1874. N°. 76.
Dinsdag 30 Juni.
613te jaargang.
Vertrek dei' brievenmail naarOosl-Iiuüë:
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
Vervolg' Congres Zierikzee.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag
en Vkijdag avonduitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
POSTERIJEN.
Yia BRINDISI^ 2 Juli 1874,
per trein van 6,22 des avonds.
GOES, den 29 Juni 1874.
Vraag 15 en 16 luidden aldus:
15. Welken invloed oefent de stand van het polder
water uit op het voortbrengend vermogen van bouw
en weilanden?
Aangeuomen, dat een hooge polderwaterstand daar
voor schadelijk is, hoe hoog moet bouwland, hoe hoog
weiland, boven den hoogsten polderwaterstand liggen,
zal een en ander daardoor geen schade lijden? en be
staat er in dit opzicht verschil, naarmate het polder
water is zoet, brak of zout?
16. Welke is uit een landbouwkundig oogpunt de
meest wenschelijke waterstand, gerekend onder het op
pervlak der landerijen in bemalen polders?
Omtrent dit zeker hoogst gewichtig onderwerp was
men blijkbaar nog niet genoeg op de hoogte om eene
juiste conlusie te kunnen maken.
De heer Cremer verwees naar de discussiën daar
over te Delft gehoudenook daar was allerlei verschil
van gevoelen geweest over dit punt en hij achtte het
bezwaarlijk er een vasten maatstaf voor aan te nemen
Ook de heer Hartog zeide, dat op de vraag geen ant
woord kon gegeven worden. Alles hangt al van de
meerdere of mindere „waterzuchtigheid" van den grond.
Zandgrond laat het water gemakkelijk door; met meer
vasthoudènden grond is dit minder gemakkelijk. In
den regel zal het water bij doorlatenden grond op
meter daar beneden geen kwaad doenbij andere
gronden is 1 meter laagte dikwijls nog te hoog.
De heer Cau gaf als zijne meening te kennen, dat
bouwland in ieder geval boven den waterstand moet
en.
e heer Locker De. Bruijne stelde de vraagwaaraan
heeft Schouwen zijne vruchtbaarheid te danken Alleen
aan ontwatering. Men moet zorgen, dat in Februari
de weilanden van water ontlast zijn; de natuur wordt
steeds door meerdere drooglegging der gronden geholpen.
De discussie over no. 15 en 16 werd in de volgende
vergadering voortgezet. Ook toen kon men omtrent
dit moeilijke punt tot geen zekerheid geraken. Alge
meen was men het eens dat te hooge waterstand na-
deelig was, dat de polders, sedert de waterstand lager
gehouden wordt, belangrijk in vruchtbaarheid zijn voor
uitgegaan dit echter in cijfers of in bepaalde weten
schappelijke détails te betoogen scheen onmogelijk. De
vraag heeft dan ook tot geen bepaald besluit geleid.
Punt 12 lokte ook nog eenige bespreking uit.
De vraag was: Aan welke wijze van bemesting moet
men de voorkeur geven: vóél of na de bezaaiing van
het gewas?
Onder- of bovenbemesting?
De heer Hartog had op wetenschappelijke gronden
bezwaar tegen Z/orenbemésting.
lo. omdat bij bovenbemesting de ammoniac der mest
stoffen te veei ontwijkt.
2o. omdat wel de bestanddeelen van den mest naar
beneden trekken, maar de potasch, het phosphorzuur en
de ammoniac dringen niet door in den grond.
3o. omdat door de spoedige ontleding van den mest
de planten er niet zooveel nut van trekken.
Intusschen had de spreker met overbemesting van
stalmest toch goede resultaten gezien, vooral op zand
gronden hij drukte den wensen uit, dat met proefne
mingen van bovenbemesting zou worden voortgegaan
en de resultaten later medegedeeld. Al doet de onder
bemesting meer direct nut, omdat alle stoffen dan beter
in den grond komen, zoo dringt ook van den boven-
mest toch iets door en naar zijne meening is de quaestie
uit een wetenschappelijk oogpunt nog niet beslist. Hij
had 3 proeven genomen met guano op winter- en zomer
koren. Eerst had hij den mest geheel ondergeploegd;
een ander maal half onder, een derde maal had hij de
guano in 't geheel niet ondergeploegd. Hij had geen
verschil in de uitkomst gevonden, maar er toch deze lee
ring uitgetrokken, dat het althans in den herfst ver
kieselijk is den mest geheel onder te ploegen.
De heer v. d. Have merkte op, dat men ook in deze
zaak rekenschap moest houden met den grond. Bij
taaien kleiachtigen grond was z. i. onderbemesting,
bii zandgrond bovenbemesting preferent.
'Ook deze bespreking leidde tot geen bepaald resultaat.
