1873. N°. 122. Donderdag 16 October. 603te jaargang. Wat was wat is wat worden zal in. BINNEINILANDSCHE BERICHTEN. «OKSSCIIE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdag avond, uitgezonderd op feestdagen Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. COIIIAM. Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels it/l,- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 c. POSTERIJEN. Staat van brievenverzonden door het Post kantoor te Goes, waarvan de geadresseerden op de plaats van bestemming onbekend zijn. Gedurende de 2e helft der maand September. J. M. G. Becquer, Amsterdam. A. Horrens, Bath. J. Everse, Ellewoatsdijk. M. Rijk, Gro ningen, A. P. Fokker, Maastricht. Yan het Hulpkantoor te Bath. Zevenbergen en van Lanoy, Amsterdam. Yan het Hulpkantoor te Colijnsplaat. W. M. Smith, Rotterdam. Van het Hulpkantoor te Krabbendijke. H. Zuidervecht, Renesse. Van het Hulpkantoor te Nieuwdoup. F. Ubreijse, Duiveland. Van het Hulpkantoor te Ovezande. M. Raaz, Ramp bij Milligen. Het is niet eene oude orde die behoudhet is eene nieuwe maat schappij, die voltooing vraagt. Thorbecke. Onder de maatregelen die liet meest kunnen bijdragen om de Grondwet meer en meer eene «nationale kracht" te doen wordenbehoort in de eerste plaatsnaar onze meeningherziening van artikel 76 der Grondwetwaarbij bepaald wordt, dat «de leden der Tweede Kamer wor den gekozen door de meerderjarige ingezete nen betalende in de directe belastingen eene som, die overeenkomstig met de plaatselijke gesteld heid, doch niet beneden het bedrag van f 20, noch boven dat van ƒ160 in de kieswet zal worden ver- eischt," genoemd te worden, omdat in dit artikel een onoverkomelijk beletsel gelegen is tegen toeken ning van het kiesrecht aan hen, die, schoon tot het «denkend deel der Natie" behoorende, geen kiezer zijn, omdat zij niet genoeg «in de directe belastingen betalen." Wij gelooven, dat de stelling, dat het al of niet contribueeren in de belastingen volstrekt niet een maatstaf van politieke ontwikkeling kan zijn, geen betoog meer behoeft en zullen alleen ten einde het absurde van het beginseldat tot basis aan onze kieswet ligt in het volle licht te stellen, het volgende saillante voorbeeld van verkeerde verdee ling van stemgerechtigdheid mededeelen. Een raadsheer in een onzer Provinciale Hoven een man van wien men dus met grond kon ver wachten, dat hij op de hoogte van onzen staatkun digen toestand was, had, aangezien hij geen vast goed bezat, «op kamers" woonde en dus niet den vereischten census betaalde, geen kiesrechtter wijl 's mans oppasser die «een winkeltje deed," ten gevolge van het bedrag, dat hij in het patent recht betaalde, wel op de kiezerslijsten voorkwam. In «het Noorden" van 7 Januari 1870 schreef vAbednegoV «elk burger, die het eindexamen met goeden uitslag aan eene hoogere hurgers,chool heeft afgelegd, die gepromoveerd is aan eene hoo- geschool, die officier is bij land- of zeemacht, die den rang heeft van hoofd- of hulponderwijzer moest kiezer wezen en dr. Feringa heeft met de hem eigene scherpzinnigheid en scherpheid eerst in «demo cratie en wetenschap" later in «de vrije gedachte" hetzelfde denkbeeld ontwikkeldja is nog eene schrede verder gegaan. Zijn leus is «het kiesrecht gebonden aan de voorwaarde, dat de kiezer goed degelijk lager onderwijs heeft genoten," dus niet alleen toekenning van stemrecht ook aan personen (die zonder in de directe belastingen te betalen) op zeker peil van ontwikkeling staan maar ver leening van dit recht uitsluitend aan hendie geacht moeten worden «inderdaad te kunnen kiezen." Het is ook onze overtuiging, dat het vicieuse kiesstelsel, dat alleen verdedigd kan worden door