6Q3te jaargang.
van liet Gremeente-bestxmr.
Oproeping Verlofganger.
ROODVONK.
SCHUTTERIJ.
Vertrek der brievenmalen naar Oost-Indie.
Het oogenblik der verantwoording.
v.
GOESSCHE
COURANT.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag
en Vrijdag avonduitgezonderd op feestdagen
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be
trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels it1,-
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 20 c.
BEKENDMAKINGEN
De BURGEMEESTER VAN GOES, ontvangen heb
bende een verzoek van zijn ambtgenoot te Ridder
kerk, roept bij deze op
ADRIANUS HUSEN
•milicien verlofganger der lichting 1869, behoorende
tot het 2de Regement Vesting Artillerie om op Zater
dag den 2 Augustus 1873 tegenwoordig te zijn bij
zijn garnizoen te Gorinchem, voorzien van al dë voor-
werpen van kleeding en uitrusting, door hem bij ver
trek met groot verlof medegenomen, ten einde inge
volge de bevelen van Z. M. den Koning in werkelijke
dienst te worden gesteld.
Goes, den 12 Juli 1873.
De Burgemeester voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN
De BURGEMEESTER DER GEMEENTE GOES,
ontvangen hebbende een bericht van den heer Inspec
teur voor het Geneeskundig Staatstoezicht in de Pro
vincie Zeeland;
Gelet op art. 21 der wet van 4 December 1872 (Stbl.
no. 134;) brengt hiermede ter openbare kennis, dat
het roodvonk in deze gemeente niet meer
epidemisch voorkomt en dat du* de tee-
kelijksche aankondigingen niet meer
sullen plaats hebben.
Goes, den 12 Juli 1873.
De Burgemeester voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
COMMISSIE VAN ONDERZOEK.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
brengen ter kennis van belanghebbenden, dat de com
missie, bedoeld bij art. 15 der wet van 11 April 1827
(Stbl. no. 17) eer.e TWEEDE ZITTING zal houden op
Donderdag den 17 Juli a. s.,
des middags ten 12 ure, in de groote zaal van het
raadhuis
dat deze zitting in de eerste plaats bestemd is tot
onderzoek der reclames of redenen van vrijstelling door
de lotelingen van dit jaar ingediend, doch dat tevens
alle sehutterplichtigen, die vermeenen mochten, redenen
van vrijstelling te hebben, tot dat onderzoek worden
toegelaten.
Goes, den 12 Juli 1873.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
I» OSXEEIJEN.
Via MARSEILLE 18 Juli, per tweeden trein
naar Roosendaal.
Na de herinnering van alles wat het verleden
opleverde of te wensclten overliet volgt natuurlijk
de vraag, wat zal de toekomst zijn
De beantwoording van die vraag ligt voor een
groot deel bij de kiezers. Van de keus, waartoe
wij thans geroepen worden, hangt in zekeren zin,
geluk of ongeluk af. Is de gang van zaken, zooals
wij die schetsten, den kiezers goed, welnu zij be
stendigen dien dan en wij zullen de uitkomst af
wachten. Maar meenen zij, dat er anders gehan
deld meer gedaanbeter voor de belangen der
burgerij gezorgd moet wordendan is nu het
oogenblik daar, om een beslissenden stap te doen,
nu de Raad voor een groot deel moet vernieuwd
worden.
Wij kunnen, in dit oogenblik, niet van de ver
kiezingen gewagen, zonder nog eens een ernstig
protest neder te schrijven tegen de verkiezingen
der laatste jaren, bovenal tegen de beginselen die
daarbij op den voorgrond zijn gesteld.
Hoe ook de partijzucht de oogen moge verblind
hebben, niemand zal bet ontkennen, dat er sedert
de partij Pompe c. a. in den Raad de overhand
kreeg, niet altijd geschikte keuzen zijn gedaan. Wij
willen geenzins alleen geleerden of gepromoveerden,
maar wel menscben die der zake kundig zijn
wij willen geene redenaax-s maar wel raadsleden,
die ten minste hun gevoelen, zoo zij er een hebben,
kunnen uitspreken. Wij willen geene blinde vol
gelingen die bet machtwoord van een enkelen
aanvoerder gehoorzamen, maar ook evenmin eene
redelooze oppositiedie reeds tot tegenstand ge
reed staat vóór zij nog tot oordeelen in staat is.
