1874. N°. 141. Zaterdag 28 November. 61"Ie jaargang.
PERSOXEELE BELASTING.
Het eerste tooneel van het tweede bedrijf.
mmm
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag
en Vrijdag avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1,75.
Afzonderlijke noramers 5 c-, met bijblad 10 c.
COURANT.
Gewone advertentiën worden a 10 c. per regel geplaatst
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop be
trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels a/l,-v
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 20 c.
De BURGEMEESTER van GOES brengt bij deze ter
kennis van een ieder, wien het aangaat, dat het tweede
kwartaals-kohier no. 3 van het PERSONEEL voor deze
gemeente, over het dienstjaar 1S74—1875, op heden ter
invordering is gesteld in handen van den ontvanger
dier belasting binnen deze gemeente.
Goes, den 26 November 1874.
De Burgemeester voornoemd,
M. P. BLAAÜBEEN.
Het eerste bedrijf „de Indische begrooting"
is afgespeeld en na een entre-akte, bestaande uit
eenige besprekingen aangaande zaken van onder
geschikt belang, is het scherm opgegaan om ons
in het tweede bedrijf te vertoonen de Staats-
begrooting.
Gaarne hadden wij eerst eenige opmerkingen
gemaakt naar aanleiding der karakterteekening,
zooals die ons bleek uit het eerste bedrijf; maar
Maandag 23 November gaf te veel stof tot be
spreking, dan dat we daarbij niet een oogenblik
zouden stilstaan.
Op dien gedenkwaardigen Maandag dan, zagen
we op het Binnenhof de schimmen van den
voortijd met de lichtende geesten der toekomst
en daartusschen alle overgangen, broederlijk
vereenigd we hebben naar aanleiding der
verschillende redevoeringen een oogenblik ge
meend, dat het duizendjarig rijk ophanden was
en we hebben een oogenblik gemeend in den
barbaarschen voortijd te leven.
De heer Haf mans sprak eene drievoudige be
schuldiging uit:
1°. We laten onze ambtenaren gebrek lijden.
2°. We belasten de eerste levensbehoeften.
3°. We doen niets voor den uiterlijken glans
van den Staat.
Tegen deze drie punten valt weinig in te
brengen; 't zijn feiten en daarmee uit. Het is
waar, dat onze ambtenaren, nl. dat gedeelte
onzer ambtenaren, dat het eigentlijke werk doet,
niet voldoende beloond wordtwe zouden er
bij kunnen voegen, dat de ambtenaren, die de
belangrijkste en gewichtigste functiën bekleeden,
in het geheel niet beloond worden. De man, die
belast is straatjongens schrik aan te jagen en
dronken kerels naar huis te brengen wordt be
taald; maar de leden van gezondheidscommis-
siën, sehoolcommissiën en commissiën van toezicht
op het middelbaar onderwijs met en benevens
schoolopzieners en zooveel anderen ivorden niet
betaald. Mag men eigenlijk wel klagen, als
sommigen van dezen een gedeelte van hun werk
ongedaan laten?
Wat mag men eischen van een burgemeester
met ƒ100 of f 150 's jaars?
Evenmin valt te ontkennen, dat licht en lucht
en eten en drinken en zout en zeep belast zijn
zoodat men eigenlijk boete betaalt voor het
misdrijf van te eten en te drinken, niet in het
donker te willen zitten en zindelijk te willen zijn
Is 't daarom wellicht, dat 't bij velen zoo don
ker is, dat zoo menigeen zich schoon wascht
in 't vuil van een ander, zoo menigeen geen
„zout in zichzelven" heeft?
Maar ook niet geheel kan men loochenen,
dat er voor den glans der natie niet heel veel
gedaan wordt. Wij stellen ons voor, dat de
Parijzenaars zich een beetje over hun liooge
belastingen begonnen te troosten, toen ze zagen
hoe schoon Hausmann hunne stad maakte.
