KERKELIJKE ZAKEN ONDERWIJS.
Naar de N. R. Ct. verneemt heeft de meerderheid
der Provinciale Kerkbesturen liet ontwerp-besluit der
Synode, waardoor geen aannemeling bij het- doen van
belijdenis om het verschil van leer zou kunnen af
gewezen worden, afgestemd, en is dit artikel alzoo
verworpen.
Naar wij vernemen is door den gemeenteraad van
Kattendijke c. o., de jaarwedde der hoofdonderwijzers
aan de scholen te Kattendijke en te Wilhelminadoip
verhoogd, van den eersten met 100,van den tweeden
met ƒ30.
Ook te Groningen ligt een adres ter teekening,
waarbij den Minister van Binnen], Zaken eerbiedig en
dringend wordt verzocht; voorstellen te willen doen
ter wijziging van de artt. 19 en 20 der lager onder
wijswet, opdat Nederland zich niet langer zal behoeven
te schamen over het onvoldoende inkomen zijner on
derwijzers. Een dergelijk adres heeft dezer dagen
ook hier gecirculeerd.
OPENBARE VERGADERING
VAN DEN
BAAD der «EMEENTE GUES,
op MAANDAG den 26 OCTOBER 1874,
des avonds te 71 uren.
Vervolg.
Bij Hoofdstuk III, afd. I, art. a, geeft de heer
mr. Van Hoek zijne verwondering te kennen onder
het onderhoud van den kerktoren een post te vinden
voor vernieuwing van het hangwerk van twee klokken
uit het speelwerkdaar, bij de restauratie van den
toren, ook dit werk is vernieuwd.
De Voorzitter antwoordt, dat dit hangwerk aan
alle weer en wind is blootgesteld en bovendien door
de zwaarte der klokken veel te lijden heeft.
Het onderhoud der Spijskokerij doet den heer mr.
Van Hoek de vraag tot burg. en weth. richten, of
dit niet een bedekte subsidie is aan eene philantropische
instelling en tevens of er huur van het rijk wordt
gevraagd voor het gebruik van het lokaal ten dienste
van den ijker, waarop de Voorzitter antwoordt.dat,
sedert de nieuwe wet op de maten en gewichten, de
gemeenten, waar geen ijker gevestigd is, voor een
lokaal moeten zorgen, terwijl de heer Transen Van
de Putte de geschiedenis van het vroegere ijklokaal
herinnert.
Op den post. „Onderhoudder Leenbankrapporteert
de fin. commissie:
.Naar aanleiding van den post, voor het onder
houd der Leenbank uitgetrokken, wenscht de com
missie eene vraag tot burg. en weth. te richten,
namelijk, of er gevolg zal worden gegeven aan het
denkbeeld, in het begin van dit jaar door de com
missie aangegeven, om door wijziging van het tarief
de inkomsten der bank zoozeer te verhoogen, dat
deze inrichting niet langer een lastpost" voor de
gemeentekas blijve en dat de gemeente niet alleen
bevrijd zal zijn van het dekken van te korten op de
bank-administratie, maar dat ook de uitgaven, door
de gemeente te doen voor het onderhoud van het
gebouw, door aandeel in de zuivere winst, die alsdan
kan worden verkregen, worden gebalanceerd.
„Veel genoegen zoude het ons doen, indien weldra
een ontwerp-tarief bij den raad in behandeling kwam."
De Voorzitter deelt mede, dat de directie der Leen
bank aan wie de opmerkingen der fin. oomm. in het
begin dezes jaars zijn ter hand gesteld, heeft bericht
dat een gewijzigd tarief bij haar in bewerking is.
Zoodra dit zal zijn ingekomen, zullen burg. en weth.
het aan de fin. comm. toezenden.
De heer Transen Van de Putte vraagt het woord
om als voorzitter der commissie van de Bank van
Leening kortelijk te kennen te geven wat aanleiding
heeft gegeven tot het vertraagd behandelen dezer zaak
Je oorzaak ligt daarin, dat er onmiskenbaar eene
beweging bestaat tot opheffing der Banken van Leening;
deze heeft spreker geleid tot de vraag of ook hier
de opheffing der Bank van Leening nuttig of wen-
schelijk was Vele argumenten pleiten daarvoor en
vooral het zaakkundig rapport der commissie uit
den gemeenteraad van Zaandam, uitgebracht in de ver
gadering van Januari 1874, deden daartoe te meer
overhellen, ware het niet dat drie motieven daartegen
overstaan, welke pleiten tot bestendiging der Leenbank.
