1874. N°. 84. Zaterdag 18 Juli. 61te jaargang.
OPENING der JACHT op WATERWILD.
KENNISGEVING.
VERORDENING
betrekkelijk de stralen enz.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
GOESOHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag. Woensdag
en Vrijdag avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
DE COMMISSARIS DES KONINGS IN
DE PR O VIN CIE ZE EL A ND,
gezien het besluit van heeren Gedeputeerde Staten,
van den 11 dezer, no. 26;
gelet op art. 11 der wet van den 13 Juni 1857
(Staatsblad no. 87);
maakt bekend, dat de opening der jaclit op waterwild,
bedoeld in art. 17, laatste lid, der voornoemde wet,
in deze provincie door Gedeputeerde Staten is bepaald
op Zaterdag den 25 Juli aanstaande.
Deze kennisgeving zal in het Provinciaal Blad ge
plaatst en afdrukken daarvan, in plano, zullen aan de
gemeentebesturen ter aanplakking gezonden worden.
Middelburg, den 13 Juli 1874.
De Commissaris des Konings voornoemd,
R. W. van LIJNDEN.
Slot.
Art. 20. Op de klinkerpaden en de pleinen
van de Groote Markt en Beestenmarkt zal niet
met paarden, rijtuigen, noch ook met hand-,
krui- en andere wagens gereden worden. Kin
derwagens worden hiervan uitgezonderd.
Het drijven of laten loopen van losse paarden,
melk of slachtvee, op voorzeide klinkerpaden
en pleinen, is evenzeer verboden.
Art. 21. Voerlieden of geleiders van voer
tuigen of losse paarden of ezels, bij de brug over
de Haven komende, wanneer deze is geopend,
moeten wachten tot de brug behoorlijk gesloten
is en tot dat de voetgangers, die er zich voor
bevinden, haar zijn overgegaan.
Art. 22. Geen voertuig met paarden, ezels
of honden, het zij een of meer, bespannen, zal
op de straat of den openbaren weg mogen staan,
zonder dat de voerman of een ander geschikt
persoon, minstens 14 jaren oud, zich daarbij
bevinde. De geleider is hiervoor aansprakelijk.
Art. 23. Verhuurders van paarden of rijtuigen
mogen geene andere voerlieden bezigen, dan
die minstens den ouderdom van 14 jaren hebben
bereikt en behoudens de bepaling van art. 59
van het reglement op den dienst der openbare
middelen van vervoer te lande.
Art. 24. Rijtuigen, paarden en andere dieren
mogen niet worden vastgemaakt aan leuningen
en stijlen van stoepen of bruggen, noch ook
aan boomen of lantaarnpalen.
Art. 25. Bespannen karren, wagens en rij
tuigen mogen ter lading of ontlasting voor de
huizen, bakkerijen, winkels, pakhuizen, enz. niet
blijven staan, zonder dat de paarden, ezels of
honden worden vastgehouden of een der stren
gen is losgemaakt. De geleider is voor de over
treding dezer bepaling strafschuldig.
Art. 26. Bij het vervoer met sleden moeten,
indien de straten glad zijn, de sleden aan het
achtereind voorzien zijn van een stevig touw,
het geen moet worden vastgehouden om het
uitglijden te voorkomen.
Art. 27. Het is verboden binnen de bebouwde
kom der gemeente met paarden harder te rijden
dan op een matigen draf. Op de Kleine Kade
mag niet dan stapvoets worden gereden.
Gedurende de kermis is het draven op de
markten en in de belendende straten verboden.
Art. 28. De Kleine Kade mag alleen in de
richting van de brug naar het vischperk be
reden worden.
Art. 29. Indien de straten met sneeuw be
dekt zijn, draagt ieder paard een klinkende
schel aan den hals.
Art. 30. Op de hondenwagens zal de ge
leider niet mogen zitten, maar verplicht zijn
naast of achter het voertuig te gaan en bij tijds
voor de aankomende rijtuigen uit te halen, stil
te staan en zich voor de honden te plaatsen.
Art. 31. Niemand mag paarden, ezels, meik
of slachtvee, daaronder ook varkens en schapen
begrepen, in de straten of stegen of op de
wegen der gemeente zonder geleider laten los-
loopen.
