1874. N°. 61. Zaterdag 23 Mei. 613te jaargang. GOESCHE COURANT. Op a. s. MAANDAG, 2icl' PINKSTERDAG, wordt geen no. van dit blad uitgegeven. De Regeering van een kwart eeuw. BINNENLANPSCHE BERICHTEN. De uitgave dezer Courant geacMedt Maandag, Woensdag en Vrijdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop be trekking hebbende dankbetuigingen van 18 regels A/1,— Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald 20 c. OPENBARE VERGADERING van den BAAD der G K .11 II Iv T K OOES, op ZATERDAG den 23 MEI 1874, des namiddags te drie uren. Wijziging van het kohier van den Hoofdelijken Omslag voor 1874, naar aanleiding der beslis singen van Ged. Staten. Goes, den 21 Mei 1874. De Secretaris, HARTMAN. ii. Willem 1, de rechte man voor zijn tijd? Het is in moeielijke en ingewikkelde om standigheden, dat uitstekende menschen als van zelf op den voorgrond treden. Veelzijdige talen ten vinden vruchtbaren grond om zich te ont wikkelen en zich te laten gelden. Willem I had twee beginselen te verzoenen, die nog niet ver- eenigd waren, althans niet in Noordelijk Europa, namelijkhet koningschap en het constitutiona- lisme en dit is hem niet mogen gelukken. Daarbij kwam, dat de groote mogendheden bij de herziening der kaart van Europa meer waren uitgegaan van het denkbeeld door Staten- vorming een evenwicht, vooral tegen Frankrijk, te verkrijgen. dan wel van het beginsel om gelijke bij gelijke te voegen, m. a. w. geen volken te vereenigen, die door traditie, aanleg en neigingen niet bij elkander hoorden, zooals Holland bij België. De adel door geheel de Zuidelijke Nederlan den en de bevolking in de Zuidelijke provinciën waren Franschgezind en de eenigen, die daar niet meê medegingen, waren de geestelijken uit haat tegen Napoleon. Willem I was te hoekig, te driftig, stond te veel op zijn stuk, om zooveel verschillende elementen te doen samenwerken en in België had hij zich onverzoenlijke vijanden gemaakt, waaronder de Hérodés allereerst moeten genoemd worden. De naijver tusschen de beide volken vermeer derde de moeielijkhedende Belgen wonnen het in talrijkheid van bevolking, - wij Nederlanders hadden een prachtige geschiedenis en een roem rijk voorgeslacht, en trotsch op beide dachten wij er niet aan eenige coneessiën te doen aan de Belgen. De financiën waren in een onvol doenden staat, de Koning had oogenblikken van groote moedeloosheid. In een van die oogen blikken treffen wij hem aan bij gelegenheid van een gesprek, dat hij hield met den oud-Minister Roëll. Het was tijdens de voltrekking van het huwelijk van zijne geliefde dochter Marianne met Prins Albert van Pruisen. Doelende op de onophoudelijke spanning tus schen het Noordelijk en het Zuidelijk gedeelte van het land erkende de Koning, dat tweeërlei constitutie beter ware geweest, maar dat nu de zaken te ver waren gekomenHij zag het gevaar in, dat de opnieuw ingediende begrooting voor de tien volgende jaren liep. Er was gedaan, wat er gedaan moest wordende verantwoording viel geheel op de oppositie. Het was hard dan nog zoo veel tegenstand te ontmoeten. „Hij was bereid," aldus eindigde de Vorst, en hierbij kwamen hem de tranen in de oogen, „het Rijk met zijn geheele familie te verlaten, indien het geluk der ingezetenen daardoor bevorderd kon worden." Roëll deed, wat hij kon, om den Koning ver trouwen in te spreken; wees op de trouw en ge hechtheid der Noordelijke provinciën en slaagde voor het oogenblik vrij wel. Uit een kort daarop volgend gesprek met een Belgisch afgevaardigde ademde een andere geest. Een verantwoordelijk ministeriezoo sprak de Koning o. a., waarom? Om de monarchie in de Kamers te brengen. Eene regeering van een parlementaire meerderheid, maar wat voor zin had dat? Vorsten, geholpen door Ministers, heb ben alles, wat nuttig, grootsch en duurzaam was, tot stand gebracht. De afgevaardigden waren de dupe van eenige eerzuchtige en geëxalteerde hoofden. De massa liet zich bedriegen; in de vergadering heerschten de meest stoutmoedigen, dus een kleine minderheid. De drukpers het werktuig van utopisten; het journalisme eene iu- dustrie enz. Zoo kwam de koninklijke boodschap van 11 Dec. 1829. De drukpers moest beteugeld worden. Dat was een treurig, maar noodzake lijk uitvloeisel der in sommige gewesten des Rijks bestaande omstandigheden, luidde het. Mi- nisteriëele verantwoordelijkheid, den zin en de bedoeling daarvan, vatte Zijne Majesteit niet, zij was strijdig met de Grondwet enz. In de Noordelijke provinciën was de indruk niet direct ongunstig, doch in de Zuidelijke bleef de oppositie onverzoenlijk. De begrooting voor I tien jaar werd aangenomen met 61 tegen 36' stemmen; de éénjarige voor 1830 met 54 tegen 53de wet op de middelen werd verworpen met 55 tegen 53 stemmen- Zoo kwam 1830. De geschiedenis van de volgende jaren is te bekend om die te herhalen. Vóór dat de opstand uitbrak, was men uiterst streng; toen