Zij zijn deze;
1. Dat het Bankkapitaal ad 12500,niet aan
de Gemeente, maar aan de Bank van Leening behoort.
2. Dat hier niet, zooals elders, eene hulpbank bestaat.
3. Dat, terwijl nog geen resultaten bekend zijn
Van leenbanken, die, tengevolge van wanbeheer, elders
worden opgeheven, het niet wenschelijk is alhier eene
inrichting, welke goed wordt beheerd, op te heffen.
En wat nu het tarief betreft, ook dit heeft een
onderwerp van onderzoek uitgemaakt, en is het aan
vankelijk gebleken, dat verhooging, in den geest door
de commissie bedoeld, niet te bereiken zal zijn, want be
halve het onderhoud der gebouwen voor 1875 voorge
dragen met ƒ120 heeft het verlies over de laatste 10
jaar gemiddeld ƒ94 bedragen, terwijl, wanneer de rente
van 16 op 17 en de minimum rente van 1/2 ct. op
1 ct. wordt verhoogd, men slechts eene vermeerderde in
komst erlangt van 114 's jaars en verdere verhooging
niet wel denkbaar is; intusschen geeft spreker de verze
kering, dat de zaak verder zal worden onderzocht en
eene tariefsverhooging binnen kort aan dezen Raad zal
worden voorgedragen.
De post wordt onveranderd goedgekeurd.
Jijden post u Onderhoud van de wknechtswoning" heeft
de heer mr. Van lloek opgemerkt, dat voor gewoon on*
derhoud 5 meer is uitgetrokken dan ten vorigen jare.
Hij meent, dat dit een vaste post is en maakt dus be
zwaar zijne goedkeuring aan die verhooging te geven.
De Voorzitter zegt, dat gewoon onderhoud "ten vaste
post is, maar zich regelt naar de behoefte. De wethou
ders hebben met den architect al het onderhoud persoon
lijk nagegaan.
De heer Fransen \an de Putte verklaart, dat de som
zijn oorsprong vindt in de voorafgaande herstellingen,
die nooilig zijn, voor met het schilderwerk kan worden
begonnen.
Bij „Onderhoud van fonteinen en wandelplaatsen"
vraagt de heer dr. Callenfels of het plan weder bestaat
het onderhoud der plantsoenen aan te besteden, hetgeen
toestemmend wordt beantwoord, waarna de post wordt
goedgekeurd.
Op het artikel; „Het leggen van een nieuwe keistraat
van de stad naar den stationsweg" rapporteert de fin.
commissie het volgende:
„Onder de posten voor aanleg en vernieuwing (H. III,
afd. II, art. 1) bekleedt die voor bet leggen eener nieuwe
keistraat van de stad naar den stationsweg eene eerste
plaats.
„De commissie meent, dat het juist gezien is, om
deze straat te leggen in de richting, zooais die in de con-
ceptbegrooting van de uitgaven voor de plaatselijke
werken is omschreven.
„De vraag doet zich echter voor, of het niet wensche
lijk is, om met den aanleg van de nieuwe keistraat te
wachten, tot door het rijk aan zijne verplichting, om de
straat door de Voorstad te herstellen en in bruikbaren
staat te brengen, gevolg zal gegeven zijn.
„Bedriegen wij ons niet, dan worden door burg. en
weth. pogingen aangewend, om het rijk tot nakoming
zijner verplichtingen ten deze te bewegen en wij twijfelen
niet, of eerlang zullen deze met den gewenschten uitslag
bekroond worden. Eerst wanneer die straat uit den na
genoeg onberijdbaren staat, waarin zij thans verkeert,
hersteld is, zouden wij termen vinden, om de bewoners
der Voorstad en de daarachter liggende landbewoners
door den aanleg van den geprojecteerden weg te
gerieven.
„Te eerder vinden wij vrijheid, om in dezen geest te
adviseeren, omdat de harde weg, langs de nieuwe huizen
op deu statioussingel, een voldoenden toegang van de
stad naar het station verleent en in deze behoefte dus
voorshands is voorzien.
„Mocht dan een volgend jaar de weg door fle Voor
stad in zoodanigeu staat gebracht ziju, dat men niet,
zooals nu, behoeft te vreezen voor het breken van veeren
en omslaan der wagens, dan meent de commissie dat het
eerst overweging zal behoeven, om den weg over den
Singel die nu toch feeds bet grootste gedeelte van
bet jaar in vrij voldoenden toestand verkeert door
bestrating te verbeteren."
