1873. N°. 123. Zaterdag 18 October. 605te jaargang.
Wat was wat is wat worden zal.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
«OESSCHE salm COlBWf.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag
en Vbijdag avonduitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be
trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels a/1,-
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 1 regels bedragende
en contant betaald, 20 c.
IV.
Het is niet eene oude orde die
behoud, het is eene nieuwe maat
schappij, die vollooing vraagt.
De verdere wijzigingen dienaar ons oordeel
in de Grondwet gebracht moeten worden, komen
hoofdzakelijk hier op neer.
a. Opheffing van de Eerste Kamer der Staten
Generaal.
b. Overbrenging van het recht, om oorlog te
verklaren en vrede te sluiten welk recht thans hij
Zijne Majesteit den Koning berust bij de Wet
gevende Macht, die door den Koning met de"Staten'
Generaal wordt uitgeoefend.
c. Weglating van de woorden «noch geestelij
ken, noch bedienaren van den godsdienst'' uit ar
tikel 91 der Grondwet.
d. Vereenvoudiging der wijze van «verandering"
van de «eerste Wet van den Staat."
Waar wij als onze meening het betwijfelen, of het
behoud der Eerste Kamer wel geraden is, hooren
wij reeds het „Dagblad," Nieuwe Goessche Ot.
„Tijd" enz.eene verzuchting slaken over «de niets
ontziende sloopzucht der radicalen, die het op eene
der meest eerbiedwekkende onzer instellingen, de
Eerste Kamer, dat bolwerk voor den troon, (zoo
dikwijls het eene wetsvoordracht verwerpt, die door
liberalen is voorgesteld en daarom niet naar den
zin is dier bladen) gemunt hebben," maar dit weer
houdt ons niet, de vraag ter sprake te brengen
of. het Nederlandsche House of Lords al of niet
onmisbaar is. Is het bestaan dezer instelling nut
teloos, dan moet zij worden afgeschaft, ware het
alleen maar om de «reis- en verblijfkosten", die
den 39 «hoogstaangeslagenen" zijn toegekend, te
hesparen.
Heeft de praktijk het nut der Eerste Kamer aan
het licht gebracht Die vraag moet onzes inziens
ontkennend beantwoord worden. In 1815 werd reeds
eene Eerste Kamerzooals Thorbecke zegt «uit
theoretische liefde voor twee Kamers" ingesteld,
maar in 1840, dus na een vijfentwintig jarig
bestaan, was zoo weinig de raison d'être dezer instel
ling gebleken, dat «in de afdeelingen der Tweede
Kamer onderscheidene leden het bestaan der Eerste
als nutteloos, ja schadelijk, afkeurden." Na 1840
heeft de Eerste Kamer evenmin wapenfeiten op
parlementair gebied bedreven nimmer heeft zij
behoeven op te treden om den troon te dekken,
of een strijd van de andere Kamer met het gou
vernement te breken.
Als poging tot dit laatste zoude alleen genoemd
kunnen worden de demonstratie, die indertijd door
haar tegen het Ministerie van ZuylenHeemskerk
gehouden is en die van hare zucht, om voor onze
constitutioneele rechten te wakenblijk gaf.
De Eerste Kamer wordt een bolwerk van den
troon genoemd, maar zou zij dit, nu hare leden
niet meer door den Koning worden benoemd nu
zij eene nationale vertegenwoordiging geworden is,
nog kunnen heeten?
Reeds in de Aanteekening op de Grondwet heeft
Thorbecke in het licht gesteld, dat de Eerste Ka
mer, als zij «uit berekening hulpmacht van het
gouvernement" werd «haar edelste goed," hare
onafhankelijkheid opofferen, en even daardoor haren
«eersten plicht" verzaken zou. Acht men deze
meening, die wij gelooven dat niet voor bestrij
ding vatbaar is, juist, dan ziet men in, hoe absurd
het is, om het Hoogerhuis te willen behouden
om tot «bolwerk van den troon te dienen."
