gaf nu den zoogenaamden wil van den over ledene op, waarbij aan den erfgragen persoon alles vermaakt werd, terwijl de notaris dien wil ter goeder trouw in geschrift bracht. Een der geroepen getuigen echter weigerde het mede te onderteekenen, omdat de zoogenaamde testateur reeds eenige uren vroeger overleden was. Men is benieuwd te vernemen of de ple gers van dit bedrog ook deswege terecht zullen staan. Men meldt uit Gorinchem, 28 Oct. Zon dag avond werd in het armenzakje van de Hervormde gemeente een muntbiljet gevonden van 100men onderstelt van een geacht ingezeten, wiens dochter jaren lang krank is geweest en die, niet kunnende loopen, in de morgengodsdienstoefening eenig gevoel in de beenen kreeg en, t'huis gekomen, hare ouders dit verhaalde en tusschen twee huisgenooten de kamer op en neêrliep. De vreugde der ouders is onbeschrijfelijk en opmerkelijk mag het genoemd worden, dat deze aanvankelijke herstelling in 't Godshuis begon. N. en Adv. B. v. O. In de jongst gehouden vergadering der 6de Afd. van de Maatschappij van Landbouw en Veeteelt in Friesland is met algemeene stemmen besloten een adres aan den Minister van Bin- nenlandsche Zaken te zenden, met verzoek, dat het ZExc. moge behagen 't besluit van 8 Octo ber 1873, no. 224, in te trekken, houdende, dat wanneer de longziekte in een beslag vee ont staat, de geheele koppel eerst moet ingeënt wor den door een geëxamineerd veearts, vóór het ge stald wordt, en wel, omdat die maatregel voor den veehouder zeer bezwarend is en onvoldoen de tot bestrjjding der longziekte, en weder te willen bevorderen, dat het besluit van den 14 Januari 1873 no. 205 9de Afd.inhoudende afmaking van besmette stallen, in werking wor de gesteld. De New York Observer publiceert een brief van een correspondent, die het Heilige Land door reist. De briefschrijver deelt belangrijke infor- matiën mede omtrent het overblijfsel der in het Nieuwe Testament genoemde Samaritanen. Te Nablous, op de plaats waar het oude Sichem stondis eene vergadering dier sectewelke ongeveer 150 personen telt. Hun Bijbel bevat alleenlijk de vijf boeken van Mozeswaarvan zij een handschrift bezitten, dat, naar hun zeg gen, 3500 jaren oud is. Het is evenwel waar schijnlijk niet ouder dan 1500 of 2000 jaren. Tegen betaling van een franc mocht de brief schrijver het boek bezien. De secte heeft een Hoogepriester en houdt al de feesten der oude Joden en bijzonder het Pascha, dat zij vieren op den berg Gerizim met al de door Mozes voor geschreven plechtigheden. KERKELIJKE ZAKEN ONDERWIJS. Bedankt voor Wemeldinge door ds. W. van den Bijtel van Montfoort. De openbare onderwijzers, in NoordBrabant hebben een adres gezonden aan de Tweede Kamer der Staten Generaal, waarin zij wijzen op den geheelen toestand der tractementen bij het lager onderwijs in dot gewest en er op aandringen dat hierin verbetering worae ge bracht, vooral in het belang van het onderwijs zelf. OPENBARE VERGADERING VAN DEN BAAD der «EIIEBXTS! GODS, op WOENSDAG den 29 OCTOBER 1873, des voormiddags ten KR ure. Vervolg. NB. In het verslag der vergadering voorkomende in ons vorig nommer is verzuimd op te nemen, een ingekomen bericht omtrent den grond onder en bjj de Zonstoof. Wij laten dat hier volgen. IVa. Nog is ingekomen eene missive van geïnteres seerden in de Zonstoof, waarin te kennen wordt ge geven, dat de overeenkomst, omtrent den grond onder en bij die stoof, zooals die door den Raad is vast gesteld, wegens de daaraan verbondene bezwarende voorwaarden, niet aannemelijk is, tot welk besluit ge- interesseerden