1873. N°. 141. Zaterdag 29 November. 608te jaargang.
OVER ONBETAALDEN ARBEID OP JAVA.
u.
B11MNEIMLANDSCHE BERICHTEN?
(iOESSCHE
:De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag. Woensdag
en Vbijdag avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
COURANT.
Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be
trekking hebbende dankbetuigingen van 18 regels èt1,-
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 20 c.
Wij noemden den verplichten arbeid aan de
bruggen en wegen op Java drukkend voor de
Javanen, doeh we hebben daarvan in ons
vorig no. nog niet alles gezegd.
Is voor de wegen zelf slechts handenarbeid,
het aanbrengen van grint en zand uit de rivieren
en van nabijgelegen heuvels noodig en vordert
dat gedeelte van het verplichte onderhoud slechts,
dat de inlander zijne eigene gereedschappen mede-
brenge, voor het onderhoud der bruggen is meer
noodig, namelijk hout.
Nu is het terrein op Java zeer bergachtig.
De wegen vormen eene aaneenschakeling van
hoogten en laagten en snijden, natuurlijk juist in
de laagten, een verbazende massa groote en kleine
rivieren. Op die punten zijn grootere of kleinere
bruggen en het hout daarvoor moet mede door
de Javanen worden geleverd. Zij hebben daar
voor geen geld te betalen, want zij hebben het
maar voor 't hakken in de bosschen, die overvloed
van hout opleveren. Maar zij betalen toch
weder dat hout in hunnen arbeid, daar zij het
eerst moeten gaan hakken (met eigen gereed
schappen) en daarna moeten vervoeren naar de
plaats waar het gebruikt moet worden. Mallejans
of andere voertuigen geschikt om zware balkeu
of boomen uren ver te vervoeren, worden den
inlanders niet verstrekt en, bij gebrek aan beter,
wordt het hout gesleept, waarvoor de inlanders
alweder hunne trekdieren, koeien en karbouwen,
moeten gebruiken. In den tijd dat er groote
herstellingen aan de bruggen gebeuren, is het
verschijnsel niet zeldzaam, dat monsterachtige
balken door 20 a 30 span trekdieren langs den
weg worden gesleept.
Door lange geïmproviseerde (en weder door
de betrokken inlanders zelf vervaardigde) touwen
van bamboe of iets dergelijks is die gansche
rei trekdieren aan den balk verbonden en ieder
inlander leidt zijn eigen span daarbij zoodat
hij bij het gebruik van zijn vee ook nog zijn
tijd missen moet.
Maaren dit is verreweg de grootste scha
duwzijde van de zaak, het werk wordt in den
regel slecht verricht tot groot nadeel van allen
die het aangaat.
In de eerste plaats voor de inlanders zelf,
omdat zij te spoediger weder terug moeten ko
men; maar in de tweede plaats voor het ver
keer en den handel.
De talrijke en snelstroomende rivieren worden
met hevige regens sterk gezwollen en vaak ko
men bandjirs voor.
Dat dan de sterke bruggen gevaar loopen
geheel of gedeeltelijk in te storten is te dui
delijker als men weet, dat de meeste op houten
jukken en pilaren rusten, die in of onmiddelijk
aan den rand van het water in den grond zijn
bevestigd. Het toezicht op de in onbetaalden
arbeid gemaakte bruggen is meestal overgelaten
aan het districtshoofd en het onder hem staande
hoofd van de dessa, tot welks grondgebied
de brug behoort.
In den regel is dat toezicht dus geen des
kundig toezicht. De inlander wil er liefst zoo
spoedig mogelijk mee klaar hebben en het grootste
gedeelte van het werk is lapwerk, slecht werk.
Bij hevige regens stroomt het water van den
weg natuurlijk naar de laagten waar de bruggen
de passage over de rivieren vormen. De planken
zijn gewoonlijk niet ver genoeg op den vasten
grond aan beide zijden van de brug aangebracht,
m. a. w. de brug is te kort en er vallen aan
beide zijden van de brug gaten in den weg.
