1873. N°. 140. Donderdag 27 November. 60ste jaargang.
COLLECTE ISRAËLITISCH ARMBESTUUR.
OVER ONBETAALDE,ARBEID 01' JAVA.
BSiMFUENLASMDSCHE BERICHTEN.
[De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag
en Vrijdag avonduitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be
trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels h/1,-
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 20 c.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
maken bekend, dat het Israëlitisch Armbestuur in
deze gemeente het voornemen heeft, op Maandag den
1 December aanstaande, aan de huizen van alle inge
zetenen eene ALGEMEENE COLLECTE te doen, ten
behoeve van de armen, die door gemeld armbestuur
moeten worden onderhouden.
Burgemeester en Wethouders vertrouwen, dat de bur
gerij door ruime giften, weder zal medewerken om ge
noemd armbestuur tot het volbrengen van zijne taak
in staat te stellen, waartoe zij deze inzameling gun
stig aanbevelen.
Goes 25 November 1873.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEF.N.
De Secretaris,
HARTMAN.
i.
Twee zaken zijn bij de behandeling der jóng
ste Indische begrooting sterk op den voorgrond
getredenafschaffing der heerendiensten, behoud
of niet behoud der gedwongen koffiecultuur.
Wat zijn heerendiensten?
Europeesche en inlandsche hoofden op Java
voeren, wat men hier zou noemen, zekeren staat.
Ze zijn omringd van huisbedienden, maar zij
hebben bovendien een grooter of kleiner getal
inlanders ter hunner directe beschikking voor
een tal van andere bezigheden.
Bij de Europeesche hoofden bestaan die dien
sten in het snijden van gras voor de paarden,
het schoonhouden van liet erf, het bestellen van
brieven enz.
Bij de inlandsche hoofden strekken die dien
sten zich echter nog verder uitwant behalve
voor de opgenoemde, worden de heerendienst-
pliehtigen daar gebezigd voor houthakken, paar
den schoonhouden, het begeleiden van vrouwen,
ja zelfs tot het vangen van insectjes tot
voeder van de vogels, die het inlandsch hootd
er op na houdt. Een groot deel van die dien
sten bestaat ook in slenteren over het erf, in
het rookeu van stroosigaartjes, in een soort van
tusschending tusschen doen en nietsdoen, in
aangenamen kout met kokkie's en baboe's, in
een soort van ledige werkzaamheid en 't komt
ons voor, dat men gerust beginnen kon met het
getal van deze heerendiensten tot 2/3 te vermin
deren, zonder dat dit eenige stremming in de
te verrichten diensten tengevolge had.
Als men nu nagaat, dat de heerendiensten
beginnen bij den Europeesehen resident, waar
van er slechts één is in iedere residentie, dat
er vervolgens heerendiensten verricht worden
bij den regent, adsistenl-resident, onderregent,
waarvan er een is in iedere af deeling; bij het
districtshoofd en onderdistrictshoofd waarvan er
een is in ieder district, bij de burgemeesters,
waarvan er een is in ieder dorp, en voorts bij
collecteurs, ondercolleeteurs, koffiepakhuismees-
ters zoutverkoop-pakhuismeesters kampongs,
loerahs en tutti quanti, dan zal men zich een
flauw denkbeeld kunnen vormen van het ver
bazend groot aantal heerendiensten, dat door de
inlandsche bevolking op Java over geheel dat
eiland moet gepresteerd worden.
En al die diensten geschieden om nietDagen
achtereen, meestal ongeveer eene week, worden
die diensten door denzelfden persoon verricht,
en niet zelden gebeurt het, dat, in plaats van
eene gelijkmatige verdeeling tour de róle der
verschillende diensten over de geheele dienst
plichtige bevolking, dezelfde personen, na eenige
weken rust-, weder tot dezelfde diensten, bij de
selfde hoofden geroepen worden, en, wat erger
is, vaak gebeurt het, dat dientengevolge een
groot gedeelte der heerendienstplichtigen veel
meer dienst doet dan een andere gedeelte. Zij
die het gewilligst en het geschiktst zijn, krijgen
dus tot loon daarvoor nog het reuzen-aandeel
in het te verrichten werk en dikwijls datgene
waartoe anderen, hield men getrouw beurt, ver
plicht zouden zijn, doch die zich op eene of
andere wijze daaraan weten te onttrekken. Wij
kunnen verzekeren, dat dit zeer dikwijls het
geval is.