Onder de meer of minder gewichtige punten rekenen
wii nog de 6e vraag der 2de afdeeling:
Is het niet wenschelijk, dat bij de Wet eene bepa
ling worde vastgesteld, ter wegneming van de bestaande
onzekerheid, of bij afkoop van tienden pok de zoo
genoemde „slapende tienden" moeten worden vergoea
De heer Schuurbeque Boei/e achtte het niet noodig
zich over deze quaestie tot de regeering te wenden.
Z. i was de wet niet twijfelachtig; zij heeft de sla
pende tienden laten slapen en er kon dus geen beroep
op de wet worden gedaan om voor die tienden eene
afkoopsom te vorderen.
Volgens den heer Sloet was voor tienden in 't alge
meen eene afkoopsom verschuldigd naar de gemiddelde
opbrengst van eenige jaren. Die opbrengst is voor
slapende tienden gelijk nul, alzoo is ook de verschul
digde afkoopsom gelijk nul.
De heer Fokker en de Voorzitter achtten het intusschen
wel noodzakelijk zich tot de regeering te wenden, waarna
dan ook de volgende motie werd aangenomen: „het
„Congres zal zich tot de regeering wenden met verzoek,
„dat door wettelijke bepalingen worde uitgemaakt dat
„voor slapende tienden geen afkoopsom verschuldigd is."
Ir, de gecombineerde vergadering had een breede
discussie plaats over vraag S der eerste afdeeling
„Sinds korten tijd wordt in Nederland hier en daar
gebruik gemaakt van zoogenaamde Ville's meststoffen.
Er zijn zelfs fabrieken tot 3tand gekomen, waaronder
eene „George Ville-Maatsckappij". Op zeer verschil
lende wijze wordt over die meststoffen geoordeeld,
meestal met geheelen voorbijgang van de geschiedenis
der landbouw-scheikunde en van de wetenschap zelve.
„Zou het niet wenschelijk zijn, dat door het congres
werd benoemd eene commissie, aan welke wordt opge
dragen een geschiedkundig overzicht te geven, van wat
Liebig omtrent meststoffen heeft geschreven en door Mus-
pratt in practijk heeft doen brengen, met gebruikma
king van Mulder's en anderer critiek. Diezelfde com
missie zou bovendien Ville's systeem historisch-critisch
moeten ontwikkelen en toelichten, en zoo mogelijk de
vraag beslissen, of er eenige reden bestaat om aan de
Ville's mest de voorkeur te geven boven andere kunst
meststoffen."
't .Resultaat der discussies, waaraan behalve dr. Mul
der en de heer Hartog onderscheiden leden deelnamen,
was, dat er „een commissio benoemd werd, die een
historisch-critisch verslag zal uitbrengen over 't geen
de wetenschap heeft geleerd ten aanzien der chemische
meststoffen, en tevens de feiten en proeven onderzoeken,
reeds gedaan ol nog te doen met die meststoffen."
Omtrent do verbetering van den veestapel was het
Congres van oordeel, dat de veredeling zoowel door
kruising met inlandsch als met vreemd vee behoort te
feschieden, maar dat men in ieder geval moet trachten
et beste met het beste te kruisen. Op uitreiking van
premiën van de zijde der regeering meende het Congres
niet te moeten aandringen, omdat men weinig ver
wachtte van de belangstelling of financiëele ondersteu
ning der regeering.
Wij besluiten onze mededeelingen nopens de meest
gewichtige punten op het Congres behandeld met die
over punt 1 der 2e afdeeling.
„Is het wenschelijk de coöperatie, zooals die zich
vertoont in consumtieve, productieve en crediet- of
voorEchotvereenigingen, te bevorderen?
„Hoe kan dit in het algemeen het best geschieden?
„Welke middelen kunnen er in het bijzonder aange
wend worden om onder de bevolking ten platten lande
dergelijke vereenigingen tot stand te doen komen?
„Zijn zij aldaar niet vooral gewenscht, omdat zij den
arbeider zonder grondbezit de mogelijkheid openen na
veeljarigen, getrouwen en spaarzamen dienst een klein
grondeigendom te verkrijgen?
Is dit ook niet in het belang van den landbouw?"
Het door de afdeeling daarover uitgebracht rapport
strekte om er bij 't Congres op aan te dringen, dat
mêewerking werd verleend aan ne verspreiding van ge
zonde denkbeelden over coöperatie. Onderscheiden
sprekers voerden 't woord. Mr. A. Kerdijk hield een
pleidooi in 't belang der coöperatie, ook ouder den klei
nen, landbouwenden stand en de arbeiders des velds.
Spr. stelde voor, dat het Congres besluite tot drie
maatregelenlo. bevordering der coöperatie odder den
kleinen landbouwstand 2o. 't verzoek aan de Regeering
richten om een wettelijke regeling te verkrijgen voor
de coöperatie3o. medewerking van 't Congres om door
dagbladartikels, door voordrachten vooral, enz. het volk
gezonde begrippen bij te brengen over de zaak in quaestie.
