1873. N°. 149. Donderdag 18 December. 60u jaargang. GOESSCHE COERANT. Gcagpeëerde van den Gemeente-ontvanger. Een wets-interpretalic. BINNENLANDSCHE BERICHTEN. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag. Woensdag en Vbijdag avond, uitgezonderd op feestdagen Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1,75. Afzonderlijke noramers 5 c. met bijblad 10 c. Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels &/1,- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 c. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES bi en- gen ter openbare kennis, dat de heer CORUKKIjIS J«»SïCPHUS KOOH ASl, door verandering van betrekking, heeft opgehouden, geagreëerde klerk ten kantore van den gemeente-ontvanger te zijn, en dat de heer COKKKLiS KISSJEEU W te Goes, tijdelijk is aangewezen, om bij ongesteldheid, afwezig heid of ontstentenis van den Ontvanger, al die daden van beheer te voeren, waartoe deze anders zelf ver plicht zou zijn. Goes, den 17 December 1S73. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. Het schijnt nu eenmaal niet anders te kunnen zijn wetten moeten voor verschillende uitleg ging vatbaar wezen. Zoo was liet oudtijds en zoo is het nog, als vreesde men dat het al te vervelend zou worden, wanneer elke wetsbepa ling zoo duidelijk was, dat ieder denkend mensch den zin en de bedoeling daarvan kon vatten. Hoe verder men verwijderd wordt van het tijdstip waarop de wet gemaakt werd, des te moeielijker is het, de juiste gedachte van den wetgever te kennen en de uitlegging wordt daar door niet minder bezwarend. Daarorir zou het wenschelijk zijn, dat de wetgevers zoo goed waren precies te zeggen, wat zij meenen of dat desnoods klaar en bondig te omschrijven. Zij konden dan eerst zeker zijn, dat hunne voor schriften ook in hunnen geest zouden worden toegepast. Zeker is het wenschelijk, dat wetsartikelen kort en krachtig zijn. Wij begrijpen echter niet waarom naar die kortheid moet worden gestreefd ten koste van het recht verstand. Als het dan niet anders kan, laat een wet dan wat breeder artikelen bevatten, of wat omslachtiger zijn; de rechtsgeleerden zouden zich minder moeten kwel len, de twistgedingen zouden spoediger eindigen en de eenvoudige burger zou het voorrecht heb ben, dat hij de wetten, waaraan hij gehoorza men moet, zonder kostbare hulp eg zonder voor tegenstrijdige adviezen bloot te staan, kan verstaan. Een dezer dagen gewezen vonnis deed ons weder aan dat alles denken. De predikant J. Moulijn te Weesp was door den kantonrechter veroordeeld tot eene boete van 5 omdat hij, als onderwijzer aan eene school, geweigerd had, de inentingsbewijzen van zijne leerlingen aan den burgemeester zijner gemeente te toonen. Van dit vonnis kwam hij in hooger beroep en de arrondissements-recht- bank te Amsterdam ontsloeg hem van alle rechtsvervolging, oordeelende dat de Zondag school van den beklaagde, waarin alleen gods dienstig en volstrekt geen maatschappelijk onder wijs wordt gegeven niet valt onder de categorie der scholen, waarvoor de wet voorzorgsmaatregelen eischt. Ziedaar weder een bewijs, dat onduidelijke wetten evenveel aanleiding tot twist geven, ah menschelijke hartstochten. Had men in de wet het begrip van school nader omschreven of gesproken van alle scholen zonder onderscheid, of hoe men het had willen uitdrukken, de Weesper predikant had de kat de bellen niet behoeven aantehangen om een uitspraak en uitlégging te verkrijgen, waarop anderen zitten te wachten en die hen toch geen stap verder brengt; want noch de kantonrechter te Weesp, noch de rechtbank te Amsterdam, zal er in geslaagd zijn een interpretatie te geven, die andere rechters als alleen geldend houden. Met alle bescheidenheid komt het ons, uiet- rechtsgeleerden, voor, dat de onderwerpelijke zaak vrij duidelijk is, en ten ware een minis- teriëele verklaring of Koninklijk besluit, dat een school, onder bepaalde omstandigheden, geene school is, ons overtuigen kan, houden wij het er voor, dat onder het woord school in casu niets anders verstaan kan worden, dan de plaats waar meer of minder kinderen bijeeii zijn om onderwijs te ontvangen. Nu lieeft de wetgever in het belang der alge- meene gezondheid bepaald, dat de kinderen moe ten ingeënt zijn en een bewijs daarvan overleggen, welk bewijs den onderwijzer dienen moét tot verantwoording, dat hij geene andere kinderen op zijne school heeft dan die aan den eiseh der wet hebben voldaan. Een gewoon mensch zou zeggen, dat het er dan al heel weinig toedoet wat er in die school wordt onderwezen, want of de wet goed of niet goed, billijk of niet billijk is, nu zij een maal bestaat dient zij op alle scholen toegepast te worden of zij is een halve, om niet te zeggen illusoire maatregel Kluchtig klinkt de considerans van het Am- sterdamsehe vonnis De school van den heer Moulijnwaarin alleen godsdienstig onderwijs wordt gegeven, valt niet in de categorie dooi de wet bedoeld, want deze ziet alleen op scholen voor maatschappelijk onderwijs. Men schijnt dus in de hoofdstad een scherpe lijn te trekken tusschen^ godsdienstig en maat schappelijk onderwijs en van meening te zijn dat op de scholen voor het eerste onderwijs minder of geen gevaar bestaat voor de voort planting van eenig contagium, dan op die voor het