GÖESCHE COURMT. 1874. N°. 148. Dinsdag 15 December. 6l3te jaargang. ,'wijf in k Tweede Kamer. AANBESTEDING. Ministerie van Binnenlandsche Zaken. RIJKS-WATERSTAAT. ZP^TIEItTTElSr. Vertrek der brievenmail naar Oost- De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vbijdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes f 1,76. Afzonderlijke nommers 5 c., met bijblad 10 c. Gewone advertentiën worden a 10 c. per regel geplaatst Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop be trekking hebbende dankbetuigingen van 18regels a/1,— Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 c. Provincie Zeeland,. Op Donderdag, 24 December 1874, des voormiddags te 10 uren, zal, onder nadere goed keuring, door den Commissaris des Konings in de provincie Zeeland, of, bij zijne afwezigheid, door een aer leden van de Gedeputeerde Staten, en in bijzijn van den Hoofdingenieur van den Waterstaat in het 11de district, aan het gebouw van het Provinciaal Bestuur te Middelburg, worden aanbesteed: 1. Het verdiepen van de geul in de oostelijke haven en in den oostelijken arm van het kanaal van Neuzen. 2. Het onderhoud en de verbetering gedurende 1875-1877 van de havenwerken te Breskens. 3. Bet herstellen van boorden langs het kanaal door Zuid-Btveland. Deze aanbestedingen zullen geschieden bij enkele in schrijving, volgens 434 der Algemeene Voorschriften. De bestekken liggen ter lezing aan het gebouw van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken, aan dat van het Provinciaal Bestuur van Zeeland, te Middelburg, en zijn voorts op franco aanvrage, tegen betaling der kosten, te bekomen bij den boekhandelaar M. Nijhoff, Raamstraat no. 49 te 's-Gravenhage, en door zijne tus- sclienkomst in de voornaamste gemeenten des Rijks. Op 18 en 21 December 1874 worden de noodige aanwij zingen op de plaats gedaanvoorts zijn nadere inlich tingen te bekomen, voor no. 1 bij den Hoofdingenieur van den Waterstaat te Middelburg en bij den Ingenieur van den Waterstaat te Neuzen, voor no. 2 bij den Hoofdingeneur van den Waterstaat te Middelburg en bij den Ingenieur van den Waterstaat te Sluis, en voor no. 3 bij den Hoofdingenieur van den Waterstaat te Middelburg en bij den Ingenieur van den Waterstaat te Goes. 's-Gravenhage, 4 December 1874. Voor den Minister, De Secretaris-Generaal, HÜBRECHT. De BURGEMEESTER van GOES brengt bij deze ter kennis van de ingezetenen dezer gemeente, dat de PATENTEN over het tweede kwartaal van het dienst jaar 1874/75 ingevuld gereed liggen en tot afgifte ter secretarie zal gevaceerd worden, van Dinsdag 15 tot en met Woensdag den 30 dezer maand aanstaande, uitgenomen des Zondags, dagelijks van des voormiddags negen tot des namiddags twee uren. Wordende de belanghebbenden vermaand, Om die afhaling in persoon te verrichten, en zich den bepaal den tijd ten nutte te maken ten einde van alle kosten bevrijd te blijven, vermits volgens art. 2 van Zijner Majesteits besluit van den 17 October 1820, de onaf gehaalde patenten of de afschriften daarvan door eenen deurwaarder der directe belastingen onverwijld aan de patentplichtigen moeten worden uitgereikt, tegen betaling van tien cents; vvaarloe dan ook den len Janu ari 1875 en volgende dagen zal worden overgegaan. Goes, den 14 December 1874. De Burgemeester voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. POSTERIJEN. Via MARSEILLE, 17 December, Via TRIÉST, 22 December, Via BRINDISI, 24 December. Na het eerste sein ten aanval Indie,komt het tweede, niet minder geduchte Onderwijs. Het onderwijs heeft zich vooral in de laatste jaren over veel onrechtvaardigheden te be