Wat is natuurlijker dan dat de bruggen niet
bestand zijn tegen de werking van de bandjirs
van onder en het van den weg stroomend water
van boven? Wat is natuurlijker dan dat de
inlander, die voor zijn arbeid niet betaald wordt,
den geheel of gedeeltelijk iugestorten boel weer
maar wat oplapt? En zoodra er hout bij noodig
is, (soms verdwijnt met een bandjir een heele
brug) dan is de passage dagen achtereen ge
stremd, en niet zelden gebeurt het dat maanden,
ja jaren lang de bruggen in het binnenland in
onbruikbaren toestand blijven liggen.
Het gevaar bovendien om bij het lapwerk
dat van de bruggen en wegen in heerendienst
wordt gemaakt, met zijn paarden óf vee in een
gat vóór of door de brug te stappe i, is volstrekt
niet denkbeeldig; althans meermalen komt het
voor, dat men met zijn paard een leelijken val
doet en dankbaar mag zijn als alleen het paard
door een verzwikten poot of iets dergelijks eene
dankbare herinnering aan den onbetaalden ar
beid op Java mag houden.
Dat bovendien de handel er door lijdt, is licht
te begrijpen. Wij zullen er nu niet eens van
spreken, dat vele particulieren er door gedu
peerd worden in de afzending hunner produc
ten maar zelfs de koffie, het vervoer van de
koffie, die goudmijn voor ons Gouvernement,
moet soms dagen achtereen uitgesteld worden
omdat de bruggen stuk zijn. »-
Wij zullen er niets meer van zeggen want
ieder begrijpt liet, dat voor handel en verkeer
goede wegen onontbeerlijk zijn.
Nog eene categorie van onbetaalde diensten
willen wij met een enkel woord herinneren. Zij
worden dezer dagen nog al eens besproken om
dat zij in verband staan met de openbare vei
ligheid. Op zekere afstanden langs de groote
en kleine wegen op Java vindt men steenen of
bamboezen wachthuisjes, kenbaar aan een hou
ten blok, dat er in of voor hangt en aan een
langen stok met 2 in den vorm van een vork
uitloopende punten die er voor staat. Het
houten blok is om, zoo noodig, alarm te slaan
de vork is om evenlueële booswichten te
grijpen. Ons bestek gedoogt niet over beide
instrumenten breeder uitteweiden.
Die wachthuisjes worden bevolkt door een
zeer variëerend getal wachtersgardoes. Men
zou wanen, dat bij eene zoo zorgvuldige, af
zetting van de wegen geen enkel boosdoener
kon ontkomen. Maar die wachters wor
den alweder niet betaald.
't Is weder eene soort heerendienst en vooral
in 't binnenland zijn die gardoes eigenlijk een
paskwil. Ontelbare malen is er geen sterveling
in te vindenontelbare malen vindt men er een
of twee stokoude javaantjes, die in den koelen
nacht een vuurtje hebben aangelegd en elkan
der daarbij sprookjes zitten te vertellen, zoo
zij althans geen behoefte hebben aan slaap.
Want nog vaker liggen de wachters in
diepe rust bij het smeulend vuur en laten zij
de voorbijgangers onopgemerkt passeeren.
Is er dan geen contróle op Ja, de nach
telijke patrouilles. Een der dorpshoofden doet
des' nachts, vergezeld van eenige ingezetenen,
de ronde in de dessa. Maar behalve dat de
dessahoofden in het binnenland dikwijls dagen
achtereen, in verband met politiezaken, van hunne
dorpen afwezig moeten zijn, hebben zijne
onbetaalde medgezellen in den regel niet veel
lust in die nachtelijke promenade en vaak ge-
Als bij düze of gene gestolen is, dan krijgt het dorps
hoofd soms 8 of 14 dagen tijd om den dader optesporen, op
straffe van verlies zijner betrekking. Zoo'n hoofd zadelt zijrt
paard, gaat aan 't zoeken en laat dagen achtereen de dessa
aan zjjn lol over,
beurt het, dat in den ganschen nacht niets van
eene patrouille gehoord of gezien wordt.
