1874. N°. 133. Dinsdag 10 November. 613te jaargang. UITGELOTE OBLIGATIES. Uitgifte van Grond in Erfpacht. Vertrek dei' brievenmail naar Oost-Indie: MET STOMPE LANSEN. BINNENLANDSCHE BERICHTEN. GOESCHE i De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vkijdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1,75. Afzonderlijke nommers 6 c., met bijblad 10 c. COURANT. Gewone advertentiën worden a 10 c. per regel geplaatst Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop be trekking hebbende dankbetuigingen van 18 regels a 1,- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 c. BURGEMEESTEE en WETHOUDERS van GOES brengen ter kennis van belanghebbenden, dat bij de uitloting der daartoe aangegevene obligatiën van de gevestigde schuld dezer gemeente, die op heden ten raadhuize heeft plaats gehad, de volgende nummers uit de bus zijn getrokken, te weten Ho. 205 groot ƒ600 a 2V2 restant van het; vorige jaar. 21 „2000 3 44 600 3 45 „1200,, 3 265 „1200,, 3 270 600,, 3 272 600,, 3 280 „1200,, 2>/2 gedeeltelijk 282 „1200,, 2'/s 283 „1200 2'/j „535/165 400,, 1 569/199 300 1 „609/239,, 250,, 1 welke uitgelote obligatiën, in de maand Januari e. k. ten kantoi e van den gemeente-ontvanger, tegen overgifte der stukken, zullen worden afgelost. Goes, 7 Hovember 1874. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAÜBEEN. De Secretaris, HARTMAN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brengen ter openbare kennis, dat door./. J. Le Clercq broodbakker te Goes, een adres is ingediend, om aan hem in erfpacht aftestaan vijf centiaren gemeentegrond, liggende aan den keizersdijk, deel uitmakende van het kadastraal perceel Sectie D no. 1611; en noodigen diegenen uit, welke tegen den afstand bezwaren mochten hebben, die aan hun College ken baar te maken voor of op Zaterdag den 14 November a. szullende het er anders voor gehouden worden dat geene bedenkingen daartegen bestaan. Goes, den 7 Hovember 1874. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAÜBEEN. De Secretaris, HARTMAN. Via BRINDISI, 12 November. 't Was feest in de hofstad, een talrijke schaar Van ridders gemeenzaam met kamp en gevaar (En maagden gelooid met bekoorlijken zwier?) Verbeidden het kampspel, den Spanjaard zoo dier. Niet minder dier (en wel in dubbele betee- kenis) den Nederlander het kampspel niet het stierengevecht, al heeft het er soms wel iets van waarin de partijen elkander op het Bin nenhof ontmoeten en elkander heftig bestrijden en tusschen de bedrijven door, ook zoo nu en dan eens iets regelen van de zaken van Kerk en Staat, van Vrede en Oorlog. Het strijdperk is afgezet, de herauten van wapenen hebben het sein gegeven ten aanval en in breede gelederen trekken de Kamerleden ten strijde. Zoo althans is 't nu, daar de be grooting wordt ingediend en de parlementaire ridders zich de wapenen hebben aangegord. Het zijn allen bekende strijders; aan schild en wapenrusting kunnen we afleiden, hoe ze zich houden zullen in dit opzicht dus weinig nieuws of't zou moeten zijn, de vraag: welke houding de afgevaardigde van Hoorn tegenover zijn opvolger, den Minister van Koloniën, zal aannemen. Het tournooi heeft echter in een ander opzicht wèl iets nieuws. Zoo het volstrekt niet de vraag kan zijn, of de Kamer zich anders aan het Kabi net zal vertoonen, dan ze dat deed aan het vorige, zoo is het thans eerder de vraag of dit Kabinet zich beter zal kunnen voegen naar de Kamer, dan het vorige Kabinet dit vermocht immers, zoo de zaken niet naar aller wensch gingen de Kamer is gebleven; maar het Ka binet is