klagen! Immers, terwijl bijna iedereen, een enkele omnis homo vel quasi) uitgezonderd, eenige zaken heeftwaarvan hij erkent, dat hij niet op de hoogte is, hervormt zich sedert de debatten vóór 1857 ieder, wien 't maar lust, in een specialiteit voor het onderwijs. Bij de discussiën over wa terstaat en spoorwegen heeft menigeen erkend zich te moeten onthouden van raadgevingen en on derrichtingen, In zake onderwijs niet alzoo. Al hebben velen hunner nooit eenige studie gemaakt van onderwijs, opvoedkundegeschiedenis van het onderwijs, onze Edelmogenden maken eene groote en heerlijke verschijning als zij, ver ver heven boven de hoogste tronen der onderwijs- koningen, van hun drievoet in orakeltaal ver kondigen, wat hun op het hart ligt. Het zou er betrekkelijk weinig toe doen, wat er alzoo gesproken werd want de beslissing komt tot stand door de stemmen van mannendie ook niet allen op de hoogte van het onder wijs zijn maar het kwaad wordt ernstig als men bedenktdat de woorden in de Tweede Kamer gesproken als onfeilbare uitspraken in gemeenteraden en vergaderingen van commissiën worden aangehaald en maar al te vaak met be slissende kracht aan den gang der zaken eene richting geven, die hoogst nadeelig is. Daarom achten wij het onze plichtmet nadruk tegen enkele beweringen op te komen. Voor een raad van ervaren en studeerende onderwijzers zou dan ook menig lid der Tweede Kamer een allertreurigst figuur maken, zoo hij zijn parlementaire speech bij gelegenheid der be grooting van onderwijs verdedigen moest. Zijne verdediging zoude dan ongetwijfeld moeten over- loopen van die holle klankenvorming van het hart (H.H. physiologen ontwikkeling van het verstand, vorming voor het, leven, opleiding tot nuttige leden der maatschappij enz. enz., en door spekt met adjectieven als: vormend, ontwikke lend geleidelijk opklimmendepractisch en dergelijke. Précisez messieurs Et droit au but Het eigenlijke punt in quaestie was: staats onderwijs of bijzonder onderwijs en de voor standers van ieder dier richtingen verdedigden hunne zaak öf door openlijk de zaken bij den naam te noemen, öf door op aandoenlijke wijze te ijveren voor het opkomend geslacht. opdat het goed onderwezen worde De 'heer Messchert Van Vollenhoven opent den strijd met eene rede, waarvan de inhoud eene doorloopende beschuldiging voor ons open baar onderwijs is. Het onderwijs is niet practisch genoeg. Die klacht spreekt de minst ontwikkelde arbeider uit met de woorden„dat komt zoo voor ons niet te pas." We zouden hem antwoorden „Laat het kind leeren denken en begrijpen; dan komt de rest van zelf!" De Batavieren moeten volgens gemelden arbeider en volgens den heer Mes schert Van Vollenhoven volmaakt goed onderwezen d. i. opgevoed zijn; immers, ze leerden zwem men, vechten, visschen, paardrijden en schieten met den boog, alles wat ze noodig hadden. Echter niet wat de kinderen leeren, maar hoe zij het leeren, is hoofdzaak. Laat de autoritei ten toezien, dat er nergens vertoon van geleerd heid gemaakt wordt, maar laat het aantal vakken gerust behouden blijven; juist die veelzijdige ontwikkeling moet de leerlingen later geheel voorbereid de wereld doen intreden. Men schijnt het er voor te houden, dat het goed is, zoo eenige personen de wetenschap beoefenen, om, als het noodig is, de verlangde inlichtingen te geven. Maar noch de wetenschappelijke feiten, die men leert, noch de theorieën, waardoor ze verklaard worden, maken het nut van eenige studie uit; evenmin kan de toepassing der weten schap het groote doel van het onderwijs zijn; het groote doel van het onderwijs is, dat de leerlingen alle