laatste. Voor de scholen waar maatschappelijk onder wijs gegeven wordt eischt de wet voorzorgs maatregelen zoo oordeelt men in Amsterdam, misschien wel in verband met de overtuiging van sommigen, dat het maatschappelijk onderwijs zoo goddeloos is; maar gééft men in een school alleen godsdienst-onderwijs, wataltijd volgens den Amsterdamsehen rechter, met de maatschappij niets gemeens heeftdan zijn er geene voor zorgen noodig Maar die rechter mocht zoo goed zijnom ons eerst te verklaren wat maatschappelijk en godsdienstig onderwijs is. Indien bijv. iemand die tot geen kerkgenootschap behoortzegt mijne godsdienst is stipte waarneming van alle maatschappelijke plichten in den ruimsten zin genomen en dus op de zoogenaamde maatschap pelijke school wordt het godsdienst onderwijs gegeven dat ik verlang, hoe zal de Amsterdamsche rechtbank dan de wet uitleggen Wij spraken daar met opzet van godsdienst onderwijs. In de hoofdstad schijnt toch dezelfde begripsverwarring te b -staan, die veelal elders heerscht. Godsdienstig is alle onderwijs, dat den mensch-ontwikkelt en aan zijne bestemming leert beantwoorden Godsdienst-ouderwijs is het leeren van wat naar een bepaald kerkelijk begrip gods dienst is omdat men nog altijd godsdienst en kerk met elkander vereenigt, en zich dus gods dienst in een of anderen kerkvorm denkt. Maar of men in kerkelijke godsdienstleer of in maatschappelijke deugden onderwijst, de plaats waar dit geschiedt is eene school en het komt ons hoogst onbillijk voor, dat de eene school door belemmerende maatregelen (want zoo toch beschouwen velen de vaccine-bepaling) wordt gedrukt en de andere daarvan vrijgesteld wordt. Vergeeisch komt ons het beroep voor op de vereeniging-in kerken of andere openbare plaatsen, die de wet niet verbiedt of door soortgelijke bepalingen voor de gezondheid onschadelijk ma ken kan. 't Is niet de vraag of alles gedaan is ol er buiten de school ook voortplanting van smetstof kan bestaan maar er is nu eenmaal eene wet op de scholen (de regeering was bevoegd die te geven) en de vraag kan dus alleen zijn of daarin alle scholen begrepen zijn. Nog eens herhalen wij, dat het ons onbillijk voorkomt, dat een predikant des Zondags zoo vele kinderen als hem goed dunkt in een bepaald locaal vereenigen kan om ze in den Godsdienst te onderwijzen; dat hij gevaccineer- den en ongevaccineerden, die uit besmette en onbesmette woningen komen, toelaten kan selon son bon plaisir, en dat als die zelfde kinderen des Maandags voor de deur van de maatschap pelijke school komen, de onderwijzer elk kind moet afwijzen, dat geen bewijs van vac cine vertoont of uit eene besmette woning komt. Dat is meten met twee maten, dat is de be doeling der wet verijdelen, dat is niet zorgen voor de algemeene gezondheid maar de deur openzetten voor allerlei misbruik, allerlei onrecht. Nemen wij aan dat de kinderen der zondag school ook de maatschappelijke scholen bezoe ken, zou het dan zoo groot bezwaar zijn om het hoofd der zondagschool inzage te geven van het elders overgelegde bewijs of daarvan „een afschrift te vragen. Bezoeken zij andere scholen niet, moet de zondagschool voor hen alles zijn, dan is er dubbele reden om op hen te letten, dat ze niet langs den weg der zondagschool het kwaad verspreiden. Men heeft gepoogd de zondagscholen uitte- zonderen, door ze een anderen naam te geven, bijv. catechisatie, bijbellezjng of iets dergelijks. Dan' zou men misschien met op de letter dei- wet te drukken zich kunnen ontschuldigen, maar 't zou een onedel spel zijn. Als de staat, be zorgd voor zijne burgers, eene bepaling maakt, dan mag hij rekenen op algemeene medewer king. Ontduiking is erger dan overtreding. Wij willen niet beslissen of de bedoelde wet noodig was en in eene behoefte voorziet; maar zij bestaat'en nu moet het verwondering baren, dat een rechterlijk college een willekeurig ge nomen privilegie in de hand werkt en eenvou dig beslist dat de eene plaats waar onderwijs gegeven wordt wel, de andere geene school is, of wel dat de wetgever zou gemeend hebben op maatschappelijk gebied moet alle besmetting- geweerd zooveel mogelijk, maar op godsdienstig gebied doe ieder vrij wat hem lust, al moest er ook een aantal slachtoffers door vallen, Hoe gaarne zouden wij den minister vragen was het waarlijk uwe bedoeling, dat de eene school wel en de andere niet als school zou worden aangemerkt, onthef de wetgeleerden dan van den smet der partijdigheid; maar leel- ons dan ook eens wat eene school anders is dan eene plaats waar onderwijs wordt gegeven, Of zijt gij, zooals wij meenen, voor gelijkheid van allen voor de wet, bewaar ons dan voor processen en martelarijen en zeg kort en goed: eene school is eene school onverschillig wat er wordt onderwezen. GOES, den 17 December 1873. Per telegraaf. In de zitting van heden heeft de Minister van Koloniën in de lie Kanier het volgende medegedeeld Heden morgen is bij het departement van Koloniën eene depêche ontvangen van den Gou verneur-Generaal, mededeeling doende van een telegram van den Generaal van Swieten van Siboga, Sumatras Westkust, van 15 dezer, waar schijnlijk dus van den 13den uit Atchin). Alle troepen waren gedebarkeerd en vereenigd te

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1873 | | pagina 1