Art. 32. Zonder schriftelijke vergunning van
den Burgemeester i3 het verboden op en over
de wallen eenig vee te drijven of te laten grazen,
of met eenig rij- of voertuig (kinderwagens uit
gezonderd) of met paarden te rijden: van dit
laatste zijn uitgezonderd de Keizersdijk en de
rijwegen, loopende van de koepoort naar den
Agnesgang, van de Zevenkoten naar de Nieuw-
straat en van de 's-Heer Hendrikskinderenstraat
naar de Graanmolens de Korenbloem en de Vijf
Gebroeders.
Art. 33. Niemand mag in de brand- of
rioolgangen, deuren, uitgangen of waterloozingen
daarstellen of dezelve bezigen tot berg- of lig
plaats van hout en andere voorwerpenbehalve
ingeval van brand mogen de afgeslotene gangen
door niemand geopend worden zonder vergunning
van den Burgemeester.
Art. 34. Wanneer het gebruik van eenigen
gang aan de bewoners van aangrenzende huizen
of erven door den Burgemeester is vergund,
zijn de gebruikers verplicht zoodanigen gang
en de daardoor loopende goot rein en zuiver
te houden en de straat uit te wieden, in voege
als in art. 1 en 2 dezer verordening is bepaald.
Art. 35. Het is verboden de straten, hetzij
door het uitbreken of uitlichten van een of meer
steenen, hetzij op eenige andere wijze, alsmede
de wegen of hunne beplantingen te beschadigen,
plaggen, zand of aarde van de wegen te nemen,
goten of greppen daardoor te graven, het water
van de huizen of van de mestvaalten daarover
te leiden of die zonder vergunning van den
Burgemeester met plaggen, mesthoopen, hout
mijten, gevelde boomen of takken, stroo en der
gelijke te bezetten, of eemge ruigten, mest of
vuilnis daarop te werpen of moedwillig te laten
vallen, aangespannen of onaangespannen wagens
of voertuigen of andere voorwerpen daarop te
plaatsen en te doen verblijven of iets te doen,
waardoor zij bederven of de passage belemmerd
wordt.
Art. 36. Het is verboden over de voet- of
wandelpaden langs de wegen eenig vee te drijven
of te laten loopen.
Art. 37. Zonder vergunning van den Burge
meester zal niemand in de grachten of water
leidingen der gemeente baggeren of modder
trekken, of in dezelve twijg of iets dergelijks
plaatsen.
Art. 38. Niemand zal eenige vuilnis, drek,
asch, krengen, afval of geweiden van runderen,
kalveren, schapen of varkens, alsmede steenen
of dergelijke in de grachten of waterleidingen
werpen, noch straatdrek daarin vegen.
Art. 39. Niemand zal zwemmen of zich baden
in de grachten of wateren dezer gemeente, dan
ter plaatse door den Burgemeester aantewijzen.
Art. 40. Zonder vergunning van den Bur
gemeester is het verboden de baan op het ijs
van de vesten of de haven te vegen.
Art. 41. Met uitzondering der doorgangen
onder de bruggen, is het verboden de banen,
voor schaatsenrijders op de grachten bestemd
en ingericht, met arresleden te berijden of op
eenigerlei wijze te beschadigen en onbruikbaar
te maken.
Art. 42. Al hetgeen in strijd met de voren
staande bepalingen mocht worden daargesteld,
ondernomen of nagelaten, zullen Burgemeester
en Wethouders ten koste der overtreders, kunnen
doen wegnemen, beletten of verrichten.
Art. 43. De overtredingen van de bepalingen
dezer verordening, voor zoo verre daartegen bij
de wet, bij algemeenen maatregel van bestuur,
of bij provinciale verordening niet voorzien is,
zullen gestraft worden, als volgt:
die van art. 1, 2, 3, 4, 8,-10, 12, 14, 16,
17, 18, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 28, 29, 30,
31, 34, 39, 40 en 41, met eene geldboete van
1.— tot 3.—
die van art. 5, 6, 9, 11, 13, 15, 19, 35, 36,
37 en 39 met eene geldboete van f 3.tot
6.-;
die van art. 32 en 33 met een geldboete van
5.— tot 15.—
die van art. 27 met de straffen van art. 475,
476 en 478 van het wetboek van strafrecht.