De Voorzitter antwoordt daarop, namens burg. en
weth., het volgende:
„Het doet burg. en weth. genoegen, dat de financ.
commissie de door hun voorgestelde richting van den
te maken straatweg beaamt. Tot de keuze van die
richting zijn burg. en weth. voornamelijk geleid door
de wetenschap, dat die singelweg een groot gedeelte
van het jaar onberijdbaar is en toch van dien weg
door de bewoners der Voorstad een veelvuldig gebruik
wordt gemaakt en moet gemaakt worden, om met hun
gerij hunne bouw-en weilanden in den Poel en Goesehen
Polder te bezoeken. Het belang der Voorstadbewo
ners is daarbij dus op den voorgrond getreden. Maar
onverklaarbaar is ons de meening der financ. com
missie, dat het maken van den toegangsweg uit de
stad naar het station afhankelijk moet worden gemaakt
van de verbetering of herstelling van de keistraat
loopende langs en door de voorstad. Het doel van
den nieuwen toegangsweg is toch hoofdzakelijk om
aan het reizend publiek binnen de bebouwde kom dezer
gemeente eenen behoorlijken rijweg naar het station
te verzekeren; aan dit doel is dus de keistraat door
de Voorstad ten eenenmale ondergeschikt. Over het
herstel dier keistraat zijn burg. en weth. reeds sedert
November des vorigen jaars in correspondentie met
de Hooge Regeering en zij kunnen met geene mo
gelijkheid bepalen, wanneer bet Rijk met het herstellen
dier keistraat een aanvang zal maken. Hiernaar kan
het aanleggen van een toegangsweg naar het station
niet wachten, die is urgent; te meer omdat de andere
weg, loopende naar de voormalige ICoepoortbrug, nog
ten vorigen jare bij zware regens is gebleken onrijd-
baar en onbegaanbaar te zijn, zoo zelfs, dat burg. en
weth. verplicht zijn geweest eenen anderen weg aan-
tewijzen, om langs die zijde het station te kunnen
bereiken.
„De noodzakelijkheid van het daarstellen van eenen
behoorlijken toegangsweg naar het station is dan ook
in den boezem dezer vergadering meermalen gevoeld
en besproken; in 1873 en 1874 werd die toegangs
weg op de begrooting voor Memorie uitgetrokken en
telken jare verhieven zich stemmen uit haar midden
om burg. en weth. aantesporen tot aanwijzing en daar-
stelling van gezegden toegangswegook dezen waren
van die noodzakelijkheid ten volle overtuigd, doch
wilden trachten de voor dien toegangsweg geraamde
kosten ad 6Ü00 door spaarzaam overleg en zuinig-
beid uit de gewone middelen te dekken, zonder de
ingezetenen door eene nieuwe leening of verhooging
van den Hoofdelijken Omslag te bezwaren. Dat doel
zien zij kans iu 1875 te bereiken, wanneer althans
deze Raad mocht kunnen goedvinden, aan de door
hen ontworpene begrooting zijne goedkeurende stem
te schenken.
„Wijders is de finan. commissie van gevoelen, dat
wanneer tot den aanleg van den voorgestelden toe
gangsweg in 1875 niet werd overgegaan, er eene aan
zienlijke som beschikbaar zou blijven, ook al werd de
rooiing der boomen tot een volgend jaar aangehouden,
en geeft zij den raad die som tot aflossing van ge
vestigde schuld te bezigen.
Wij betwijfelen zeer, of die som wel zoo aanzienlijk
zijn zou. Immers van den post voor onderhoud der stra
ten (Hoofdst. Ill afd. 1, evroeger ad 2000 uit
getrokken, is nu 1500 afgeschreven en overgebracht
voor bestrating van den aanteleggen toegangsweg, zoo
dat nu slechts 500 zijn overgebleven, biootelijk voor
het bijboeten der straten in de bebouwde kom; wordt
de geprojecteerde toegangsweg iu 1875 niet daargesteld,
dan zouden wij het rationeel achten, dat de post voor
onderhoud der straten weder tot 2000 werd opge
voerd en alzoo met 1500 verhoogd. Wij kunnen niet
gelooven, dat er iemand in de vergadering zij, die niet
met ons instemme, dat de verbetering en vernieuwing
der straten iu deze gemeente niet alleen wenschelijk,
maar volstrekt noodzakelijk is. Voegtmen bijdezeƒ .1500
de verhooging en bijvoeging van sommige posten van
uitgaaf ad 800 ruim, dan wordt die aanzienlijke som
reeds met 2300 ruim verminderd.