zijn geleid door de overweging dat zij in het bezit zijn van eenen gratuiten titel, en daarom de bepaling van de koopsom op ƒ1101 veel te hoog te achten is. Tevens wordt opgemerkt, dat bij de vergunning tot het stichten van de stoof aan de eige naren is toegestaan „al sulcken vrijdom als de andere stove gegunt is'' waaronder toch wel begrepen zal zijn de vrijheid tot berging van stoofaarde op het omringend terrein, dat onvermijdelijk is, zoodat, naar de meening der geïnteresseerden, de bemerking van een lid van den raad, dat die gronden wederrechtelijk in gebruik zouden zijn genomen, niet opgaat. Na voorlezing dier missive stelt.de Voorzitter voor, dit stuk aan te nemen voor notificatie en het te verzenden aan B. en W. ter overweging van hetgeen nu zal behooren te worden gedaan. De heer Busiug geeft te kennen, hoogen prijs te stellen op het advies van B. en W. en met belang stelling hun voorstel te gemoet te zien. Hij blijft intusschen volhouden, dat de grond, die tot moes tuin aangelegd is en waarop varkenshokken geplaatst zijn, wederrechtelijk is ingenomen. Dit kan nimmer de bedoeling der resolutie van 1595 geweest zijn. Hij acht het daarom billijk, dat hiervoor eene retri butie betaald worde. Het wederrechtelijk bezit blijft z. i. bestaan en hieraan moet een einde komen, door een grondig onderzoek, dat hij thans van B. en W. verwacht. De heer dr. Callenfels zegt, in de vorige vergade ring niet tegenwoordig te zijn geweest, maar dat het hem genoegen gedaan had, te vernemen, dat de gemeente een klein voordeel had erlangd. Hij vertrouwt gaarne de zaak aan de overweging van B. en W. toe. Hiertoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. YIII. Alsnu is aan de orde: de behandeling der begrooting van inkomsten en uitgaven voor 1874. De Voorzitter zegt^ dat hij, even als zulks vroeger gedaan werd, telkens bij den betrokken post de op merking der financiële commissie door den Secretaris zal laten voorlezen en het antwoord van B. en W. daarop zal geven, terwijl, wanneer geen der leden over eenigen post het woord verlangt, het er voor zal ge houden worden, dat daartegen geene bedenkingen zijn. Als algemeene opmerking rapporteert de commissie Goes, 19 October 1873. Aangezien bij het opmaken en beoordeelen van een gemeentelijk budget de stelregel «men moet de teering naar de nering zetten," zoo beharti genswaardig in eene gewone huishouding, omge keerd moet worden toegepast en men eerst de uitgaven behoort te bepalen, alvorens men de ont vangsten althans de posten van ontvang, die niet tot de zoogenaamde vaste" behooren vast stellen kan, schijnt het der commissie het rationeelst toe eerst de uitgaven, zooals die door burg. en weth. zijn voorgedragen, te onderzoeken en nategaan, welke posten verhoogd, welke verminderd en welke gesupprimeerd behooren te worden, om daarna haar gevoelen betrekkelijk de ontvangsten mede te deelen. B. en W. antwoorden daarop: Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het rapport der financieele commissie betreffende de begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor 1874. Getuigt dat rapport eenerzijds van een grondig onderzoek, het bevat tevens de blijken dat de commissie de pogingen van burg. en weth. wil ondersteunen, om mpfr- het voorzien in de behoeften der gemeente, de nuttige en wenschelijke werken niet over het hoofd te zien. Gaarne beantwoorden wij dan ook de gemaakte opmerkingen ten einde den raad voortelichten om trent de redenen, die noopten sommige posten, waar tegen bedenkingen gerezen