die een maal aan het woeden was, zeer slap. Onze legers vochten goed, nadat de strijd openlijk begon nen was, maar de dubbelzinnige politiek der groote mogendheden maakte alles vruchteloos. Er volgden 10 treurige jaren en in 1840 was „de reddeloosheid der financiën voor geen ge heimhouding meer vatbaar. „Dagelijks werden wrevel en openlijk beklag meer algemeende toon meer hevig en scherp verwijt en aanklacht meer rechtstreeks en uit sluitenderwijs tegen den Koning zeiven gericht. Het scheen, dat de beklagenswaardige vorst, aan het einde zijner menigvuldige lotwisselingen, de meest grievende ervaring, in de verandering der gezindheid van het Nederlandsche volk, tegemoet ging. Geen wonder, dat bij dergelijk vooruit zicht de last van het bestuur ondragelijk werd, en dat de schepter, na zoo menigerlei leed en teleurstelling, te midden van zooveel verdriete lijkheden en klimmende zorgen, uit afgematheid en moedeloosheid, ontviel." „Smartelijk einde eener regeering onder dave rend gejuich van het geredde vaderland begonnen! Nederland, toen verlost, geëerd, uitgebreid, in vernieuwde jeugd aan den ingang eener baan, waar zich andermaal een verschiet van grootheid en roem voor het Nederlandsche volksleven ont sloot;-nu verzwakt, uitgeput, mishandeld en ver guisd, zonder gewicht in de regeling der alge- meene belangen, bijkans zonder waarborg van, ook bij geringe botsing, door eigen vastheid staande te blijven; onder financiëele lasten en vooral onder moedeloosheid bezwijkend, onver schillig bij het aftreden van den vorst, aan wien de bevolking, ook om eigen verdiensten, menig- werf op de meest ondubbelzinnige wijze, de har telijkheid van hoogachting en liefde betoond had." Zóo schrijft Groen Van Prinsterer. Naar de oorzaak van dat treurig verschijn sel behoeven wij, na het overwogene, niet te zoeken, vooral, als wij nagaan, dat het voor genomen tweede huwelijk met de gravin D'Oul- tremont in de hoogste mate den tegenzin van het volk opwekte. De gravin was een Belgische en Roomsch Catholiek. De Vorst was zijn waardigheid moede. Hij begaf zich uit 's-Gravenhage naar het Loo, waar hij zijn staatsdienaren en zonen en kleinzonen om zich heenriep. Hij deelde hun den 7 Oct. 1840 mede, dat hij afstand deed van de kroon ter wille van zijn zoon. Als graaf van Nassau huwde hij het volgende jaar gravin D'Oultremont en overleed den 12 De cember 1843 te Berlijn. GOES, den 22 Mei 1874. Per telearraafl Het afdeelings ver slag van de Tweede Kamer omtrent de stuk ken nopens de census-verlaging is verschenen. Algemeen was men teleurgesteld door de ont vangen opgaven, die geen stap verder bren gen tot het beoogde doel. De overgroote meer derheid verklaarde zich wederom tegen het beginsel van de regeeringsvoordrachtaanne ming minimum census 20 voor het geheele rijk, uitgezonderd eenige grootere gemeenten. Men overwoog of het niet mogelijk was tus schen dat beginsel en het stelsel der kamer leden, die censusverlaging op het engst moge lijk beperkt willen zien, een middenterm te vinden en stelde voor, het cijfer van f 28 aante nemen voor al die streken, waar de cen sus wegens den aard van den grond 't hoogst is opgevoerd. Dit zou dus voor het meer rijke deel van het platteland het algemeene cijfer worden. Zeer vele leden wilden tot der gelijk vergelijk medewerken; verscheidene an deren konden er zich echter niet mede veree nigen. Z. M. heeft aan den heer I. D. Fran sen Van de Putte, Minister van Koloniën, ver gunning verleend tot het aannemen en dragen der versierselen van de ridderorde van den Witten Adelaar, hem door Z. M. den Keizer aller Russen geschonken. De minister van Marine brengt ter ken nis van belanghebbenden, dat tot ultimo De cember dezes jaars de gelegenheid blijft open gesteld voor zes artsen mits zij niet ouder zijn dan 30 jaren om als officier van ge zondheid der 2de klasse bij de zeemacht in dienst te treden. De verbintenis geschiedt voor slechts vier jarende premie bedraagt zes duizend gulden. Artsen, die hiertoe genegen mochten zijn, worden uitgenoodigd zich, bij verzoekschrift, tot het Departement van Marine te wenden. Z. M. heeft 1.1. Woensdag in buitenge wone audiëntie ontvangen de commissie, be staande uit 16 leden van de hoofdcommissie uit alle oorden der provincie Zeeland, belast met de aanbieding aan Z. M. van het cadeau door de Zeeuwen, ter gelegenheid van het zil veren regeering8feest. De aanbieding had plaats bij monde van den heer jhr. mr. J. W. M. Schorer, voorzitter der commissie. Z. M. heeft in welwillende en hartelijke bewoordingen zijn dank betuigd. Het huldeblijk zou reeds te Amsterdam den 12n Mei zijn aangeboden, ware het niet, dat Z. M. had besloten daar alleen te ontvangen de commissiën uit Amsterdam en omstreken. Eergisteren is door Z. M. den Koning in een plechtig gehoor ontvangen eeno com-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1874 | | pagina 1