1873. N°. 91. Dinsdag 5 Augustus. 6Qste jaargang, BEKENDMAKINGEN Oproeping Verlofgangers. Information de Commodo et lucommodo. BEAMBTEN TER SMETAMET Vertrek der brievenmalen naar Oost-Indie. BINNENLANDSCHE BERICHTEN. GOESSCHË De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vkjjdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes f 1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 e. COURANT. Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels 4/1,- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 c. van liet Grerneen te-bestunr. De BURGEMEESTER van GOES, ontvangen heb bende een verzoek van zijne ambtgenooten te Fort Bath en Middelburg, roept bij deze op Cornells Johannes tie Baad en ^Vntonie Witman, milicien verlofgangers der lichtingen 1869 en 1870, be- hoorende tot het 3de Regement Infanterie, om op Za terdag den 9 Augustus 1873 tegenwoordig te zijn bij hun garnizoen te Middelburgvoorzien van al de voor werpen van kleeding en uitrusting, door hen bij hun vertrek met groot verlof medegenomen, ten einde in gevolge de bevelen van Z. M. den Koning, in weike- lijkfiti dienst te worden gesteld. Goes, den 2 Augustus 1873. De Burgemeester voornoemd, M. P. BLAAÜBEEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brengen ter algemeene kennis, dat door ANTHONIUS MATTHIJS SEN, kuiper te Goes, vergunning is verzocht, om in het perceel kadastraalsectie B 227 in de Voor stad, plaatselijk geteekend met E no. 69 eene kuiperij daartestellen, en dat de bezwaren daartegen kunnen worden ingebracht vóór ol op Zaterdag den 9 Augus tus aanstaande, des namiddags ten één ure, wanneer het proces-verbaal der informatiën de commodo et in- commodo zal worden opgemaakt. Goes, den 2 Augustus 1873. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAÜBEEN. De Secretaris, HARTMAN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brengen ter openbare kennis, dat zij, op verzoek, een eervol ontslag hebben verleend aan den neer Jonkheer MEIJNART JOHAN de MAREES van SWINDEKEN als commies ter secretarie, en in zijne plaats hebben benoemd, voorloopig voor een halfjaar, den heer MARI- NUS CORNELIS ZANDIJK. Goes, den 2 Augustus 1873. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAÜBEEN. De Secretaris, HARTMAN. P OSTEBIJEN. Yia TRIEST 5 Augustus 1873 por laatsten trein naar Roosendaal. Via BRINDISI8 Augustus per tweeden trein naar Roosendaal. Wij hebben in de laatste weken zooveel met onze eigen zaken te doen gehad, dat er bijna geene aandacht geschonken werd aan de alge meene belangen. Nu wij echter de moeielijke en alle gedachten innemende periode der ge meenteraadsverkiezingen achter ons hebben rijst weder de vraag: hoe is het daar buiten gesteldwat gaat er om bij het hoogere lands bestuur; hoe is het met ons ministerie enz.? Zijn wij voldaan en dankbaar met het oog- op den loop der zaken in onzen kleinen kring, noch voldaan noch dankbaar kunnen wij van onzen algemeenen politieken toestand gewagen. Vóór de verkiezingen toch was reeds duidelijk gebleken, dat Ministerie en Kamer moeielijk het noodige gemeen overleg zouden vinden. De censusregeling leed gedeeltelijk schipbreuk, en velen meenden, dat de Minister van Binnen- landsche Zaken daarom zijn ontslag aanvragen zou. Het wetsontwerp op de plaatsvervanging werd door de Kamer afgewezen, de Minister van Oor log vraagt zijn ontslag. De wet op de Rechterlijke Organisatie, eerst door de Tweede Kamer versneden en verknoeid, valt eindelijk toeli voor hare uitspraak. De expeditie tegen Atchin, gedeeltelijk mis lukt, werd door de tegenstanders als wapen ge bruikt om den Minister van Koloniën te bestrijden. Zóó was de toestand van Ministerie en Vertegenwoordiging bij 't naderen der periodieke verkiezing. Die verkiezing kon de oplossing be spoedigen maar de heldere hoofden zagen wel in, dat dié tijd nog niet zoo spoedig komen zou. De verkiezingen hebben als hoogste resultaat de waarschijnlijkheid opgeleverd, dat de kerkelijke partijen welhaast den boventoon kunnen hebben en dat, hoe zij onderling ook elkander vijandig mogen zijn, hare coalitie ons iii een toestand gebracht heeft, dien men voor enkele jaren schier onmo gelijk zou hebben geacht. Vraagt men: wat daarvan de reden is, wij meenen te mogen stel len, dat wel het kerkelijk element bij onze natie in de laatste jaren vrij sterk ontwikkeld is, maar dat het overwicht daarvan meest verkre gen is, door de onverschilligheid en verdeeld heid van de liberalen. Intussclien is het een onloochenbaar feit, dat de liberale partij in de Kamer belangrijk ver loren heeft. Had ze vóór de verkiezing de meer derheid in de Kamer, nu staat het getal liberale leden gelijk met dat van de kerkelijke fractien en conservatieven te zaïnen. Onwillekeurig rijst dus nu de vra zóu het Ministerie met eene zoo samengestelde lVamer kunnen regeeren? Indien niet in de Kamer ook zoo vaak ver geten werd, dat personen van zaken moeten af gescheiden worden, zou het, onzes inziens, zeer denkbaar zijn, dat dit Ministerie met de Kamer, die in September bijeen komt, gewichtige zaken zou kunnen tot stand brengen. Thans is het te vreezen, dat