Behalve deze diensten, die intusschen den hee-
rendienstplichtige niet zoo erg vermoeien, is
er nog eene categorie van arbeid, die men min
der eigenlijk heerendiensten kan noemen, maar
die niettemin onbetaald verricht moet worden.
Wij bedoelen het werk aan bruggen en wegen.
In den laatste» tijd is daarin veel verbetering
gekomen, vooral wat groote bruggen betreft,
maar liet onderhoud van eene verbazende massa
kleinere bruggen en van de wegen in het bin
nenland geschiedt nog altijd in onbetaalden arbeid.
Deze categorie is van grooter beteekenis om
dat zij aan de eene zijde zeer drukkend is voor
hen die de diensten moeten verrichten, en aan
de andere zijde verderfelijk voor den toestand
van de bruggen en wegen in het algemeen en
bijgevolg zeer nadeelig voor handel en verkeer.
Deze categorie is drukkend voor den inlander
zeiden wij, en niemand, die met de toestanden
op Java hekend is-, zal dat betwijfelen.
Nemen wij in de eerste plaats de wegen zelf,
dan heeft men allereerst het ongerief van de
afstanden. Onmogelijk is het zóó te bepalen,
dat ieder den weg voor zijn eigen erf en land
onderhoudtomdat een groot deel der wegen
door koffietuinen en langs suikerrietvelden loopt,
waarvan de eersten als gouvernementsgron-
den worden beschouwd, terwijl de verplich
ting om de wegen langs de suikerrietvelden
daar waar individueel grondbezit bestaatdooi
de eigenaars der gronden te doen onderhouden
eene dubbele onbillijkheid zou zijn. Behalve
toch, dat die eigenaars hunne gronden reeds voor
de suikerrietteelt moeten afstaanrust ook op
hen de verplichting in die tuinen te werken en
't gaat dus niet aan hen daarenboven de ver
plichting op te leggen nog de openbare wegen,
die er langs loopen te onderhouden. Er bestaat
dan ook een stelsel van verdéeling bij de wegen
dat, zoolang het onderhoud op deze wijze ge
schiedt, billijk is. Den inlanders van de dessas
of kampongs, welke, om zoo te zeggen buiten
de gebaande wegen liggen, wordt een gedeelte
weg in onderhoud gegeven op liet grondgebied
eener naburige dessa. De bewoners van deze
laatste zijn tot onderhoud verplicht weder in
de nabijheid eener andere dessa en zoo vervol
gens. Maar, hoewel deze verdeeling billijk is
en daardoor ook de wegen in en langs de kof
fietuinen in het onderhoud worden opgenomen,
zoo brengt zij. het noodzakelijk bezwaar mede,
dat ieder inlander een heel eind van huis moet
om 's lands wegen te onderhouden. En vaak
zijn de afstanden zoover, dat, als er wat veel
aan de wegen te doen isde inlanders voor
eenige dagen mondbehoeften medenemen en langs
de wegen of bij kennissen en bloedverwanten
moeten overnachten.
Als men dit in aanmerking neemt, dan zal
men moeten erkennen, dat deze soort heeren
diensten, in verband met al de andere waarover
wij gesprokén hebben en nog spreken zullen
zeer drukkend is.
Maar zij is ook zeer nadeelig voor de wegen
zelf en bijgevolg voor handel en verkeer, gelijk
wij in een volgend no. zullen zien. -
GOES, den 26 November 1873.
EERSTE KAMER.
Per Telegraaf. Aangenomen met alge-
meene stemmen de'ontwerpen vaststelling Indi
sche begrooting 1874, zoowel uitgaven in Ned.