Dat alles heeft men sedert eenige jaren uit het
oog verloren en daarom werden zij stelselmatig
geweerd, die, naar ieders erkentenis, in den ge
meenteraad behoordenom daarvoor in de plaats
te stellen ben, wier karakter wij niet in bet minst
vei'denken, maar die voor zulke gewichtige betrek
king ten «enenmale ongeschikt moeten worden geacht.
Wij weten wat daarvan het gevolg was. En zal
dat dan zoo blijven, misschien nog erger worden?
Moet in Boshof een Quist no. 2 gekozen worden
Als het alleen aankwam op afkeuren en ver
werpen van wat in den Raad door het dagelijkseh
bestuur wordt voorgesteld, dan kon men gemaklijk
op den ouden weg blijvenmaar gelooft men dat
wij mannen noodig hebben van talentmannen
van initiatief en van doorzetten, mannen die met
een practischen blik den toestand bezien en maat
regelen tot verbetering aan de hand weten te
geven, dan dient er omgezien naar dezulken,
en onze gemeente bezit die in genoegzamen overvloed.
Niet een onder de kiezersdie daarvan niet
overtuigd is, die dat tfïet toestemt. Waarom doet
men dan zijne overtuiging geweld aan en kiest
onbekwame, althans ongeschikte pex-sonen?
De geschiedenis en de dagelijksche ervaring geven
het antwoord. De kiezers laten zich leiden door
overwegingen, die bij de keus van raadsleden vol
strekt niet in rekening moesten worden gebracht.
Gelooft ge waarlijk, zoo zouden we velen kun
nen vragen, dat iemand een geschikt en bekwaam
raadslid is, omdat hij tot deze of die godsdien
stige (kerkelijke) gezindte behoort; omdat hij ten
aanzien van kerkelijke leerstukken deze of die
meening is toegedaanomdat hij öf zich een vijand
getoond heeft van ondei-wijs in het algemeen en
van de Openbare school in het bijzonder, óf omdat
zijne kerkelijke richting hem gebiedt tegen dien
éénen vijand altijd strijd te voeren?
Gelooft gedat men eene financiëeleadmi
nistratieve of x-echtsgeleerde specialiteit is, althans
van dat alles verstand krijgt, als men maar in
eene bepaalde kerkelijke richting is? Komt het
dan in den Raad te pas om over kerkelijke leer
stukken te handelen en zijn de beste aanhangers
eener kerkleer daarom ook de beste burgers?
Er kan omtrent dat alles geen verschil van
gevoelen bestaan en toch wordt door dat alles de
keus van velen beheerscht; daarom vragen wij in
gemoedemag dat zoo blijven
Zeker moet men omzien naar mannen, die, zooals
men oudtijds zeide, vroom en vroed zijn, maal
laat ons toch, als het belang van gemeente en
burgerij ons ter harte gaat, niet langer ons laten
besturen door die onzalige kerkelijke verschillen
en staatkundige partijschappen, die geheel vreemd
zijn en moeten blijven aan den Gemeentei-aad.
Laat ons, daarvan doordrongen, zelfstandig kiezen
en niet luisteren naar hen, die slechts uitzien
naar gehoorzame en volgzame dienaren, om de
zegepraal van hunne partij, van hunne bijzondere
meeningen te verzekeren. Daarvan is de gemeente
het slachtoffer geworden en van dien weg kan
nu worden teruggekeerd, nuof voor langentijd
is verbetering onmogelijk. Wij hebben te kiezen
in onze naaste omgeving, voor onze gemeenschap
pelijke belangen; wij hebben eene leerzame erva
ring in hetgeen achter ons ligt. Ieder kiezer zal
nu genoegzaam weten wat hem te doen staat; hij
heeft voor zich zeiven eene ernstige vei-antwooi-ding.
De keus kan, dunkt ons, niet moeielijk zijn. Er
zijn er, die hunne medehurgei-s ruimschoots be
wijzen gaven, dat zij hun verti-ouwen waardig zijn.
Wij h'ebben hiér'alleen de namen der aftredende
leden G. II. Kakebeeke en J. A. A. Fransen van
die Putte te noemen.
Dat wij de herkiezing dezer heide eerlijke en
bekwame behartigers van de gemeentebelangen ten
dringendste aam-aden, zal geen betoog behoeven.
De waarde van den heer Kakebeeke woi-dt genoeg
zaam erkend dan dat het noodig zou zijn, over hem
nog iets te zeggen, en we vereenigen ons gaarne
met wat in eene circulaire van de vereeniging „Ge
meentebelang," aan de kiezers gericht, over hem
geschreven is.