zich al spoedig eene oppositie openbaren zal, minder tegen ministeriëele voorstellen dan wel tegen de Minis ters gericht. En wat zal daarvan het gevolg moeten wezen Allerlei oplossingen worden reeds aan de hand gedaan. Kamerontbinding, verandering van mi nisterie in elericalen zin, of wijziging van het personeel van het kabinet, aanblijven van deze regeering minstens tot de zaken met Atchin ten einde zijn gebracht. Ieder spreekt voor het expe diënt, dat hem het meest wenschelijk voorkomt. Wij wagen ons nog aan geene beslissing, maar wijzen toch even op het onloochenbare feit, dat bij de liberale partij betrekkelijk nog de meeste regeerkracht bestaat, en dat het zeker tot de plichten onzer Regeering, welke ook, behoort, de Atchineesche aangelegenheden tot een ge- wenscht einde te brengen. Zeker verlangen wij geene kabinetsverande ring, die ons in geheel tegenovergestelde richting zou brengen, maar toch rijst wel eens de vraag of niet in de gegeven omstandigheden het optre den van een anti-revolutionair-clericaal kabinet het beste middel zijn zou om het volk te over tuigen, dat het zich liet misleiden toen het ge hoor gaf aan de inblazing van de verschillende kerkelijke partijen. Maar zulke proefnemingen hebben hare ge- gevaarlijke en donkere zijde; zij geven vertra ging in het tot stand brengen van noodige zaken en maken de hartstochten nog meer gaan de, die reeds genoeg zijn opgewekt. Slechts bij duidelijke aanwijzing, dat men daarhenen moet, zijn zij geoorloofdzoolang eene andere oplossing mogelijk is, mogen zij niet worden aangewend. Nemen wij voor een oogenblik aan, dat het lang gewenschte en onmisbare gemeen overleg tot stand komen kandat overleg, dat nood wendig in zich sluit, om zonder verloochening van beginselen het goede aantenemen van wie ook en vatbaar te zijn voor wijziging en ver betering van begrippen; wie weet, of niet me nige nu gevreesde schok kon worden verhoed en een voor 's lands belang heilrijke gang van zaken kon worden bestendigd. Het is toch eene ramp, dat zoodra een ministerie eenige voordracht doet waarmede de Kamer, om zeer verschillende redenen, zich niet vereenigen wil, onmiddellijk de quaestie vau vertrouwen wordt gesteld. Wij hebben ons altijd voorgesteld, dat die quaestie alleen te pas kwam, waar sprake is van de politieke richting van het kabinet, van de politieke beginselen van een of ander minister. Maar sedert geruimen tijd schijnt de Kamer het anders in te zien. Een minister draagt bijv. eene wet voor; de Kamer verwerpt die, voor een groot deel om redenen buiten haar hoofdbeginsel gelegen. Dat zoodanige minister dan aarzelt zijne taak voort- tezetten is duidelijk Hij kan moeielijk wat anders geven en wat hij geven kan behaagt niet. Maar heeft de Kamer daarin voldoende reden om te vragenkunnen wij ons vertrou wen aan den minister schenken; kan zij, op zulken grond, dat vertrouwen ontzeggen aan het geheele kabinet? Het klinkt zoo schoon zoo consciëntieus, dat vertrouwenmaar het verbergt dikwijls zooveel onedels, zooveel eigenbelang en persoonlijke inzichten Wat er van dit alles zij, de liberale partij heeft in de kamer noch meerderheid noch min derheid. Het aantal stemmen staat gelijk met dat van de leden der overige partijen. Dit zal belemmerend werken en veroorzaakt een on- houdbaren toestand, die zeer ten nadeele van 's lands belang is en een groote spanning in het land veroorzaakt. Misschien is de tijd niet verre, waarin om standigheden, nu nog niet te berekenen, als van zeiven den weg aanwijzen, dien men moet bewandelen. Wij komen dan ook terug op het gewichtig onderwerp, waarover wij thans, slechts een inleidend woord voor verdere behandeling schreven. GOESden 4 Augustus 1873. Tot ons genoegen kunnen wij uiededeelen, dat mr. J. G. de Witt Hamerop aandrang van vele ingezetenen, zich zijne verkiezing tot lid van den gemeenteraad heeft lal en welgeval len. Dit nieuwe lid neemt zitting met Sep tember, als zijnde gekozen tengevolge eener periodieke aftreding; terwijl de heereu de Meu- lemeester en van Swinderen als gekozen voor buitengewone vacatures, onmiddelijk zitting hebben. Bij bevelschrift der arrondissements-recht- bank te Middelburg, is naar den procureur- generaal bij het provinciaal gerechtshof in Zeeland verwezen 1de W., oud 32 jaren, dienstmeid, wonende te Waterlandkerkje, thans gedetineerd te Middelburgter zake, dat zij in den avond van 28 Mei f873 haar kind, den 24 Maart te voren geboren te Yzendijke, nabij de herberg »de Ronduit" onder de ge meente Heille, met een touw heeft geworgd tot dat het dood was, en het daarna in de waterleiding aldaar geworpenhebbende zij haar kind in den middag van dien dag uit het huis van M. A., vrouw van P. R.y onder Yzendijke, bij wie het besteed was, gehaald, omdat zij het kostgeld niet langer kon op brengen, en medegenomen zonder bepaald doel; zijnde daarna het voornemen bij haar opge komen om haar kind te dooden, waartoe zij eenigen tijd later is overgegaan, nadat zij tot dat einde nog een keisteen van den weg had opgenomen en medegenomen.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1873 | | pagina 1