1874. N°. 136. Dinsdag 17 November. 613te jaargang.
OEconomische Spijsuildeeliiig.
Vertrek der brievenmail naar Oosl-Indie:
Verscheidenheid en Overeenstemming.
GOESCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag
en Vbijdag avonduitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes f 1,75.
Afzonderlijke nomraera 5 c., met bijblad 10 c.
coimm
Gewone advertentiën worden a 10 c. per regel geplaatst
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop be
trekking hebbende dankbetuigingen van 1 —8 regels a 1,-
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 20 c.
OPENBARE VERGADERING van den
KAAM» der «f JSüf BjEATJ! GO KS,
op WOENSDAG den 18 NOVEMBER 1874,
des avonds te 8 uren.
Goes, den 16 November 1874.
De Secretaris
HARTMAN.
punten van behandeling:
I. Mededeelingen, ingekomen stukken.
II. Aanvulling van het hulppersoneel aan de scho
len der le en 2e klasse.
III. Benoeming van de leden der Commissie van Clas
sificatie der schoolkinderen.
IV. Rekening der vereeniging van werklieden over
1872.
V. Aanvrage van J. J. Le Clercq om grond in ei
gendom.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
brengen bij deze ter kennis van de ingezetenendat
de commissie tot de (Economische Spijsuitdeeiing, be
staande uit deheeren: J. A.A. FRANSEN Van be PÜTTE,
voorzitter, F. S. A. KNITEL, J. J. KAMONDT, M.éd.
HAR1NCK, D. HILDERNISSE, J. KOOMAN Az., B.
M. Den BOER, P. JOHANNISSEN, O. De FOUW en
mr. P. J. A. Van DAM, secretaris en thesaurier, hare
hoogst nuttige werkzaamheden voor den aanstaanden
winter weder heeft aangevangen, en dat zij aan de
huizen der ingezetenen biljetten heeft doen rondbren-
ten, op welke inschrijvingen tot instandhouding van
eze weldadige inrichtiug worden verzocht.
De heilzame strekking van deze instelling, voor
namelijk door de ruime deelneming en ondersteuning
der ingezetenen opgericht en gedurende vele jaren
staande gehouden, is te algemeen bekend en in de vo
rige winters gebleken, om niet op haar, als een krach
tig middel van voorziening tegen nijpend gebrek, het
oog te vestigen. Een ieder zal toch overtuigd zijn, dat
de nildeeling ran een verwarmende en voedzame
.toep, gedurende den ophanden zijnden winter, voor
de armen eene onmisbare behoefte is.
Burgemeester en Wethouders gevoelen zich daarom
bij vernieuwing gedrongen de ingezetenen tot ruime
giften op te wekken, en hen tevens met allen ernst
aan te manen, om geene handreiking aan bedelaars te
doen, als zijnde een verderfelijk middel om de lui
heid te voeden en de zorgeloosheid bij de behoeltige
klasse te bevorderen.
Goes, den 14 November 1874.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
JI. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
POSTERIJEN.
Via MARSEILLE, 19 November, y
Wanneer een kolossus zich ten taak had ge
steld den gang der ontwikkeling en mehschelijke
beschaving te stuiten, hij zou tot zijn bittere
teleurstelling ervaren, dat de stroom der tijden
rustig zijn gang vervolgde, zich door alle moeie-
lijkheden én beletselen heen een weg baande
en hem alleen achterliet in zijn zelf gekozen
woestenij.
Zoo ook heeft de maatschappij zich steeds
meer ontwikkeld in de richting, die leidt tot
achterstelling van persoonlijk voordeel bij het
streven naar het welzijn van allen. Dat is het
waarachtig republikeinsch begrip, dat geheel de
maatschappij vervult, dat het ware arbeiden
voor de res publica, zonder dat we daarom
nog behoeven te denken a^,n een raad -van heet
hoofden, die koningen afzet en 'keizers doet val-
leu. Hebben we in dit opzicht alle reden tevreden
te zijn, we hébben juist in het belang der
algemeene zaak te waken, met verdubbelde
zorg toe te zien, dat niemand met laaghartige
bedoelingen het algemeen belang schijnt te dienen
(jn inderdaad streeft naar het bereiken van zijne
ei°ene belangen. Ook thans en thans vooral
heeft.de les waarde: „Bewaakt uwe harten zorg
tmg
vuldiger dan uwe poortenwant de booze zal
regeeren- door list en de brave zal in zijne strik
ken vallen!"
