plaats van toete-
geven, zouden burg. en weth. zich veel liever geheel
willen ontdoen van een pachter, die zoo handelt.
Ce two»- Den Doer is het eens met burg, en weth.
doch vraagt of men Van den Broeke niet zou kunnen
toestaan op het perceel naast de hoveniering, waar
slechts een weinig gras groeit, zijne industrie uitte-
oefenen
De Voorzitter zegt, dat burg. en weth. zich wel
wachten zullen om den heer Van den Broeke eenige
aanbieding te doen. Mocht een verzoek inkomen, dan
zullen burg. én weth. deze zaak in overweging nemen
en den Raad van advies dienen.
Het voorstel van burg. en weth. wordt uu in om
vraag gebracht en aangenomen met 8 tegen 3 stem
men. Tegen de heereu jhr. De Marees Van Swin
deren, mr. Del Baere en Busing.
VIII. Alsnu wordt gelezen een adres van de hee-
ren E. L. Van Mervenr.ee eu C. J. Van Sluijs, ver
zoekende in den toestand van den weg voor hunne
woningen eeue afdoende verbetering te brengen, de
vijf daar aanwezige olmeboomen te doen rooien, en
eindelijk het hakhout jaarlijks te doen hakken, of lie
ver nog, geheel op te ruimen.
De Voorzitter zegt, dat burg. en weth. geen vrijheid
gevonden hebben tot eene gunstige beschikking te
adviseeren. Dat de weg soms veel op een modderpoel
gelijkt is de schuld der adressanten zeiven. Meerma
len zijn die heeren verzocht, speciaal de heer Van
Sluijs, wat minder of in het geheel niet te laten schrob-
beu, maar zij gaan daarmede steeds voort en het aan
brengen van grint helpt niet; het is onmogelijk den
weg in orde te houden. Wat de boomen betreft,
deze stonden er, toen de heeren het terrein kochten
en aan het bouwen gingenzij konden zich daarnaar
geregeld hebben. En wat het plantsoen aangaat, dit
is gezet, om eenig voordeel van den grond te trekken,
en het gaat toch niet aan om al het plantsoen, wan
neer het gevraagd wordt, maar op te ruimen. Burg.
en weth. stellen daarom voor afwijzend te beschik
ken op het adres.
De heer jhr. De Marees Van Swinderen stelt voor
om de zaak aan te houden tot eene volgende verga
ring Hij heeft eerst hedeo morgen kennis genomen
van het adres en wenscht een onderzoek in loco te
doeu, waartoe hem de tijd heeft ontbroken.
De heer mr. Van Hoek wenscht dit voorstel ten
sterkste te ondersteunen. Hij zal dat voorstel ook
omtrent de volgende zaak doen. Het is eene ge
woonte om de zaken te doen behandelen, korte uren
nadat de stukken hebben ter visie gelegen. Dit is
niet goed; spr. acht het noodig.dat de leden de za
ken kunnen zien. Daarom ondersteunt hij het voor
stel van jhr. Van Svvinderen.
De Voorzitter zegt, dat hij sedert 1851 voorzitter
van den Baad is, en dat altijd is gehandeld zoo als
nu, zonder dat er immer eenige klacht gerezen is. De
stukkeu hebben vau Dinsdag af ter visie gelegen, zoo
dat de leden de zaak konden overwegen en een on
derzoek instellen. Hij is echter bereid, wanneer de
Raad dit wil, de zaak uit te stellen.
De heer mr. Del Baere wenscht dit ook, maar wil
nog een voorstel doen, te toeten, dat gehoord worde
de stadsarchitect of wie belast is met het opzicht van
de wegen. Hij gelooft, dat als men brute weg het
verzoek afwijst, de Raad verre van zijne plichtsbe
trachting af is. Spr. wil herhalen, wat hij eenmaal
den Voorzitter heeft hooren zeggen, toen een adres
van bewoners eeoer andere wijk aan de orde was:
„dat die menschen even goed belasting betalen als
wij". Welnu, deze betalen ook belasting, en als de
weg geen goede afwatering heeft, moeten zij geholpen
worden. Spr. wil wel gelooven, dat zij veel laten
schrobben, men houdt daarvan in Zeeland nog al,
maar de slechte afwatering van den weg mag geeue
oorzaak zijn van het ontstaan van een modderpoel.
De heer Fransen Van de Putte zal zich niet tegen
een uitstel van behandeling verzetten, maar moet op
komen tegen de redeneering van de heeren mr. Van
Hoek en mr. Del Baere. Wanneer het opgaat, om
de voortvarendheid van burg. en weth. in de behan
deling van zaken te remmen, dan zal er menige zaak
aan den spijker blijven hangen. En als burg. en
weth. een voorstel doen, mosten zij gecenseerd zijn
daarop de betrokken ambtenaren gehoord te hebben.
Het gaat zijns bedunkens niet, om een stuk 'aan
burg. en weth. te renvoieeren, met last, dezen of genen
ambtenaar te hooren. De zaak moet deze zijn, dat,
indien burg. eu weth. een advies geven, dat de Raad
niet beaamt, daarover kan gedebatteerd worden.
De heer mr. Del Baere zegt, dat de Raad zich
dient te overtuigen of er waarheid wordt gesproken.
Nu wil spr. voor zich waterpassing van den weg
door den architect of ander deskundige, en hij gelooft
dat hij vorderen mag, dal daarvan een rapport worde
overgelegd.
De heer mr. Van Hoek verklaart, dat het meer
gedaan wordt het schrikbeeld voor te houden van
eene zaak op de lange baan te schuiven. De onder
werpelijke zaak wordt gezegd van weinig gewicht te
zijn. Spr. acht haar niet zoo eenvoudig. Hij is het
eens met mr. Del Baeredat het oordeel van den
Raad op deugdelijke rapporten moet steunen, maar
ook dat de leden zich met eigen oogen kunnen over
tuigen en eene conclusie vormen.
