1874. N°. 8.
Zaterdag 17 Januari. 613te jaargang.
BINIMENLAIMDSCHE BERICHTEN.
GOESSCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag
en Vbijdag avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1,75.
Afzonderlijke nomm'ers 5 c. met bijblad 10 c.
COURANT.
Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst*,
t Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop be
trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels h/1,—
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 20 c.
GOES, den 16 Januari 1874.
II.
Brief, komende van luitenant-generaal
J. van Swieten, adjudant van Z. M. deu Ko
ning der Nederlanden, (ènz. als bij den eer
sten brief.)
Aan Zijne Hoogheid den Sultan Aladin
Machmoed Shah, die gezeteld is in den
Kraton van Groot Atcliin.
Na vele groeten en heilwenschen geef ik Uwe
Hoogheid kennis, dat ik op last van mijn Gou
vernement gekomen ben om tegen Uwe Hoogheid
oorlog te voeren, omdat Uwe Hoogheid aan den
Gouvernements-commissaris F. N. Nieuwenliuyzcn
de ophelderingen niet gegeven heeft, die hij, na
mens het Nederlandsch-Indisch Gouvernement, aan
Uwe Hoogheid gevraagd heeft, zooals in mijnen
brief van denis b'ekend gesteld.
Deze oorlog behoeft echter niet met wreedheid
gevoerd te worden, noch onschuldigen ongelukkig
te maken. Ik wensch zelfs, dat hij spoedig door
een eervollen vrede worde geëindigd en uw volk
weder tot de bedrijven van den vrede kunne overgaan.
Het is dan ook een gebruik onder de beschaafde
volken, die den eenigen God aanbidden en Zijne
wetten gehoorzamen, om geen leed te doen aan
krijgsgevangenen, noch aan personen, die geene wa
penen' dragen, al behooren zij tot de oorlogvoe
rende legers, zooals geestelijken, geneesheeren en
burgerpersonen, die staatkundige werkzaamheden
uitvoeren, ook niet aan de officieren van admini
stratie, die voor de magazijnen en levensbehoeften
zorgen.
Ik stel Uwe Hoogheid voor, dit gebruik even
eens te volgen.
Van mijne zijde beloof ik Uwe Hoogheid dat
geen leed zal geschieden aan Atchineezen, die mijne'
krijgsgevangenen mochten zijn, dat zij van Voed
sel en van het noodige zullen worden voorzien,
en als zij gekwetst of ziek zijn, evenals mijne ge
kwetsten en zieken zullen worden verzorgd.
Ik beloof dat geen leed zal worden gedaan aan
vrouwen en kinderen, noch aan mannen, die zich
vreedzaam gedragen. Ik beloof ook dat uwe doo-
den overeenkomstig de godsdienstige gebruiken
van den Islam zuilen worden ter aarde besteld
door een Mahomedaanschen priester, die daarvoor
in mijn leger is.
Wederkeerig verlang ik en verzoek ik Uwe
Hoogheid om ook onze dooden te eerbiedigen en
op voegzame wijze te begraven; dat geen leed
worde gedaan aan de Nederlandsche krijgslieden,
wanneer zij door u worden krijgsgevangen gemaakt,
maar dat zij tegen een gelijk getal Atchineezen
worden uitgewisselden dat geen leed worde ge
daan aan de burgerpersonen, geestelijken en ge
neesheeren, die met een menschlievend oogmerk
in mijn leger zijn.
Wijders verzoek ik Uwe Hoogheid om bevelen
te geven, dat geen leed worde gedaan aan mijne
zendelingen, maar dat zij met heuschheid worden
bejegend en hunne brieven ontvangen en gelezen,
zooals ik wederkeerig zal doen met die van Uwe
Hoogheid. Want hoe zouden wij tot overleg en
onderhandelingen kunnen komen als het leven van
onze zendelingen niet veilig en hunne personen
niet heilig waren? Er zullen toch eenmaal tus-
schen Uwe Hoogheid en het Nederlandsch-Indische
Gouvernement, waarvan ik de vertegenwoordiger
ben, onderhandelingen geopend en een tractaat van
vrede moeten gesloten worden, want ik zal Atchin
niet verlaten, zoolang dat niet geschied is. Wan
neer wij dan den oorlog ep beschaafde wijze heb
ben gevoerd, zal de vrede duurzamer en het on
derlinge vertrouwen grooter kunnen zijn.