Maar, werpt men ons tegen, de bestemming
van de Eerste Kamer is, om overijling te voor
komen en de wetsontwerpen, door de Tweede Ka
mer aangenomen, op nieuw aan een bezadigd on
derzoek te onderwerpen. Wanneer wij in aan
merking nemen, dat het Nederlandsche volk meer
dan eenig ander het «haast u langzaam" - betracht,
dan achten wij het niet noodig om bij de Grond
wet waarborgen, tegen «overijling" intestellen, ter
wijl wij aan het op nieuw onderzoeken van het
besluit der Tweede Kamer weinig waarde hechten,
omdat dit tweede onderzoek in den regel „geen
wezenlijk nieuw onderzoek" isof behoeft te
wezen
Op grond, dat de Eerste Kamer een niet on
misbaar Staatslichaam is, omdat zij hetgeen
gelukkig slecjits weinige malen geschied is nut
tige hervormingen kan tegen houden en omdat
zij door de reis- en verblijfkosten eene toelage,
waar van de verstrekking, op zijn zachtst genoemd,
vreemd mag heeten tot verhooging van het bud
get van uitgaven aanleiding geeft, achten wij
de tijd gekomen om tot wijziging van het derde
hoofdstuk der Grondwet overtegaan en den Neder-
landschen Senaat opteheffen.
De hierboven, sub b genoemde wijziging be
treft het «Koninklijk oorlogsrecht." Er is in de
laatste drie, vier jaren zooveel geschreven over de
vraag, of het recht, om oorlog te verklaren een
praerogatief van de kroon moet zijn of dat deze
het met de Staten-Generaal behoort te deelen, dat
wij onze lezers niet willen vermoeien, met nog eens
het pro en contra, ten aanzien van dit laatste sys
teem in het midden gebracht, na te pluizen. Het
hoofdargument, dat door de conservatieven en door
de liberalen van —48 ter verdediging van de be
staande regeling, een regeling, die wij citeeren
hier de uitdrukking van den hoogleeraar van Sioin-
den indien er immer onder 's vorsten nako
melingen dat God verhoedeoorlogzuchtige
helden gevonden worden, de treurigste gevolgen
hebben en eene gansche natie in rouw dompelen
kan, wordt aangevoerd, willen wij met een enkel
woord bespreken. Dit argument komt nêer op een
trëroep op de omstandigheid, dat de Staten-Generaal
«de koorden van de beurs in handen houden" en
zij door het geld, de zenuw van den krijg, niet
toe te staan, het oorlogvoeren onmogelijk kunnen
maken. Maar heeft de vertegenwoordiging vrijheid,
de benoodigde fondsen te weigeren, indien de oor
logsverklaring bereids verzonden is? Zal wij
vragen het met den schrijver der Aanteekening op
de Grondwet weigering niet bondgenootschap zijn
met den vijand Waarlijk indien men een weinig
nadenktmoet men het onhoudbare van dit ar
gument het meest gegronde nog, dat de voor
standers van het «Koninklijk oorlogsrecht" aan
voeren inzien.
Gesteld echter, dat de Staten-Generaal een oor
log 'kunnen verhinderen, door de daarvoor aange
vraagde credieten te weigeren eene hypothese,
die in ons oog ongerijmd is dan gelooven wij
toch dat het wenschelijk is artikel 56 der Grond
wet in den door ons aangegeven geest te wijzigen,
ter verhooging van het prestige der kroon. Den
koningdie aan een door de Kamers genomen
besluit tot oorlogsverklaring zijne sanctie kan
onthoudenwordt de gelegenheid opengesteld in
eene schoonere en aan de tegenwoordige vorstelijke
roeping passende rol, in dien van vredestichter
namelijk, optetreden; mocht eene onverstandige
volksvertegenwoordiging tot den oorlog besluiten,
dan kan het koninklijk veto het kwaad verhoeden.
Ons dunkt, die rol is veel schooner dan de tegen
woordige en moet de overtuiging bevestigen, dat ook
voor art. 56 der Grondwet herziening wenschelijk is.
GOES, den 17 October 1873.
Naar wij vernemen hebben een dertigtal
geachte ingezetenen dezer provincie het voor
nemen opgevat, om hunne zeeuwsche mede
burgers uittenoodigen tot het gemeenschappelijk
aanbieden van een geschenk aan Z. M. den
Koning ter gelegenheid van het 25 jarig feest
zijner troonsbeklimming, op den 12 Mei 1874.