veranderd. Zonder de oorzaak op te sporen, willen we er alleen op wijzen, dat het een merkwaardig ver schijnsel is, dat de werkzaamheden beginnen met behandeling der geldzaken betrekkelijk Indië. We kiezen deze uitdrukking voor ;/de Indische begrooting" omdat de twee onderstreepte woorden den sleutel geven voor het meerendeel der Indische vechtpartijen over Indië, in de laatste jaren geleverd. We kunnen bezwaarlijk onnoozel genoeg zijn te gelooven, dat de discussiën over eenige be grooting inderdaad alleen discussiën zijn over cijfers. Ware dit zoo, men zou eene begrooting afkeuren om de cijfers en niet om den man, die ze aanbiedt. Zoo is dan inderdaad hier een voorloopig gevecht ophanden, dat óf met meerder of minder heftigheid zal worden voortgezet behoudens zoo nu en dan een wapenstilstand óf wel de voorbode is van een geweldigen oorlog. Uit de eerste ontmoeting der strijders is hier van weinig op te maken 't was een spiegel gevecht, niets meer. De kampioenen vertoonden slechts ter sluiks hunne schilden en banieren, er was geen sprake van het toebrengen van wouden. Toch vertoonde zich bij die voorloopige manoeuvres iets, dat bijzonder oDze aandacht verdient niet omdat het nieuw is, maar omdat het van gewicht is en vooral den Kamerstrijd der laatste jaren kenteekent. De eerste spreker onze, d. i. de afgevaar digde uit Goes zwaaide de banier, waaronder reeds zooveel werd afgestreden: „Predikt het euangelium den heidenen in Indië", „onderzoekt alle bronnen van inkomsten en behoudt het batig slot!" Dat is inderdaad multum in parvo Zoo onschuldig die woorden worden uitge sproken, zoo bitter moet de natie ze helaas bezuren, waar ze een strijd in 't geheugen roepen, die der natie een schat van tijd en in den vorm van vergoeding aan Kamerleden en van pensioenen een schat van geld gekost heeft en het nadeel gaf, dat de strijd der meeningen be lette, dat de zaken werden afgedaan. Hoe veel er werd gestreden en geredeneerd over onze houding tegenover Indië, het ware argument, hoe ook verbloemd of gemaskerd, was geen ander dan „We kunnen het batig slot niet missen Als zij, die gewoon zijn lofredenen op Ne derland te schrijven en wij zouden de laat- sten zijn, hen te bestrijden mits ze de waarheid sprekenals zij, die gewoon zijn lofredenen op Nederland te schrijven, spreken van ons volkskarakter, dat door alle tijden heen be waard is gebleven, dan geven wij hun gelijk met het oog op het laatste indienen van de begrooting voor Indië. Hoe weinig toch verschilt de Nederlander van 1874 van dien van 1602! Toen de Staten-Generaal der Vereenigde Ne derlanden in 1602 aan de Vereenigde Oost- Indische Compagnie het uitsluitend recht gaven om voorloopig voor den tijd van 21 jaren op Indië handel te drijven, verbintenissen met vreemde vorsten aantegaan, oorlog te voeren en vrede te sluiten, was een der argumenten door deze handelsvereeniging aangevoerd: „dat de arbeid der Compagnie in de Overzeesehe gewesten, onder Goddelijken zegen tevens dienen Als er geen dreigend: .schoolmeesterI" in aan tocht was, zouden wij anders dan in een heel beschei den nootje aanteekenen, dat Indische begrooting heel iets anders beteekent, dan „begrooting voor Indië." Dat er in :t bespreken dier begrooting vaak iets indisch ligt, zoo iets van klewang-wetten, koppesnellen en amok maken, spreken wij verder niet tegen. kon om vele heidenen te brengen tot het licht des evangelies." Merkwaardige overeenkomst! In 1602 wordt het behalen van winst en voordeel in Indië door de Staten-Generaal toe gelaten, o. a. ook, omdat de