't Was echter niet daarom, dat mr Haffmans
't woord vroeg; hij wilde den Minister van Fi
nanciën alleen eenige liefheden zeggen a propos
van amortiseeren. Ging zijne redeneering door,
dan zouden de Zhdtsche couranten spoedig ge
vuld zijn met advertentiën van Nederlandsclie
iiStaats-premiënleeningen." O. i. is juist 't Ne-
derlandsch staatscrediet te goed gevestigd, dan
dat we 't met leeningeu zouden bederven, wan
neer we die niet volstrekt onmisbaar achten.
Zoodoende wordt er werkelijk iets gedaan voor
den uiterlijken glans der natie.
Terecht merkte de heer Blussè dan ook aan,
dat we inet de Indische millioenen geamorti
seerd hebben en dat we eerst kunnen beslissen
of we moeten amortiseeren of niet, wanneer we
alleen over ons eigen kapitaal beschikken.
Tegenover dezen mislukten aanval op den
Minister van Financiën en zijne voorgangers stond
de rede van den heer Fan llassenaer, eene voort
durende lofrede op het kabinet.
Aan dezen laatste intusschen de eer, dat hij
ons eene reeks van eeuwen deed doorleven.
„Als de Regeering er naar streeft zelfs een deel
(der inkomsten) aan sclioone kunsten te besteden
dan zal het landte gronde gaan, zegt
deze afgevaardigde.
Dit is meer dan middeleeuwschdat is bar-
baarsch
Of men met Herbart de ziel voor een on
veranderlijk wezen houdt of met Beneke (onzinnig
genoeg) de ziel beschouwt als een samenstel
van afzonderlijke krachten ^-altijd zal men ge-
looven, dat de menschelijke geest kan erkennen,
willen en gevoelen.
Het onderwijs nu leidt het erkennen, de op
voeding leidt den wil en de kunst het gevoel.
Zoo de Staat ingevolge het voorschrift der grond
wet, bij de wet op het lager onderwijs breeder
omschreven, zich belast met de zorg voor op
voeding en onderwijs, is het dan niet evenzeer
de plicht van den Staat voor de kunst te zorgen
En zou de Slaat daarmede tegronde gaan?
Elke wolk heeft een zilveren voeringNaast
die duistere taal vanmr. Haffmans en van Van IVas-
senaerzelven, verzekert ons de laatste, dat Staats
belang boven partijbelang gaat. Reeds heeft
Minister Weitzel verklaard, dat hij het beneden
zich acht voor eene partij te strijden. Dat zei
Moltke ook en hij is er te grooter om(Het
denkbeeld heeft echter voor de homogeniteit van
een Ministerie wel eene wat bedenkelijke zijde).
Maar zal dat alles mogelijk zijn voltehouden,
dan moet, zoo verklaart de heer Van IFassenaer,
en de Minister van Binn. Zaken beaamt het ten
volle, dan moet er eene volmaakte harmonie
bestaan tusschen de natie en de volksvertegen
woordiging dan moet de Tweede Kamer zijn:
de ware vertegenwoordigster van den geestdus
niet van de beurzen der natie.
De opmerking is zeer juist. Zoo er wijzigin
gen in de kieswet moeten komen, dan is o. i.
herziening der kies tabel niels dan moeten
onze stembriefjes wegbrengers vervangen worden
door kiezers, d. i. door kiesbevoegden, die vol
doende onderwezen zijn. Kan het kiesrecht niet
uitsluitend worden gegeven aan hen, die in het
bezit zijn van een diploma van eind-examen van
lagere of middelbare scholen, verkregen door
een zeer eenvoudig en verstandig afgenomen
examen, waarbij o. a ook „Staatsinrichting"
geëischt wordt? Als dan 't toezicht op 't onderwijs
betaald wordt, mag men eischen, dat er worde
toegezien, dat dit diploma niet door inpompen
wordt verkregen.