vermogens leeren oefenen en in spannen, niet opdat ze eenig bepaald feit kennen, eenig bepaald vraagstuk kunnen oplossen; maar opdat ze de zaken juist zullen inzien, wanneer ze hun in het leven voorkomen en weten te oordeelen, te denken en te handelen. En zijn ze zoover ontwikkeld, dan zal ook hun verdere practische vorming weinig moeite en inspanning kosten. Daarom niet zooals de heer Messchert Van Vollenhoven wilde, minder vakkenmaar vooral ook nietminder examina, maar streng toezicht door deskundige mannen, dat de examina ver standig en oordeelkundig worden afgenomen; niet: hoeveel feiten de leerling of de onderwijzer kent maar hoe hij ze verwerkt heeft, is hoofd zaak. Totnogtoe is er bijna geen andere con trole dan de examina. Hoe wanhopig het er mee gesteld is, als dergelijke in de lucht hangende beweringen moeten bewezen worden, blijkt uit de beschul digende vragen, die dan volgen, doch die wij buiten beschouwing zullen laten, om slechts op de hoofdgrieven van den heer Messchert te ant woorden. Men moet rekening houden met de toekomstige bestemming der leerlingen, zegt spreker, Hoe is dit mogelijk? Juist daarom verdient ontwikkelen de voorkeur boven africhten; met ontwikkeling is iedereen gediendafrichting voor leerlingen van de meest uiteenloopende bestemming is onmoge lijk vooral in een tijd, waarin het nog als eene verbetering gelden moet, wanneer het voor stel van den heer Kollewijn op 7 dezer ingang vond en geene school (NB. meer dan 300 a 400 leerlingen zou bevatten De heer Messchert vraagt of wij „vooruitgaan in kracht van uitdrukking, in zuiverheid van spraak." Wat het eerste aangaat kunnen we gerust bevestigend antwoorden; maar we zijn eerlijk genoeg dit meer - toe te schrijven aan den geest des tijds, die algemeene ontwikkeling vordert, dan aan de werking onzer schoolwetten. Wat zuiverheid van taal aangaat, deze vermindert bij alle volken. Gallicismen in het Duitsch en En- gelsch, Germanismen in het Engelsch en Neder- landsch (dank zij de groote buitenlandsche aanvoer •van leeraren) Anglicismen in het Nederlandsch en Fransch. Alleen Latinismen verminderen (en helaas, niet zonder redenSlechts zij die „in wereldburgers ontaardenmaken zich aan die taalverbastering schuldig; slechts zij die, gelijk Dr. Kuyper, die verbastering „vreezen" be klagen er zich over. Die 't wèl meenen kla gen niet, maar strijden er tegen. De heer Mes schert Van Vollenhoven sprak van „nevelach-, tige theorieën en onbereikbare utopieën", men kan zich bezwaarlijk iets meer „nevelachtigs" en meer „onbereikbaars" voorstellen, dan het geen de spreker op 7 Dec. wilde. Er is een merkwaardige tegenstelling tusschen de kernach tige rede van den Amersfoortschen leeraar en de nevelachtige rede van den edelmogenden spreker op het binnenhof op denzelfden dag uitgesproken. De slotsom isGij ziet, dat het openbaar on derwijs geene of wrange vruchten geeft; schaft dus het openbaar onderwijs grootendeels af en kiest bijzonder onderwijs. Spr. wil geen openbaar onderwijslo. ter wille van hen, die gemoedsbezwaren hebben. Wij zeggen't is de plicht van den Staat te zorgen, dat aan niemand aanstoot worde ge geven de plicht der geestelijkheid, te zorgen, dat eene verkeerde richting zoo ze gevon den wordt worde geneutraliseerd. Tot dus verre heeft de geestelijkheid dat beproefd in dag- en weekbladen en in de Tweede Kamer. Laat zij het eens eenigen tijd in de catechisa tie-kamer beproeven, niet met éen uur per Op eene vergadering van de „Yereeniging tot verbetering van het Volksonderwijs" te Amersfoort.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1874 | | pagina 1