hen, voor wie «geld zoo goed als kennis" is, zoo De artikelen, door Abednego in >het Noorden" geschreven, zijn later afzonderlijk uitgegeven onder den titel: .Herziening der Grondwet, het programma der Radicalen", welke brochure is «op gedragen aan het Kamerlid Nieiistrasz" spoedig mogelijk vervangen moet worden door een ander stelsel, rustende op- den grondslag van den census der intelligentie dat wil zeggen, dat, instede van «het betalen van eene som in de directe belastingen," van den aanstaanden kiezer moet vereischt worden, dat hij niet geheel en al on bekend is met de inrichting van ons staatsbestuur en dat hij eenig inzicht in den politieken toestand van het land heeft. Deze verandering, hoezeer ook verbetering, is, naar onze zienswijze, nog geen afdoend middel, om artikel 74 der Grondwet, luidende: «de Staten-Generaal ver tegenwoordigen het geheele Nederlandsche volk" iets meer dan eene «doode letter" te doen zijn het is slechts een earste schrede, om tot «volma king der praktijk" van dit Grondwetsartikel, voor zooverre deze mogelijk is zoolang het algemeen stemrecht niet is ingevoerd, te geraken. Artikel 76 der «eerste wet van den Staat" zoude nog eene andere wijziging behoeven, dan het daaruit lichten van hetgeen er van het betalen van belasting in voorkomt; ook het daarin vervatte voorschrift, dat de leden der Tweede Kamer gekozen worden in de kiesdistricten, waarin het rijk verdeeld wordt moet veranderd worden, zal het grondwettig voor schrift, dat de Staten-Generaal het geheele Neder landsche volk vertegenwoordigen niet langer illusoir blijven. Wij zijn van oordeel, ofschoon wij zeer goed inzien, dat het verkiezingswerk daardoor zeer omslachtig zoude worden, dat, om de verkiezing voor het parlement meer de uitdrukking van den geest der Natie te doen worden, de indeeling van het Rijk in kiesdistricten opgeheven moet worden en geen afgevaardigde ter Tweede Kamer moet kun nen worden benoemd, dan met de volstrekte meer derheid der stemmen van alle Nederlandsche kie zers. Zooals wij reeds zeiden, zoude een dergelijke regeling van het kiesrecht, uit een administratief oogpunt vooral, eenigszins omslachtiger zijn, dan het thans bestaande stelsel, maar met het oog op de voordeelen, die er aan verbonden zijn, zoude over dit bezwaar heengestapt moeten worden. Die voordeelen zijn tweeërlei. Eerstens zoude dan die richting het sterkst in de Kamer verte genwoordigd worden, die daar buiten ook de meeste aanhangers teltterwijl in de tweede plaats het «chacun parle pour sa paroisse" niet zoo dikwijls het kenmerk van het debat zon zijn, als wanneer de volksvertegenwoordiging voor een goed deel uit distriets-celebriteiten bestaatdie «zoo bijzonder met de belangen van het district hunner inwoning hekend zijn en deze met al de kracht, die in hen is, voorstaan Op dezen grond gelooven wij, dat Feringa in zijn «politiek programma" terecht zegt «het geheele land zij één kiesdistrict." Hiermede hebben wij de hoofdgebreken van ons kiesstelsel, in 't licht gesteld en tevens de mid delen aangewezen, die tot verbetering leiden kun nen en die uitwerken zullendat de Grondwet meer en meer «eene hationale kracht" wordt. Gebrek aan ruimte verbiedt ons de wijzigingen, die wij bovendien in de Grondwet noodig achten, thans te hespreken; een volgend artikel zullen wij hieraan wijden. GOES, den 15 October 1873. De laatste maanden des jaars leveren by uitnemendheid ruime inkomsten voorde schat kist op. Deze regel heeft opnieuw zijne be vestiging gevonden in het overzicht van de opbrengst der Rijksmiddelen over de maand September, dat in de Staatscourant van eergis teren wordt medegedeeld. Het totaalcijfer der opbrengsten over