Zijnde de veranderingen aan Heeren Gedepu
teerde Staten van Zeeland, volgens hun bericht
van den 3en Juli 1874, No. 3495/88, in afschrift
medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het
behoort, den 13 Juli 1874.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
GOES, den 17 Juli 1874.
Als men let op de verschillende gesprekken over
den Hoofdei, omslag in deze gemeente, dan schijnt het
wel, dat er geen onbillijker belasting bestaat.
De een betaalt te veel, de ander te weinig; de be
lasting zelve is boven de krachten der burgerij. Nergens
is het zóó erg als in Goes
En toch, als de zaak ergens in behandeling komt,
als er nieuwe plannen voorgesteld zijn en besproken
worden, waar zijn ze dan, aie ontevredenen?
Zoo dachten we gisteren avond op de bijeenkomst,
door de vereeniging „Gemeentebelang" uitgeschreven,
waar van de 1200 contribuabelen in den hoofdei,
omslag slechts 20 tegenwoordig waren!
Als uit de afwezigheid dier 1180 anderen moet beslo
ten worden tot hunne tevredenheid met den tegenwoor-
digen stand van zaken, dan heeft zeker de financiëele
commissie onzer gemeente een vergeeisch werk gedaan.
Mogen wij echter uit die beraadslagingen der twintig
aanwezigen de meening der burgerij omtrent dit punt
afleiden, dan staan de voor- en tegenstanders van eigen
aangifte vrij wel in twee gelijke kampen verdeeld.
Allereerst werd de vraag gesteldis verbetering van
het tegenwoordig stelsel wenschelijk?
Die vraag werd door alle aanwezigen toestemmend
beantwoord. Er waren te veel onbillijkheden in de
tegenwoordige grondslagen, waarbij een maximum van
te treffen inkomsten bestaat, en waarbij iemand met
ƒ1000 a ƒ1500 inkomen 50 a ƒ70 daarvan missen
moet.
Op de daaropvolgende vraag of eigen aangifte dan
de gewenschte verandering was, ontspon zich eene
ampele discussie tussehen de voor- en tegenstanders van
dat stelsel.
De tegenstanders grondden hunne meening op het
bezwaar, dat onder gelijke omstandigheden, bij gelijke
bezitting, nog niet altijd de inkomsten gelijk zijn.
A. bezit eene hofstede geheel gelijk aan die van B. Maar
B. verpacht voor ƒ3000, terwijl A. slechts 2500 kan
bedingen. De menschen oordeelen echter naar den uiter-
lijken staat der beide bezittingen en niettegenstn -.nde A.
eene eerlijke opgave deed, zal hij onder verdenking
liggen bij zijne mede-aangeslagenen.
Een ander tegenstander meende, dat bij eigen aan
gifte de deur wijd open wordt gezet voor oneerlijkheid
en hij achtte de maatschappij daarvoor niet rijp.
Een der voorstanders van eigen aangifte was van
meening, dat deze geen beginsel van vertrouwen in
zich sluit. De ambtshalve aanslag zou ook dan moeten
blijven bestaan. Maar de eigen aangifte moest z. i. die
nen als leiddraad voor, als meer lichtgevende aan de
commissie, die den Hoofd. Omslag regelde. Hij wilde
haar facultatief stellen, alleen om de commissie tege
moet te komen.
Een ander voorstander trad in een uitvoerig betoog
om te bewijzen, dat het in het karakter van ons volk
ligt om op dergelijke punten openbaarheid te schuwen
En nochtans dient het er toe te komen, waar het geldt
belangen of lasten, die gemeenschappelijk gedragen
moeten worden, dat ieder oprecht en eerlijk opgeve,
welk evenredig deel hij daarin dragen kan en dragen
moet. Dan zal een zuivere toestand geboren worden
en deze kan alleen ontstaan wanneer eigen aangifte
wordt ingevoerd. Eu wat aangaat de bezwaren, dat
COURANT.
Gewone advertentiën worden a 10 c. per regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop be
trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels a/1,-
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald 20 c.