Dat de dieven dus vrij spel hebben is licht
te begrijpen en als van zelf wordt bewezën
dat de onveiligheid op Java geen gevolg is
van het liberale stelsel, dat in de laatste jaren
meer op den voorgrond is getreden, maar juist
van het conservatieve stelsel, dat door onbe
taalde diensten ontzag, eerbied voor den eigendom
en een goed beheer van het land wenscht.
Hoe men intussehen daarover ook twiste, zoo
zal men ons moeten toegeven, dat er veel af
tekeuren is in het tegenwoordig stelsel van on
betaalde dienstplichtigheid en dat er verandering
in behoort te komen. Maar welke Afschaf
fing of inkrimping
Lalen wij in een volgend n». zien wat er
in de Kamer van gezegd is; wij zullen daarna
onze meening zeggen.
GOES, den 28 November 1873.
Het plan om Z. M. den Koning, bij zijn
♦zilveren kroningsfeest, namens de hoofdonder
wijzers en hoofdonderwijzeressen een huldeblijk
aan te bieden ondervindt uit alle deelen van
ons land zooveel sympathie, dat de voorloopige
commissie, die zich tot dat doel gevormd heeft,
met grond mag verwachten dat haar denk
beeld verwezenlijkt zal worden.
In het Nieuws v. d. Dag herinnert ie
mand er aan, dat ook onze geëerbiedigde ko
ningin in 't aanstaande jaar 25 jaar zal gere
geerd hebben en hoopt hij, dat bij de hulde
aan den koning de koningin niet worde ver
geten, die, uit den vreemde tot ons gekomen,
in den vollen zin des woords eene lands-moe-
der is geweest. Mochten, zegt de schrijver,
eenige aanzienlijke vrouwen zich aan het hoofd
willen stellen, zeer zeker zouden zich weldra
in alle steden van ons vaderland comitê's vor
men om onder hare zusteren bijdragen te za
melen voor een kapitaal, dat in den geest van
onze voorbeeldige vorstin aangewend tot eenige
stichting van liefdadigheid door het Nederland-
sche volk uit innige dankbaarheid en waardee
ring haar zou worden toegewijd."
Bij de behandeling in de Ie kamer hoofd
stuk II der Indische begrooting heeft een in
teressant debat tusschen de heer Duymaer van
Twist en den minister, over diens voornemens
ten aanzien der koffiecultuur, plaats gehad. Zoo
als bekend is, wil de min. daarvan eene volks
cultuur maken, de betaling verbeteren doeh
de levering aan 't gouvernement verplicht la
ten. De heer v. Twist achtte dit niet moge
lijk zonder wettelijke regeling. De minister
zeide, dat hij zich tot eene proef bepaalt, en
dat wettelijke regeling voorshands onmogeljjk is.
Bij de behandeling in de Hóe kamer
van de afdeeling: nationale militie en schut
terijen, van hoofdst. V der staatsbegrooting
deelde de minister mede dat hij eene nieuwe
militiewet zal indienen, en dat daarbij gebruik
gemaakt zal worden van den wenk van den
heer Stieltjes om de dienstdoende schutterijen
uit te breiden.
De heer Heydenrijck heeft de vraag ter sprake
gebracht op welke scholen de bepalingen om
trent de vaccinatie van toepassing zijn. De
heer Godefroi, een van de drie leden, die 't
amendement hebben voorgesteld, verklaarde al
leen aan lagere scholen te hebben gedacht. De
heer Idzeraa daarentegen, medevoorsteller, had
van den aanvang een ruimeren werkkring be-