deze maand bedraagt niet minder dan ƒ8,086,000, terwijl de berekening van 1/12 der raming van het volle jaar niet hooger klimt dan ƒ6,387,000. Alleen de maand September heeft dus 17 ton meer dan het middeleijfer over één maand opgeleverd. Trou wens, ook verleden jaar waren de opbrengsten in deze maand ongemeen hoog, namelijk ƒ7,538,000. Zooyeel mogen wij als zeker stellen, dat ook dit jaar met een aanzienlijk overschot v^n wer kelijke boven geraamde inkomsten sluiten zal. Nu reeds bedraagt dat verschil ruim 4 milli- oen gld. Waarschijnlijk zal het nog wel hoo- ger klimmen. En in plaats van 76£ milioen gld.waarop de totaalopbrengst dezer midde len voor 1873 geraamd is, zullen wij wel op meer dan 81 millioen kunnen rekenen. Men verneemt, dat de onlangs opgetre den Minister van Oorlog, met wijziging van de bij de Tweede Kamer ingediende begrooting van zijn departement voor 1874, zal voorstellen, de tractementen van de officieren bij de land macht te verhoogen. Onder de meerendeels reeds bekende bijzonderheden, die het Koloniaal Verslag over 1873 mededeelt omtrent de krijgsverrichtingen tegen Atchin komt eene zinsnede voor, die eenigermate het vroeger vermelde gerucht op heldert, volgens hetwelk de onzen in den Kraton zouden zijn geweest. Die zinsnede luidt als volgt«Even vóór dat de terugtocht op 16 April, toen de laatste aanval op de ver sterkingen van Atchin plaats had was be volen, gelukte het der 2e compagnie van het 3e bataljon van een der vijandelijke werken de poort open te slaan en binnen te dringen. Die macht was evenwel te zwak om den vijand, die achter eene tweede versterking en uit de naburige huizen en van achter de hoornen haar van alle zijden bestookte, verder terug te drin gen, zoodat de commandeerende officier het succes, dat door de reeds aangevangen retraite niet opgemerkt werd, moest opgeven en, de rest onzer macht ziende aftrekken, daartoe ook moest besluiten." In ons vorig no. deelden wij den raad van den Standaard aan zijne geestverwanten mede om hunne kinderen toch niet in veree- niging met de schoolkinderen van de open bare school te laten samenwerken tot het aan bieden van een nationaal geschenk aan den koning. Je kinderen van de openbare en de bijzondere school dus beweerde dit blad kunnen Sire niet te zamen een geschenk aan bieden." De Standaard voorzag, dat men uit deze raadgeving een geesel zou samenrijgen om haar zeer te doen." En daar behoorde ook geen, scherpe profetische blik toe om dat te voor spellen. Wij gelooven, dat er ook onder de christelijk-historischen niet velen gevonden zul len worden, die dezen heilloozen raad willen opvolgen, die hunne kinderen reeds zouden wil len gebruiken tot het doen eener politieke ma nifestatie op het jubilé van den koning. Zij hebben, zegt het Vaderland, te veel eerbied voor onzen vorst, die boven de par tijen staat, om een dag, die meer dan ooit ge schikt is om alle burgers derzelfde natie een drachtig feest te doen vieren, een dag, waarop het geheele volk wenscht te toonen, dat het één is in liefde voor zijn koningshuis, te mis bruiken tot het uitstrooien van verdeeldheid en het opwekken van partij hartstocht. Maar laten zij nu dan ook niet zwijgenHun stil zwijgen zou allicht als een adhaesie worden beschouwd, en wij zijn er zeker van dat zullen zij niet willen." Ook de N. Rott. Ct. komt met diepe ver ontwaardiging op tegen den verderfelijken raad van den Standaard, die 's konings feestdag tot een dag van tweespalt tracht te maken. Wij meenen het niet overbodig, er bij deze gelegenheid op te wijzen, dat, voor zoover ons bekend is, hier- ter stede nog geene feest-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1873 | | pagina 1