zijn, op de begrooting uittetrekken, en voorstellen te doen omtrent enkele conclusiën, die in het rapport zijn nedergelegd. Wij zullen daartoe de posten der begrootiug vol gen, ten einde een geleidelijken gang bij de behan deling te hebben, en ook omdat eenige posten, door latere besluiten van den raad of om andere redenen wijziging behoeven. Vooraf zij gezegd, dat wij het denkbeeld der com missie juist noemen, dat bij de regeling der gemeente huishouding de ontvangsten zich moeten schikken naar de uitgaven, en dus de laatsten eerst moeten zijn vastgesteld, om de eerste te ramen. Wij be ginnen dus ook met de UITGAVEN. Op Hoofdstuk I afd. I Jaarwedden van het Ge meentebestuur heeft de commissie deze bemerking: Terecht, gelooft uwe commissie, hebben Burge meester en Wethouders, bij het opmaken der be grooting, bereids op de door den Gemeenteraad toegestane verhooging der jaarwedden van den Bur gemeester en van den Secretaris schoon deze nog niet door Z. M. den Koning gealoueerd is gelet. Er is toch ook met het oog op den inhoud der missive van Heeren Gedeputeerde Staten van dit gewest dd. 5 September jl. n°. 4812/30 grond te gelooven, dat de Koninklijke goedkeuring niet aan 'sRaads besluit onthouden zal worden, zoodat de Gemeente over 1874 reeds de 400, zijnde het gezamenlijk bedrag der beide verhoo gingen, uit te keeren zal hebben. B. en W. antwoorden daarop: Hadden wij reeds in de oorspronkelijke memorie gezegd, dat wij de jaarwedde van den secretaris had den uitgetrokken op het bedrag van 1200, waarop de koninklijke goedkeuring was aangevraagd, en hetzelfde verklaard in de gewijzigde memorie, die aan de commissie is toegezonden, omtrent de jaar wedde van den burgemeester, nu de koninklijke goedkeuring op de verhooging der beide jaarwedden is verkregen, zullen de beide artikelen, uitgetrokken op 1200,wel geen bedenking ontmoeten. Afdeeling i wordt zonder beraadslaging goed gekeurd. Vervolgens rapporteert de commissie: De post, voorkomende onder art. 1, Afd. n van het eerste Hoofdstuk en uitgetrokken voor de jaar wedde van een Commies ter Secretarie, gaf tot de volgende opmerking aanleiding. Het vorige jaar was voor de bezoldiging van dezen ambtenaar aan vankelijk 450 uitgetrokken, maar bij de vast stelling der begrooting werd dit bedrag tot ƒ400 gereduceerd, aangezien de Raad oordeelde, dat «de aanleiding tot die verhooging (met 50) voor den commies, die thans de werkzaamheden verricht (de ambtenaar, die bij het opmaken der begrooting in functie was, had middelerwijl zijn eervol ontslag verkregen en was bereids door een ander persoon vervangen) niet bestaat." Het was waar, voor dezen commies pleitten, wat bedoelde verhooging betrof, geene redenen van billijkheidhij had er niet die aanspraak op, die zijn voorganger, wien eene be zoldiging van 525 was toegezegd, en die nu, de wijl de belooning voor het zetters werk" geringer was geworden ongeveer een 50 beneden dit bedrag zoude moeten blijven kon doen gelden en hetzelfde is op den tegenwoordigen titularis, schoon voor deze vroeger wel de redenen van bil lijkheid ingeroepen konden worden, van toepassing. De vraag, of, afgescheiden van den persoon, 400 wel eene genoegzame belooning mag heeten voor eene betrekking, waaraan vele werkzaamheden zijn verbonden, moet echter, naar het oordeel der com missie, ontkennend beantwoord worden en zij vindt, wat deze hare meening betreft, een bondgenoot in den gemeenteraad zelf, die indertijd, toen de jaar wedden van de ambtenaren ter secretarie werden geregeld, blijk heeft gegeven, dat