Daarom schrijf ik Uwe Hoogheid deze woorden.
Ik stel nu reeds vertrouwen in uwe edele denk
wijze en vlei mij, dat Uwe Hoogheid het met mij
eens zal zijn, dat onze krijgslieden, al staan zij ook
met dapperheid tegenover elkander, toch den strijd
eerlijk en edel moeten voeren.
Dit zijn mijne woorden.
Blijkens eenjl. Woensdag in den laten avond
bij het Departement van Koloniën ontvangen
telegram van den luitenant-generaal van Swieten
gedagteekend 9 dezer, gingen de expeditionnaire
troepen voort met zich in de Moskee (Missigit)
te versterken en batterijen aan te leggen.
Vermits de naaste familiebetrekkingen ge
waarschuwd zijn, kan thans worden bekend ge
maakt, dat reeds blijkens een Regeeringstele-
gram uit Oost-Indië van 26/27 December't
welk wegens twijfel omtrent de identiteit van
den persoon- is moeten worden herhaaldin
Atchin aan de cholera was overleden de gede
tacheerde kapitein H. T. Mulder, en, blijkens
een later telegram, aan dezelfde ziekte, de of
ficier van gezondheid Ermerins. St.-Ct.
Omtrent de inrichting van het bestuur
in Atchin kunnen de navolgende bijzonder
heden, aan Indische bescheiden ontleend, wor
den medegedeeld
De sultan (1) wordt in het dagelijkseh be
stuur bijgestaan door vier grooten, mantri hari
hari genoemd, wier betrekking van vader op
zoon overgaat.
Hooger in rang dan de mantri's hari hari
staan de hoofden' der drie districten waarin
Groot Atchin verdeeld is. Ook hun titel gaat
van vader op zoon over. Zij worden gewoonlijk
Panglima tiga sagi genoemd, en behooren in ge
wichtige bestuurszaken geraadpleegd te worden.
Onder deze districtshoofden staan mindere
hoofden, die één of meer moekims, elk één of
meer kampongs omvattende, onder hun beheer
hebben.
De titel van rijksbestierder is niet inheemsch.
De bekende Habib Abdoel Raehman, die zich
als zoodanig deed gelden had zijnen invloed
aan zijne Arabische afkomst en aan zijne per
soonlijke hoedanigheden te danken." {St. Ct.)
De ministers- van Koloniën en van Fi
nanciën brengen ter kennis van het publiek,
dat ten aanzien van het brievenvervoer van
Nederlandsch Indië naar Nederland bij wijze
van tijdelijken en buitengewonen maatregel is
bepaald:
lo. dat brieven en briefkaarten, afkomstig
van militairen beneden den rang van officier,
deel uitmakende van de expeditie tegen Atchin,
en bestemd voor Nederland over Batavia, door
midddel van Nederlandsche stoomschepen, tegen
een port van 5 cent zullen worden verzonden
2o. dat briefkaarten, afkomstig van officie-
eieren tot de voormelde expeditie behoorende,
mede genot zullen hebben van dezelfde gun
stige bepaling.
Tevens wordt opnieuw in herinnering ge
bracht, dat wegens de brieven voor militairen
beneden den rang van,officier tot het Nederl.-Ind.
leger behoorende, bij verzending uit Nederland
met Nederlandsche stoomschepen, een port van
slechts vijf cent verschuldigd is, mits zij hier
te lande gefrankeerd worden en daarin geene
brieven of stukken voor anderen zijn ingesloten.
De Minister van Justitie heeft bij de
Tweede Kamer ingediend een nota van wijzi
gingen in het wetsontwerp tot overbrenging
van enkele bevoegdheden der arrondissements
rechtbanken bij de kantonrechters.