De heer Olivier deed twee vragenin hoeverre is de
toestand bestaanbaar om de arbeiders tot kleine grond
eigenaars te maken en zullen zij op die manier niet
als mededingers optreden met de patroons?
Mr. Kerdijk geloofde niet, dat het spoedig zoover
komen zal, maar meende, dat, als werkelijk de arbeider
den grondeigenaar over 't hoofd groeit doordien hij
goedkooper arbeid kan geven, dat hij dan in 't alge
meen belang de voorkeur verdient boven zijn vroegeren
patroon
Het voorstel van mr. Kerdijk werd aangenomen.
Op de tentoonstelling van vee te Zie
rikzee zijn o. a. prijzen toegewezen:
Voor dekhengsten, geboren vóór of in Juni
1871, eerste prijs: ƒ50, aan de Maatschappij
tot verbetering van het Paardenras in Zuidbeve-
land.
Voor merriepaarden geboren in 1S72, eerste
prijs: 20, aan G. J. Van den Bosch, te
Wilhelminadorp, een zilveren medaille aan
J. M. Kakebeeke, te Goes.
Voor springstieren van volbloed Durham ras,
geboren vóór of in Juni 1873, een van prijs 50,
aan G. J. Van den Bosch te Wilhelminadorp.
Voor springstieren van volbloed Durham ras,
geboren vóór of' in Juni 1872, eerste prijs:
ƒ30, aan G. J. Van den Boschte Wilhel
minadorp
Voor baatgevende koeien, onverschillig van
welk ras of van welken leeftijd, een prijs van
ƒ50, aan G. J. Van den Bosch te Wilhel
minadorp.
Voor springrammen (geschoren) van volbloed
Lincoln ras, eerste prijs 20, aan G. J. Van
den Bosch, te Wilhelminadorp; tweede prijs:
een bronzen medaille, aan denzelfden.
In de vorige week zou de zoon van den
vrachtrijder D. v. d. S. te Wilhelminadorp
bijna een drenkeling geweest zijn. Een geoefend
zwemmer zijnde, had hij zich nauwelijks te
water begeven, of hij verloor zijn bewustzijn,
zoodat, toen men hem er uithaalde, hij geen
spoor van leven meer vertoonde. Door allerlei
aangewende middelen echter is men nog geslaagd
in zijn levensbehoud.
Men schrijft ons uit Wemeldinge:
Als bijzonderheid dient gemeld te worden,
dat binnen den tijd van één jaar in deze ge
meente reeds 3 echtparen hun gouden bruilofts
feest vierden, terwijl een 4" paar, dat in be
hoeftige omstandigheden verkeert, dit op Vrijdag
3 Juli a. s. hoopt te doen. Dien dag hoopt de
gemeente Wemeldinge dan ook voor de oude
lieden recht aangenaam te maken. Naar men
verneemt bestaat het plan om met drie nog
in leven zijnde paren alsdan een rijtoertje te
maken via Wilhelminadorp naar Goes.
Als bewijs van snelheid per telegraaf,
verzoekt men ons te melden, dat een lelegram
verzonden te Dordrecht jl. te 9 uren 8 min.
te Goes ontvangen werd te 12 uren 53 min.
en te Ideinkenszand te 3 uren 15 min.
De schrijver bedoelt met het woord ver-
zonden, waarschijnlijk aangeboden te Dordrecht:
en dan kunnen wij er bjvoegen, dat net dik
wijls voorkomt, dat tusschen den tijd der aan
bieding en der afzending op de Hollandsche
kantoren een paar uren verloopen. Wij zullen
dat maar op rekening moeten stellen van de
groote drukte aldaar en hopen dat er mettertijd
die verandering in koine, waarop het publiek
recht heeft.
Men meldt uit Bath
De werkzaamheden aan de nieuwe sluis voor
de uitwatering van den Reigerbergschen polder
vorderen goed. De nooddijk aan de haven is
bijna geheel klaar, zoodat weldra met het met
selwerk een begin zal gemaakt worden.
De Eerste Kamer heeft in hare zitting
van Zaterdag de definitieve vaststelling van
Hoofdstuk VI (Marine) der Staatsbegrooting
voor 1874 met algemeer.e stemmen aangenomen.
Er zijn onder het volk allerlei geruchten
in omloop omtrent nieuwe aanwijzingen, welke
de justitie en de politie zouden ontvangen hebben
met betrekking tot de oude moordzaak aan de
Bogt van Guinea, en die, waren zij gegrond,
het stellig vooruitzicht zouden openen, dat men
spoedig op het spoor der ware daders van het
gruwzaam bedrijf zou zijn gekomen.
Men gaat daarbij zelfs zóó ver, van te be
weren, dat een der naastbestaanden van een der
moordenaars, in den nacht van den moord,
bloedvlekken op zijn kleed zou hebben gezien,
terwijl er mede een voorwerp, dat aan mevrouw
v. d. Kouwen toebehoorde, zou zijn ontdekt;
Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop be
trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels èt/1,—
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald 20 c.