daartoe strekkende werkzaamheden er toe konden leiden, de hei denen te bekeeren. In 1874 dus 272 jaar later zou eene machtige partij der Staten-Generaal het der regeering ten plicht willen maken, te arbeiden aan de bekeering der heidenen, opdat deze heidenen't zij dan bekeerd of onbekeerd voortgingen Nederland te voorzien van een jaarlijks wederkeerend batig slot o GOES, den 9 November 1874. Nog slechts een kort woord voor de herstemming op aanstaanden Woensdag. In ons vorig no. hebben wij de hoop uitgedrukt, dat de kiezers, die voor den heer De Bruijn hebben gestemd, bij de herstemming zich voor den heer Van der Moeit zullen verklaren. Van velen hunner hebben wij daarvan de zekerheid; wij hopen, dat zij't allen zullen doen. De heer Fan der Hoek toch is ook hun geestver want, hij heeft ook hunne sympathie. En de nood zakelijkheid om nu als één man op te komen en ons bij de herstemming voor hem te vereenigen, zal wel niet in !t breede behoeven betoogd te worden. Dat men daarom door eerlijke en gepaste middelen de verkiezing van den heer Fan der Hoek in eiken kring trachte te bevorderen en daardoor het beste bewijs gegeven worde, dat bet bij niemand onzer om den persoon, maar om het belaDg der gemeente te doen is. Wij rekenen ook op de trouwe opkomst van de 65, die zich bij eerste stemming voor den heer Fan der Hoek hebber, verklaard; dat niemand hunner te huis blijre en dat ook zij hunne vrienden van het nuttige dezer keuze overtuigen. Ook zullen zeker de grootere en kleinere handelaars in onze gemeente de gelegenheid niet laten voorbijgaan om een hunner vakgenooten in den Raad te brengen. Zoo vaak wordt de klacht gehoord't zijn altijd ambtenaren, juristen of geneeskundigen, die zitting in den Raad hebben; aan den handelsstand, die verreweg het grootste ge deelte der ingezetenen in deze gemeente uitmaakt, ontbreekt in den Raad een vertegenwoordiger. Aan die klacht kan thans worden tegemoet gekomen. En ieder, die het belang inziet, vooral in dezen tjjd iemand te kiezen, die, zelf handelaar zgnde, het best voor de belangen van dien stand kan opkomen, zal erkennen, dat ook uit dien hoofde de verkiezing van den heer Fan der Hoek aanbeveling verdient. Tegenover deD heer F an der Hoek staat mr. Pompe. Welke vrucht kan men van deze candidatuur ver wachten? In de eerste plaats gelooven wij, dat het mr. Pompe niet aangenaam kan zijn nu hij pas bedankt heeft voor al zijne stedelijke betrekkingen, weder candidaat gesteld te worden. Daardoor toch trekt men den ernst zijner aftredingzoowel als de redenendie daartoe geleid hebben, in niet zeer vereerenden twjjfel. Het is dan ook gemakkelijk te voorzien dat zjjne verkiezing een geheel nutteloos werk zon zijn, want hoe men ook denke of oordeele over de gedragslijn door mr, P. in den raad gevolgd, aan te nemen, dat hij slechts zou weggegaan zijn om het genoegen te hebben van wedergekozen te worden, is wat al te erg. Ons is dan ook stellig verzekerd, dat de beer Pompe de hem aangeboden candidatuur reeds had af gewezen onder mededeeling, dat hij in geen geval eene benoeming zal aannemen. Dit laatste werd ons dan ook nog eergisteren van zeer vertrouwde zijde be vestigd. Maar zelfs al nam de heer Pompe eene benoeming aan, kan het nuttig zijn voor de gemeente om weder tot den ouden toestand terug te keeren, het twisten over richting enz. te hervatten, een tijdperk van ijdela beloften en agitatie op nieuw in 't leven te roepen en de praatiache behandeling van de zaken der ge-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1874 | | pagina 1