(I) De tegenwoordige Sultan, Malimoed Alaiddin Yslcander
èjaliis de kleinzoon van den voorlaatsten SultanMohamad
Sjah, wiens broeder, Alaiddin Mansjocr Sjah, hem in het bestuur
opvolgde, aanvankelijk als voogd van den minderjarigen wettigen
troonsopvolger (Radja Soleiman), die echter nimmer het bestuur
in handen heeft - gekregen en spoedig na de geboorte van den
tegenwoordigen Sultan is gestorven. Mansjoer Sjah had twee
zonen; vader en zoons stierven in 1809 en 1870. De tegenwoor
dige Sultan is gehuwd met eene dochter van den Radja van Pedir
en stond in Februari (872 op het punt om in hjet huwelijk te
treden met eene dochter van Tokoe Kadli Malikoel Adil.
Deze wijzigingen strekken: lo. om, door het
doen vervallen van art. 691 Wetb. van Straf
recht, het beginsel onaangetast le laten, dat
alle bevelen of machtigingen tot verkoop van
vast goed, wanneer die tot boedelredding of
scheiding noodig zjjn, zonder uitzondering van
de rechtbank moeten worden gevraagd; 2o.
om, nu de emolumenten van den kantonrech
ter niet zijn afgeschaft, en ook de verhooging
van bezoldiging der rechterlijke ambtenaren
niet heeft plaats gehad, een belooning vast
te stellen voor den kantonrechter, voor de
bemoeiingenhem bij dit ontwerp opgelegd
en een vaste jaarlijksche toelage te verleenen
aan de tegenwoordige griffiers der arrond.
rechtbanken, zijnde het gemiddeld jaarlijksch
bedrag der emolumenten, die deze ambtenaren
tengevolge van de tegenwoordige wet zou
den verliezen.
Mochten wij bij vroegere concerten door
onze Goessche zangvereeniging onder vroegere
directiën gegeven, steeds met lof gewagen van
de uitstekende wijze waarop directeur en leden
zich van hunne taak kweten, het is ons aan
genaam ook thans met lof te kunnen spreken
van het concert, het eerste onder de leiding
van haren nieuwen directeur, eergisteren avond,
gegeven. Na wat wij reeds vroeger van den
heer Bromberger gehoord hadden was het trou
wens te verwachten, dat zijn meesterlijk piano
spel ook thans weder ieders gevoel zou be-
heerschen. En 't beste bewijs van den indruk,
dien de 1° symphonie van Beethoven, voor
quatre mains, waarbij de heer Br. meesterlijk
door een der dames geassisteerd werdbene
vens de Suite voor piano" van Bargiel, teweeg
brachten, was voorzeker daarin te vinden, dat
het publiek in ademlooze stilte en met gespan
nen aandacht beide nrs. van het programma
volgde.
Ook de koren én de beide duetten werden
uitstekend uitgevoerd en getuigden van flinke
studie; terwjjl de heer Bromberger bij dit eerste
concert getoond heeft, dat hij als dirigent mede
voor zijne taak berekend is.
En al misten wij ongaarne eene zeer ver
dienstelijke soliste, die vroeger zooveel tot
opluistering der concerten van de zangvereeni
ging bijdroeg, we gelooven, dat de hoop niet
ijdel is, dat de Goessche zangvereeniging ook
onder hare nieuwe directie, haar ouden roem
zal handhaven en met vertrouwen de toekomst
tegemoet kan gaan.
Men leest het volgende ingezonden stuk
in het Nieuws- en Advertentieblad van Zeeuwsch-
Vlaanderen.
Gent, 10 Januari 1874.
Geachte Heer Opsteller!
In het nummer van 7 der loopende maand
bevat uw geëerd blad een artikel, uit de Goes
sche Courant overgenomen, waarin gewag is
van talrijke processen voor de rechtbank van
Goes, ingespannen tusschen beetenteelers en
s.uikerfabrikanten, en waarbjj het ontstaan van
evengemelde moeielijkheden aan gansch wille
keurige handelwijze van enkele fabrikanten wordt
toegeschreven.
Terwijl wij een belangrijk deel onzer sui
kerpenen in Zeeland aankoopen, en wij dus
aldaar met een groot getal landbouwers zaken
drjjven, houden wij er aan UEd. te verklaren,
dat in bovenbedoelde processen geen enkele
der ondergeteekenden is betrokken, en dat wij
onze handelingen voor het loopende fabri-
katie-jaar tot heden hebben gesloten, zon
der dat deze rechterlijke debatten* hebben ver
oorzaakt. Yerscheidenen onder ons blijven zelfa