hij ƒ525 voor de betrekking van klerk of commies ter secretarie niet te veel achtte, eene meening, die met het oog op de vermeerdering van werkzaamheden, die deze ambtenaar te verrichten heeft thans niet minder waar is, dan toen. Thans, nu de beloo ning, die voor het zetters werk" betaald wordt, slechts f 75 ongeveer bedraagt, moet een 50 meer uit de gemeentekas betaald om tot de som van 525 te komen en daarom stelt uwe commissie voor de jaarwedde van een commies ter secre tarie van ƒ400 op 450 te brengen. Hierop antwoorden burg. en weth. Wij willen gaarne het advies van de commissie, om de jaarwedde van den commies met 50,te verhoogen, als voorstel overnemen, doch niet op de gronden, door de commissie aangevoerd. Ten vorigen jare was door ons de verhooging voor gesteld, omdat de fungeerende ambtenaar was be noemd op 400,plus de belooning voor het werk der zetters ad 150,ongeveer, en deze laatste be looning bij kon. besluit was verminderd tot 78, Toen echter die ambtenaar op zijn verzoek was ont slagen èn diens opvolger op eene jaarwedde van 400, was benoemd, verviel de aanleiding tot die verhoo ging. Ook nu, ofschoon thans weder de eerstbedoelde persoon de fur.ctie vervult, kan de verminderde be looning voor het zetterswerk, niet in aanmerking ko men. Want, behalve dat hij op dit oogenblik daar mede niet is belast, werd hij op zijn verzoek op nieuw benoemd en heeft hij de betrekking van commies aan vaard, op eene jaarwedde van 400,De burge meester, zoowel als de secretaris hebben ons echter mededeelingen gedaan omtrent den werkkring van den commies, en de wijze, waarop hij zich van zijne taak kwijt, waardoor wij, gelijk wij aanvoerden, U durven voorstellen het advies der commissie aantene- men en dit art. met 60 te verhoogen, tot vermeer dering der jaarwedde van den commies ter secretarie. De Voorzitter laat nog volgen, dat de commissie klaarblijkelijk in dwaling is geweest, als zij meent, dat aan den commies toezegging is gedaan eener be looning van 525,Dit was eene onmogelijkheid, want er bestaat geen verband tusschen de betrekking van commies en Let schrijfwerk der zetters. De belooning van de zetters wordt niet toegekend aan een persoon, maar aan het collegevan welk colle ge er dan één lid als secretaris behoort te fun- geeren, of wel, de leden bij beurte het schrijfwerk moeten verrichten. Dit denkbeeld van de hooge re geering faalt evenwel in de uitvoering. Niet een der zetters, maar een ambtenaar ter secretarie moet met het schrijfwerk belast worden. Al de bronnen berus ten ter secretarie en het lid van het college, dat het schrijfwerk op zich nam, zou telkens ter secretarie moeten komen en aan den secretaris of eenig ander ambtenaar inlichtingen vragen. Van daar, dat hij (Voorzitter), toen wijlen de heer Pilaar bedankte, bij het college zijn best heeft gedaan, om de werkzaam heden aan den commies optedragen, en afstand van de belooning voor den commies te erlangen. Dit is hem gelukt, maar hieruit bljjkt, dat niet burg. en weth. maar het college van zetters beloonen voor het schrijfwerk. Er kan dus geen sprake zijn van bondgenootschap, in het toekennen van hoogere jaar wedde, met het gemeentebestuur, omdat de commies vroeger 525,genoot. De heer mr. Bel Baere zegt, nog niet gestemd te zijn voor de verhooging. Bij eene vorige gelegen heid, toen het adres der arbeiders in behandeling was, werd er gezegd, dat bij de regeling der belooning gelet moest worden op vraag en aanbod. Dit moet

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1873 | | pagina 2