„Maar daarenboven: is het indegegevene omstandig
heden wel raadzaam aan buitengewone aflossing van
schuld te denken? Wij gelooven het niet.
„Wat ook het lot zij van de keistraat door de Voor
stad, dit staat vast, dat er een toegangsweg uit de
stad naar het station komen moet; zoo niet in 1875,
dan toch in 1876, en waar zullen dan de benoodigde
6000 in 1876 van daan moeten komen, wanneer de
daarvoor in 1875 beschikbare gelden tot aflossing be
steed worden? Wij gelooven, dat slechts twee mid
delen voor de hand liggen, of het sluiten van eene
leening of het verhoogen van den Hoofdelijken Omslag.
En zal het nu voor de gemeente voordeeliger zijn, om
in 1875 schuld te delgen en in 1876 eene nieuwe
leening te sluiten of zullen de ingezetenen beter gebaat
zijn met een verhoogden Hoofdelijken Omslag? Wij
betwijfelen het en kunnen in geen geval meegaan met
het voorstel tot buitengewone aflossing van schuld;
het raadzamer oordeelende, om, als het maken van den
toegangsweg tot 1876 moeht uitgesteld worden, ('t geen
wij niet hopen) de voor 1875 beschikbare gelden be
schikbaar te houden, om daaruit bij prélèvement ter
regularisatie de kosten van den toegangsweg gedeel
telijk te dekken.
„Intusschen een toegangsweg naar het station is on
misbaar; de daartoe benoodigde gelden kunneu in 1875
gevonden worden zonder eenigen bijzonderen druk voor
de gemeente en nu begrijpen wij niet de portee van
het argument, dat met het aanleggen van dien toegangs
weg zou moeten gewacht worden tot dat de keistraat
door de Voorstad, die zich in zeer slechten toestand op
dit oogenblik bevindt, zou zijn hersteld. Wij kunnen
met den besten wil geen verband vinden tusschen die
keistraat en den te maken toegangsweg".
De heer dr. Callenfels verklaart.dat hij ongaarne zijne
stem zal geven aan het leggen eener keistraat naar den
stationsweg. Als hij de laan ziet, die naar het station
leidt, dan moet hij vragen: is die niet goed? Hetzelfde
is het geval met de wegen door en in den Poel. Hij
vindt het leggen eener keibestrating eene zeer overbo
dige zaak, en is van oordeel, dat het niet goed is om
zoo maar roekeloos met de financiën der gemeente om te
springen. Men kan het best met een grintweg of zoo
iets doen. Spr. is er wel voor om den weg te verbeteren,
maar niet om er eene keistraat van te maken.
De heer mr. Be Witt Hamer betuigt zijn spijt,
dat de financiëele commissie niet in de gelegenheid
is geweest het antwoord van burg. en weth. te lezen,
want thans is spr. niet in staat alles te wederleggen,
wat daarin is vermeld. Evenwel heeft hij zooveel
opgevangen, dat de bedoeling schijnt te zijn een toe
gang tot den stationsweg te verschaffen aan het rei
zend publiek. Maar die toegang is er, langs de nieuwe
huizen. Nu zeggen burg. en weth., dat die weg in
den afgeloopen winter niet in staat was om bereden
te worden. Volkomen juist, naar dit was alleen toen
men besloten had het open vak der vest aan de Koe-
barrière te dempen, waartoe de grond van de Gan-
zeubarrière gehaald en over dien weg vervoerd moest
worden. Een dergelijke proef zal men wel nimmer
meer vorderen. Spreker heeft anderen en deskundi
gen geraadpleegd eu deze hebben hem verklaard, dat
de weg in den aanstaanden winter goed zal blijven.
De meening der commissie was, dat men bedoelde den
weg uitsluitend te doen strekken ten gerieve van hen,
die uit het oostelijk gedeelte van Zuid-Beveland kwa
men maar wat baat het, hen te gerieven als zij toch
niet naar den stationsweg kunnen komen zonder ge
vaar van as of veeren te breken Daarom wilde de
commissie eerst de straat door de yoorstad in goeden
staat gebracht zien. Nu worden de leden van den
raad sit venia verbo bang gemaakt met eene verhooging
van den Hoofdelijken Omslag. Als dit iemand in het
vuur der improvisatie ontvalt, kan spr. het toegeven,
maar niet in een net gestyleerd stuk. Zoowel als in
1875 Kan de keibestrating in 1876 plaats vinden, als
de boomen niet gerooid en de straten niet verbeterd wor-