Van deze grondbeginselen heeft onze staat
kundige strijd voortdurend de bewijzen geleverd.
Ieder wil „recht voor allen" maar niet allen
hebben zelfopoffering genoeg, dit geheel en al te
willen en het consequent te eischen, ook al kost
het hun opofferingen van eiken aardvooral
van geliefkoosde begrippen.
We hebben partijen gehad voor en tegen den
bijbel op de school, voor en tegen de doodstraf,
voor en tegen de inkomstenbelasting, voor en
tegen de fabriekskinderen-wet
Thans hebben we partijen voor eii tegen den
'oorlog met Atchin en merkwaardig genoeg, daar
door komt, gelijk we vroeger zeiden, de strijd
op het gebied, waarop hij in de laatste jaren
het heftigst gevoerd werd, nl. op onze verhou
ding tot Indië, zoowel zedelijk als stoffelijk.
En toch de vaak gevreesde Indische'Begroo-
is nagenoeg unaniem aangenomen!
Wij meenen dit een zeer merkwaardig Ver
schijnsel te mogen noemen.
Heeft het gemeenschappelijk „gevaar" allen
vereenigd? Lang genoeg heeft de oorlog reeds
geduurd; meer dan 2000 menschenlevens heeft
hij ons gekost maar hoeveel ontsteltenis het
geven zou, zoo die 2000 in Nederland gevallen
waren, de omstandigheid, dat „Indië" het tooneel
des oorlogs is, .is voldoende om ons hier bedaard
te laten voortgaan, als gold het niet een deel
van het Koninkrijk der Nederlanden. Er is geen
reden, waarom ons dit verwonderen zou; maar
't bewijst ons, dat de overeenstemming tusschen
de Kamer en den Minister, die de begrooting
indiende, niet op deze wijze aan den oorlog met
Atchin moet worden toegeschreven.
Zoo er éen oorzaak van deze kalme aanne
ming der begrooting moet worden opgegeven,
't is de inderdaad hoogst verdienstelijke houding
des Ministers en verder wenschen we vooralsnog
niet te gaan. Of er bijzondere redenen waren,
die deze Kamer noopten deze houding aantenemen,
zal ons eerst kunnen blijken zullen we althans
eerst met grond kunnen beweren wanneer
ons kabinet wat ouder geworden is.
Uit de gevoerde discussiën, die we zeer kort
wenschen nategaan, kan ons echter thans wel
eenigszins blijken, wat we voor de toekomst te
hopen of te vreezen hebben.
Waar men over geheel de wereld vrijheid
verlangt voor zichzelven, daar is het o. i. dui
delijk, dat „vrijheid voor Indië" een natuurlijk
gevolg moet zijn van de veranderingen in de
denkwijze der mensehen.
Vrij nauwkeurig wordt de tegenstand tegen
dit streven geteekend door de redevoeringen
van mr. Saaijmans Vadermr. v- d. Berch v.
Heemstede en mr. Van Zinnicg Bergman. Bij
eene aanvraag om subsidie voor de zendings
school wil de eerste die zeide thans voor
de laatste maal de begrooting te helpen vast
stellen dat het taak der Regeering is de be
woners van Insulinde chrütenen té doen worden
met behoud van hunne gedwongen koffie, suiker
enz.; de tweede beweert, dat de overzeesche on
derdanen van onzen koning nog niet rijp zijn voor
Westersche begrippen en de laatste er is
climax in die opsomming zoekt ons vrees
aan te jagen en ziet een hoogstbedenkelijk
verschijnsel in het adres der bewoners van
Batavia apropos de belasting. De ambtenaren
bemoeien zieh (e veel met de politiek; ze
durven de daden der Regeering bedillen; ze
durven zeggen, dat de Ministers maatregelen
nemen, die noodlottig zullen zijn voor Neder-
landseh Indië."