Indië als middelen in Nederiand en in Ned. Indië
het wetsontwerp tot wijziging der Indische mun
ten is, na'beraadslaging, aangenomen met 2 5 tegen
1 st. Tegen de heer Borsius De kamer is tot
nadere bijeenroeping gescheiden.
TWEEDE KAMER.
In de zitting van gisteren voortzetting
der waterstaats-discussiën. De minister heeft
eene partiëele regeling toegezegdmisschien
ditzittingjaar nog te onderwerpen:, op het bouwen
der dijken en het toezicht op de rivieren. De
zaak van de droogmaking der, Zuiderzee komt
in behandeling. Een amendement van den heer
Tak tot behoud van twee inspecteurs van den wa
terstaat is aangenomen met 34 tegen 30 stemmen.
De minister van Biunenlandsche Zaken
brengt ter algemeene kennis: lo. dat in de
bekendmaking, opgenomen in de Staatscourant
van 18 November jl. melding is gemaakt
van het voorkomen in de week van 915
November van een sterfgeval aan Aziatische
cholera te Capelle a/d. IJssel; dit moet zijn:
Cappelle in Noord-Brabant; 2o. dat volgens
bij hem ingekomen ambtsberichten, in de week
van 16—22 November jl. aan Aziatische "Cho
lera zijn overleden
In Noordbrabant: te Breda 3 personen; in
Gelderland: te Buurmalsem 1 persoon, te Poe-
deroijen 1 persoon; in Zuidhollaud: te Aar-
landerveen 1 persoon, te Alphen 1 persoon,
te Gouda 5 personen, te Gouderak 1 persoon,
te Krimpen a/d. IJssel 1 persoon, te Oudshoorn
1 persoon, te Rotterdam 12 personen, te Was
senaar 1 persoon. Totaal in het Rijk 28 per
sonen.
Het voornemen zou bestaan ook in ons
leger de tamboers af te schaffen en alleen de
signaal-hoorn te doen gebruiken. De maatre
gel zou met 1 Januari in werking treden.
De rederijkerskamer „Tollens" zag jl. Maandag
avoDd een talrijk, en wat on9 vooral genoegen deed,
gemengd publiek in de schouwburgzaal vereenigd.
L)e kamer, wier leden, allen nog op jeugdigen leef
tijd, de welsprekendheid zoowel als de declamatie
met vrucht beoefenen, hield hare vijfde openbare ver
gadering. De voorgedragen losse stukken waren:
Jefta's dochter van II. Tollens Cz., Ahasveius op den
Grimsel van J. J. L. ten Kate, en de Terzer tn zijn
Paard van J. van Walré. Toonde de censor der Kamer
in de voordracht van het tweede stuk, dat hem met
volle recht de taak is toevertrouwd, die hij vrijwillig
heeft op zich genomen, de twee leden, die de heide
andere stukken ten gehoorti brachten, bewezen, dat
zij de lessen en terechtwijzingen, hun gegeven, zich
ten nutte weten te maken. In Jefta's dochter waren
zelfs énkele passages, die zeer gevoelvol en met. den
meesten tact werden voorgedragen. De wijze waarop
de Perzer en zijn paard werd gereciteerd belooft voor
liet jeugdige lid, dat, zich daarmede heiast had, iets
goeds. Waarbij de eerste maal, dat men in het publiek
spreekt, zulk eene mate van vrijmoedigheid blijkt,
mag men hopen en verwachten, dat de verdere oefe
ning met goed gevolg zal bekroond worden. De
ensemblestukkeu werden goed en vlug afgespeeld.
Was rar. Puff in den aanvang wel wat stijf, dit ver
beterde al zeer spoedig, en zijn spel was even als
dat der overige raadsleden ten slotte ongedwongen.
Hadden Spruit, Franks en Spier in de voorloopige
bijeenkomst een beeld gegeven van hetgeen in menige
gemeente voorvalt, te weten, dat men het niet *te
nauw neemt met art. 45 der gemeeutewet, de
zitting van den raad spiegelde getrouw nrer dan