Wij zullen niet veel zeggen over de rede
voering, door den heer Kappeyne den volgen
den dag gehouden. Ofschoon wij niet alles wil
len onderschrijven, wat die heer zeide, en er
ronduit gezegd weinig mee ophebben, als hij
verklaart, dat een Ministerie in den geest van
't vorige had moeten optreden terwijl wij
weten, dat hij aan een Ministerie zijner richting
dikwijls al een zeer dubieusen steun schonk
zoo blijkt er toch uit, dat hij, evenals wij,
met dit Ministerie wil medegaan, wanneer het
niet reageert tegen de constitutioneele vrijheden,
die sinds 1848 zijn gegrondvest, en wanneer
het tot een gewenscht einde brengt, datgene
wat reeds lang op voltooiing wacht. Maar als
de heer Kappeyne werkelijk die meening is
toegedaan, dan zouden wij hem willen vragen:
ware het niet beter de daden van het Minis
terie af te wachten, en zooveel mogelijk rede
voeringen, wegslepend door welsprekendheid,
maar waarin toch hier en daar weder het po
litieke twistappeltje komt kijken, dat 'in vorige
zittingjaren het totstandkomen van zoovele
nuttige zaken heeft belemmerd na te laten
en slechts dan krachtig op te treden als de
beginselen, die de spreker voorstaat, gevaar
loopen
Dit kabinet en de Kamer geven werkelijk
eenige hoop, dat men thans eens zaken zal kun
nen doen en in dit opzicht schijnt er eenige
homogeniteit te bestaan. Zie den Minister van
Binnenlandsche Zakendief het voetspoor van
zijnen ambtgenoot van Koloniën drukt en\op
treedt ook al op Maandag onder de zin
spreuk: fais ce que tu dois, advienne que pourra.
(Maar foei geen Fransch; Maandag was men
zoo Hollandseh, maar een mondje vol Fransch
van den heer Brouwer; in de vorige zittingen
sprak men Latijn en Grieksch en dominé Kuyper
zelfs heele lange citaten in 't Engelsch dat
is internationaalOok de Minister van Bin-
nenl. Zaken doet zich voor met een zeer be
paalden wil en Financiën geeft hem op dat punt
niets toe; dat geeft ons hoop. Een glaeé-hand-
schoen-ministerie is zeker 't allerminst, wat we
gebruiken kunnen. En als deze Minister van
Binnenl. Zaken door daden toont te willen, wat
hij zegt met de woorden, dat hij op 't gebied
van kieshervorming en onderwijs geavanceerd
liberaal is, dan wordt ons een schoone toekomst
geopend
Of de schoone toekomst, ons Maandag en
Dinsdag geschilderd, verwezenlijkt zal wor
den? Welk een programma!
1°. Verhooging van de traktementen der ambte
naren, dus ook het recht om meer zorg voor
waarneming der ambten te eischen.
2°. Kieshervorming. („Geld is te veel de maat
staf der kiesbevoegdheid." Min. v. B. Z.)
3°. Vrijheid van onderwijs, of om met den
heer Brouwer te spreken.- een vrije kerk in een
vrijen Staat en een vrije school in een vrijen
Staat. („Positief Christelijk optreden kan deze
Regeering niet. Maar evenmin mag zij toestaan,
dat aan vrije ontwikkeling op godsdienstig ge
bied belemmeringen in den weg worden gelegd."
Van Wassenaer.)
4°. Wet op het Hooger Onderwijs. Nog dezen
winter aantebieden.
5°. Rechterlijke organisatie.
6°. Herziening van het Strafwetboek.
7°. Zal eene oplossing gezocht worden voor
de jenever-quaestie.
Voorwaar, we zijn geen aanbidders van de
tegenwoordige Regeering noch van de tegen
woordige Kamer, maar als men er door samen
werking in slaagt, voorloopig slechts deze 7
punten tot eene gewenschte oplossing te brengen,
dan gebiedt de onpartijdigheid te zeggen, dat
we een vruchtbaar regeeringsjaar te gemoet gaan.
Als 't maar niet slechts bij plannen en dis—
cussiën blijft