Deze quaestie heeft overeenkomst met die,
welke het bestuur onzer hoofdstad in rep en
roer bracht de ambtenaar machine, de amb
tenaar verplicht te zwijgen, waar de hooger-
geplaatste dwaalt. Gehoorzamen desnoods en
na voorzichtig gegeven advies, is plichtgehoor-
zarcieq, met afwerping der verantwoordelijkheid
maar evenzeer is het plicht, niet als ambtenaar,
maar als burger om te wijzen op het verkeerde
bij hen, die er verandering in kunnen brengen
maar eindelijk vooral is het plicht, die aanwijzing
zoo voorzichtig mogelijk te doen, opdat er geen
onrust en tegenwerking ontsta, op eene beschul
diging, die nog onderzocht moet worden, opdat
niet door onbevoegden worde vooruitgeloopen op
later te nemen maatregelen. Zoo onze ambte
naren in Indië en in Nederland, 't zij 't resi
denten of schoolmeesters, secretarissen of direc
teuren van een of andere afdeéling zijn.
Yoeg bij die vingerwijzingen het woord van
's Jacob, toen er sprake was van de afschaffing
der Heerendiensten, dat die maatregel geld zou
kosten, dat wij zoodoende het nageslacht met
al te groote lasten zouden bezwaren, als moch
ten wij met ons kort eind leven niets be
ramen, dan wat voor onzen dood die, wie
weet wanneer volgen kan volkomen zijn be
slag krijgen zou! Met evenveel recht zou men
kunnen eischen, dat het nageslacht vinden mocht,
dat wij niet werkeloos waren, maar alles deden,
wat onze hand vond om te doen.
Men heeft dan ook inderdaad gewilddat
„het onderzoek en de maatregelen tot uitvoering
van de «afschaffing der slavernij in de buiten
bezittingen" zijn gang zou gaan. Hand aan hand
ging daarmede de vraag aangaande de conversie
van communaal in individuëel bezit, 't Gaat voor
zeker niet te spoedig als we bedenken, dat de
daartoe strekkende bepalingen in 1859 werden
vastgesteld. Toch vreesde men, dat de Regeering
pressie uitoefende, toch herinnerde de heer Nier-
strasz, dat hij reeds toen de heer Be Waal
bedektelijk te kennen gaf, dat hij de conversie
aan den Javaan overliet beweerd had, dat
een reis van een liberaal commissaris oorzaak
zou zijn, dat van de 33000 dessa's 30000 tot
het individuëel bezit zouden overgaan. Is er
een persoonlijk streven geweest om die conversie
te laten strekkeu ten profijte van deze of gene
personen? We hopen van neen, wij kunnen
het niet gelooven. Zou het eerlijk zijn, gelijk
een ander lid van eene nieuwe maatschappij
mededeelde, die „van de omstandigheden partij
wilde trekken om de gronden tot den minstmoge-
lijken prijs aan te koopen, zoodat men met het
land ook de loonarbeiders kreeg?" We houden
vol van neen. En zoo we met eerlijke bedoe
lingen eenige millioenen mogen uitgeven, met de
hoop, dat het nageslacht onze rekening zal goed
keuren, we mogen geen oneerlijkheid begaan in
de hoop, dat het nageslacht nog oneerlijker zal
zijn dan wij en er zijn zegel aan zal hechten.
En bij zooveel tegenstrijdige meeningen die
we gaarne eerbiedigen eenstemmigheid in het
aannemen der begrootingja zelts der enkele
hoofdstukken en zonder bepaalde kleur verwer
ping der amendementen, behalve de subsidie voor
de zondagsschool.
't Is de Minister van Koloniën, die verklaart,
dat hij het oog wil houden op den toestand,
dien hij vond en tegen bestaande wetten of be
sluiten op grond van vroegere besluiten niet wil
reageeren. Daaruit spreekt eene zoo gematigde
zelfstandigheid, dat wij haast verwonderd staan
later van den Minister te hooren „Een minister,
die berusten zou in voorstellen, die hem tegen zijn
zin zouden willen dwingen in eene bepaalde
richting of hem willen doen overgaan tot. be-