In de najaarsvergadering der Provinciale
Staten van Zeeland zullen o. m behandeld worden:
Koninklijk besluit tot goedkeuring van het
besluit der Staten tot wijziging van het bijzonder
reglement van de waterkeering van het cala-
miteus Waterschap Waarde.
Mededeeling van Gedeputeerde Staten, om
trent het ontwerpen van een reglement op het
gebruik en de instandhouding der kunstwegen.
Mededeeling en voorstel omtrent den afkoop
der tollen op den weg tusschen Goes en 's Gra
venpolder.
Yoorstel tot wijziging van het reglement op
het gebruik der provinciale steigers.
Het Dagblad deelt het volgende mede
Er loopt- te 's Hage het gerucht, dat een
der vaartuiging van de Kon. Ned. Marine,
behoorende tot het blokkade-eskader yóór At-
chin, daar op den wal geraakt en de beman
ning in handen der Atchineesche bevolking
zou gevallen zijn.
Daar dit gerucht, met vermelding van bij
zonderheden, zeer algemeen verspreid is, meen
den, wij er niet geheel van te kunnen zwijgen.
Daar het echter nog geen officiëele bevestiging
gevonden heeft, deelen wij het slechts onder
de meeste reserve mede, in de hoop zelfs dat
deze vermelding een officiële tegenspraak moge
kunnen uitlokken.
In ons vorig no. deelden wij het besluit
van den gemeenteraad te Zierikzee mede, tot
opheffing van de bank van leening aldaar.
Deze maatregel is het gevolg van dezer da
gen ontdekte onregelmatigheden en misbruiken,
die fabelachtig groote proportiën moeten heb
ben erlangd en zelfs de voorloopige inhechte
nisneming van den boekhouder der bank heb
ben tengevolge gehad.
Genoemde onregelmatigheden en kwade prae-
tijken moeten reeds sedert jaren hebben plaats
gegrepen, 't geen een der raadsleden karakte
riseerde als een groote zwendelarij in Ameri-
kaanschen trant. Eenige weken geleden werd
er in de magazijnen der bank een begin van
brand ontdekt, doch 't gelukte het vuur te
dooven vóór het een aanmerkelijke uitbreiding
had verkregen. Dit voorval gaf reeds tot al
lerlei geruchten en vermoedens aanleiding. Men
schatte toen de schade hoogstens op een paar
honderd gulden, doch later moet deze door
den boekhouder opgegeven zijn, naar men zegt
tot een bedrag van bij de zestien-duizend gul
den, volgens anderen zelfs bij de dertig-duizend.
Daar de bij 't geval betrokken Tielsche brand-
assurantie-maatschappij bezwaar maakte om te
betalen, wegens de onwaarschijnlijkheid van
zulk een enorme schade, lokte dit een onder
zoek uit, dat tot de ontdekking van bovenge-
noemden staat van zaken moet geleid hebben.
(N. R. Ct.)
Van de vreemdelingen, die zich te Har
derwijk voor de dienst in Indië hebben aan
gemeld, zijn er verscheidene wegens het niet in
orde zijn hunner papieren afgewezen. Deze
personen worden naar Utrecht en vervolgens
verder over de grenzen getransporteerd.
De winterdienst op de Staatsspoorwegen
zal aanvangen 1 November. Men verwacht
dat ook de andere spoorweg-maatschappijen
zich hier naar zullen regelen.
Gelijk wij reeds vroeger vermeldden, had
den op de suikerfabriek van de heeren Jansen
en van Weel te Roosendaal 50 a 60 man het
werk gestaakt, omdat zij minder loon dan ver
leden jaar verdienden. Het werk kon echter
met het overig personeel voortgezet worden.
Den volgenden dag keerde het grootste gedeelte
tot den arbeid terug, doch de aanstokers wer
den weggezonden. Er zijn gelukkig geen on
geregeldheden voorgevallen. Op de beide andere
fabrieken aldaar is het werk geregeld voortgezet.
Het bod van f 25000 voor den beker
van Jacoba van Beieren, in 't archief te Gouda
teruggevonden, gedaan, is naar men verzekert,
thans verhoogd tot f 40000.