De Voorzitter vraagt of de leden zich kunnen ver
eenigen met het uitstel der behandeling tot eene
volgende vergadering?
l)e heer mr. Del Baere vraagt of dan ook aan zijn
wensch zal worden voldaan 7
De Voorzitter zegt, dat hij dezen wensch bij burg.
en weth. in overweging zal brengen.
Het voorstel tot uitstel wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
IX. Nog is aan de orde de ontwerpverordening
tot bepaling van het personeel en de beloouing der
agenten van politie.
De heer mr. Van Hoek wenscht de behandeling
daarvan te verdagen, ook omdat hij nog voorstellen
wil doen tot wijziging van sommige bepalingen.
Het voorstel om de behandeling aantehouden wordt
zonder hoofdelijke stemming aangenomen en de ver
gadering op de gewone wijze gesloten.
liit>ezonden.
Het Kerstfeest nadert. Dan wordt in menig
huisgezin, elders meer dan hier, een kinderfeest
bereid. Vriendelijke, zorgende handen bereiden en
tooien voor de lieve kleinen den bonten kerstboom.
Bij het zinnebeeldig «licht en groen" wordt den
kinderen meêgedeeld, hoe de groote Kindervriend
door zijn Evangelie juist op de opvoeding der
kinderen zegenend heeft ingewerkt.
Hieraan denkende, kwam het mij ter ooren, dat
ook in Zuid-Beveland nog hier en daar de Chris
telijke gewoonte bestaat om arme weeskinderen
aan den minstbiedende te besteden, 'tls te be
grijpen, hoe goed de arme stumpers bij zoo'n
(Economischen maatregel varen.
Die besteding schijnt (is er wel grooter ironie
denkbaar?) omstree'ks 't Kerstfeest te vallen. Al
thans, ik hoorde juist onlangs van eene gemeente
in Zuid-Beveland, waar men dien wijzen maat
regel weer heeft toegepast.
Het heeft mij goed gedaan, te vernemen, dat
de predikant dier plaats ook maar eens meegeboden
heeft, en een der kinderen, dat tot nu toe voor
15 per jaar werd verpacht, voor nog minder
heeft tot zich getrokken.
Zoo iets is natuurlijk de beste remedie ter be
strijding der kwaalmaar goed is het toch ook,
er eens in 't openbaar de aandacht op te vestigen.
Dit nu doe ik bij dezen.
Moge dit korte woord hier en daar sympathie
verwekken! Heeren verpachters, die denkelijk, voor
een deel althans, met 't a. s. Kerstfeest wel trouw
zullen «kerken", zullen ten overvloede ook dit-
kleine preekje wel eens willen overpeinzen.
Misschien komen zij tot de overtuiging, dat de
bovengenoemde handelwijze kwalijk te vereenigen
is met eene goede viering van het Kerstfeest.
Schore, 21 December. Dr. W. Van LINGEN.
VEKKOOPINGEN VERPACHTINGEN.
Datum. Plaats. Voorwerpen. Informatièn.
22 Dec. Goes, Rijtuigen enz., Pilaar.
23 Wolfaartsdijk, Boomen, Pilaar.
•23 's-H.Arendsk., Paarden, mr v. Dishoeck.
23 Goes, Afbraak, mr. Van Dam.
'24 Wolfaartsdijk, Houtwaren, rar. Van Dam.
24 Kloeliuge en Idem en mr. Liebert.
's Gravenpolder, Wagenhuis,
24 's-H. Ablskerke, Meubilair, Paardekooper en
v. d. Bussche.
28 Schore, Boomen, hembges.
29 Goes, Hofstede etc., Paardekooper en
v. d. Bussche.
30 Schore, Horslede, Pilaar.
31 Vlake, boomen, Rembges.
1873.
4 Jan. Wolfaartsdijk, Boomen, Pilaar.
4 Kapelle, Idein, Paardekooper en
v. d. Bussche.
6 Krabbendijke, Koemelkersbedrijf, mr. Liebert-
0 Rilland, Vee en meubilair, mr. Van Dam.
7 Heinkenszand, Afbraak, mr. Vau Dam.
8 Borsselen, Hofstede, Pilaar en Paarde
kooper.
van 18 tot en met 21 Dec. 1874.
Geboren: den 18, Marinus Cornellsz. v. Ge-
rardus Van Kalmthout en Johanna Van Ock-
stee; den 20, Johanna Wilhelmina, d. v. Cor
nells Rombouts en Maria Theresia Schik; den
21 een onechte zoon.
Overleden: den 19, Marinus Van der Linde,
oud 66 j.gehuwd met Pieternella Adriana
Ootegem.
ADVEKTKNTIiaiN.
Heden overleed tot diepe droefheid van
mij en mijne kinderen, miine geliefde echtge-
noote J. M. C. SCHREUDER.
Leeuwarden,
17 Dec. 1874.
J. SOÜTENDAM.
Heden overleed mijn geliefde echtgenoot
M. VAN DER LINDE in den ouderdom van
66 jaren tot diepe droefheid van mij en mijne
kinderen en behuwdkinderen.
De affaire zal door mij en mijn zoon
op denzelfden voet worden voortgezet
hopende wij het vroegere vertrouwen steeds
waardig te zullen blijven.
Goes, 19 December 1874.
Wed. M. VAN DER LINDE—Ootegem.
Die iets te vorderen heeft van of verschul
digd is aan wijlen den heer J. Wal
raven van KLerltwijli te Goes, wordt
verzocht daarvan opgaaf en betaling te doen aau
den Notaris mr, LIEBERT te GW.,