Ook met wat in diezelfde circulaire van den
heer v. d. Putte gezegd is, stemmen wij volgaarne
in. De heer van de Putte heeft sedert jaren zijn
tijd en rust aan de gemeente 'opgeofferd. Meer dan
iemand andei-s is hij de onpartijdige man, die voor
het algemeen belang ijvert; de gemeente beeft
gi'oote vei'plichting aan hem en zijne flinkheid en
rondheid zijn spreekwoordelijk geworden. Hij is de
man van talent en van zakën, zooals wellicht geen
tweede in den Raad is te vinden. Zijne niet-her-
kiezing zou zijn ondankbaar en een nadeel voor
de gemeente.
Gelukkig valt het vex-schijnsel optemerken, dat
in den boezem der burgerij zoovele stemmen voor
den heer v. d. Putte opgaan.
Maar laten wij voor den heer v d. Putte voox-al ook
tronw ter stembus komen.
'tls toch bekend, dat juist hij het mikpunt is
van eenige persoonlijke tegenstandei-smen spant
alle ki-achten in om hem te dóen vallen, en alleen
door eene trouwe opkomst kunnen wij den toeleg
verijdelen, die een onzer nuttigste en bekwaamste
burgers uit den Raad zou weren.
Wij ontraden daai-entegen de herkiezing van de
heeren Meijlink en Callenfels. Het droevig figuur,
dat zoowel de een als de ander jn onzen Raad
maakt, is genoegzaam bekend.
Als de heer Meijlink eens een paar wooi-den
sprak, werd hij onmiddefijk door anderen over
tuigd van verkeerde voorstelling, onbekendheid met
de zaken, die het gold, en meestal waren zijne
woorden slechts hatelijkheden tegen den geachten
Voorzitter van onzen Raad. En als men zijne stem
mingen nagaat, dan is het vooral de heer Meijlink,
die de verwachtingen zijner kiezers heeft gelo-
genstraften tegen het gestelde programma ge
handeld.
En de heer Callenfels Zoo dikwijls de heer C.
het initiatief nam voor eenige zaak, gold het toe
vallig altijd iets bij zijne woning. Het bewuste
bruggetje, de vei-lichting op den cingel, het snoeien
(kandelaren) der boomen, het uithalen van vogel
nestjes, 't waren allen punten, die zijne onmidde-
lijke nabijheid betroffen.
En als hij deel nam aan de diseussiëa.
Wij moeten veel schrijven op i-ekening van 's mans
hoogen oudei-dommaar dit schijnt ons zeker, dat
wij de gemeente niet benadeelen wanneer wij thans
het mandaatvan den heer C. niet hernieuwen,
ja, dat wij een overigens achtenswaai-dig man
eene dienst bewijzen, als wij zorg dragen, dat hij
niet langer door zijn lidmaatschap van onzen Raad
den spotzucht van 'tgansche land opwekke.
We willen daax-over echter niet vex-der uitweiden.
De kiezers hebben beide heei-en aan den gang gezien;
en dan vragen wij af; hebben de heeren Meijlink.
en Callenfels voldaan aan het programma, dat men
u voor hunne verkiezing voorgespiegeld heeft? Zoo
niet, kiest dan nu andex-e mannen, die u niet met
schoonschijxxende beloften voox-komen, maar die op
zijn tijd weten te handelen in 't belang der gemeente
en die met zaakkennis weten te oox-deelen, te
spreken en op touw te zetten.
Tegenover beide heeren zijn een aantal personen
gesteld. Door „Gemeentebelang" de heer W. A.
Anemaet, dien wij gaarne zouden gesteund hebben,
ware het niet, dat velen in twijfel verkeeren om
trent zijne beginselen en daarom onvoorwaax-deljjk
besloten hebben hem niet te kiezen. Door de
weinige sympathiewelke deze candidatuur van
„Gemeentebelang" ondervindtzouden de kansen
van den heer Meijlink zëef vermeerderd zijn gewbrderi
en óm dit te voorkomen' hadden ook wij in navól-
ging van andex-en den heer J. M. Pilaar gesteld
die meer sympathie genoot.
Na het bedanken van dezen heer is van vele
zijden besloten den heer mr. J. G. de Witt Hamer
tegenover den heer Meijlink te stellen. Ook wi^