bijvoegsel bi Dinsdag IT gqessche coubawt, Juni 1878. N°. 70. OPENBABE VERGADERING VAM DEN KIAU <ler «OAS», op DONDERDAG den 12 JUNI 1873. (les avonds ten 7Va ure. Voorzitter de beer mr. M. P. Blaaubeeu. Tegenwoordig 11 leden en de Secretaris (2 vacatures.) I. De notulen der vergadering van den 27 Meijl. worden gelezen en goedgekeurd. II. De Voorzitter doet de volgende rnededeelingen, die allen zooveel noodig met goedkeuring, voor no tificatie worden aangenomen a. dat de verpachting van het jachtrccht op 31 Mei jl., daar slechts 100 geboden werd, terwijl het recht vroeger 150 opbracht, geene resultaten heeft opge leverd, die naar het oordeel van burg. en weth eene gunning zouden rechtvaardigen, waarom eene herver pachting zal beproefd worden op Zaterdag 21 Juni a. s. b. dat burg. en weth. hebben benoemd tot commis- saris-boekhouder der vereeniging van werklieden de heer A. A. van Dellen; tot 3de helpster aan de bewaarschool voor onver- mogenden Lucie Pieternel la de Poorter; en tot kweekelinge aan die inrichting Maatje den Hollander. c. dat het comité tot wering van schoolverzuim, overeenkomstig de verplichting, aan het verleenen van subsidie verbonden, een verslag vau zijne verrich tingen heeft ingezonden, hetwelk bij het jaarverslag der gemeente is opgenomen. d. dat gelijk verslag van de vereeniging voor volks belangen is ingekomen, hetwelk eveneens bij het jaar verslag der gemeente is opgenomen. e. dat van Ged. Staten bij missive van 6 Juni bericht is ontvangen van de mededeeling van het raadsbesluit, dd. 27 Mei, waarbij is verklaard, dat het verhoogd tarief der verpleegkosteri in het gasthuis eerst niet 1 Januari 1874 in werking treedt, waarvan is kennis gegeven aan het bestuur van het gesticht. III. Nog deelt de Voorzitter mede, dat van den Secretaris van den geneeskundigen raad van Zeeland is ontvangen een extract uit de notulen der vergadering van dien raad van 30 Meijl., betreffende het verhan delde over de. interpellatie van dr. v. Kenterghem in de laatste raadsvergadering, ten aanzien der publicatie, dat het roodvonk in deze gemeente epidemisch heerscht, welk extract voor de leden ter visie zal liggen op de secretarie De heer dr. van Benterghem vraagt het woord en zegtdat hij in de vorige vergadering als lid van den raad en als geneeskundige zijne opinie gezegd heeft over het roodvonk, hetgeen ergenis schijnt ge geven te hebben aan den inspecteur. De man heeft zich boos gemaakt en zich uiet ontzien sprs. han delwijze met den naam van onbeschoft te bestempelen, llij is nog verder gegaan en heeft gedreigd kennis te geven aan den Minister van Binnenlandsuhe Zaken. De leden van den geneeskundige raad hebben als gedienstige satellieten, alle zelfstandigheid prijsgevende, eene openbare manifestatie gedaan ten gunste van den inspecteur. Dit alles is echter het hoofddoel van spre kers rede niet. De hoofdzaak is de vraag heerscht het-,;roodvonk epidemisch? Volgens de bekendmakingen van den Voorzitter zijn in de afgeloopen week 5 en in de daaraan voorafgegane 3 lijders aangetastdat is gemiddeld 4 per week, of 3/4 per duizend op eene be- volkingA'an 6000 zielen. Spr. vraagt, of het opgaat, om de ziekte epidemisch te noemen, en wacht deswege met gerustheid elk wetenschappelijk antwoord af. Het is een onberaden besluit; de inspecteur heeft een grove fout be gaan, door geen practisch onderscheid te maken tus- sbhen sporadisch of epidemisch heerschen eener ziekte. Hij heeft daardoor ounoodig de gemoederen van velen verontrustvalscb alarm gemaakt en geruchten ver spreid, die zelfs strafbaar zijn voor de wet. De Voorzitter merkt op, dat hij is afgeweken van den gewonen regelom alle stukken die inkomen, te doen voorlezen. Hij heeft daarvoor ten opzichte van het extract uit de notulen van den geneeskun digen raad twee redenen. Vooreerst behoort het niet bij den gemeenteraad te huisom zich te bemoeien inet wat in eene vergadering van geneeskundigen over eene geneeskundige questie gezegd is. En ten tweede omdat spr. eerbied heeft voor art. 47 der gemeente wet, 't welk de vrijheid van spreken voor de raadsleden waarborgt. Nu spijt het hem (Voorz.) dat de heer van Eenterghem, op de enkele mededeeling, dat het stuk was ingekomen en ter visie gelegd, het woord heeft gevraagd. Het is een subjectief denkbeeld, wat sporadischwat epidemisch moet genoemd worden en is zelfs niet door geneeskundigen daarover een juist oordeel geveld. De gemeenteraad kan zich dus daarmede niet inlaten en om nu de quaestie niet weder te berde te brengen en te- toonen, dat art. 47 voor hem (Voorz.) geen ijdele klank is, daarom heeft hij het stuk niet doen voorlezen en het alleen voor de leden ter secretarie gedeponeerd. De heer dr. van Benterghem dankt den Voorzitter voor zijne goede bedoelingen en is het volkomen met hem eens, dat art. 47 aan ,de raadsleden vrijheid van spreken waarborgt, doch moet nog verklaren, dat hij geïmpressioneerd was door het artikel in de Middelburg- sche Courant en meende, nu het publiek geen inzage van het stuk krijgt, zijn gevoelen te moeten kenbaar ma- f ken. Het is onzin wat in dat stuk voorkomt en de geheele handeling van den inspecteur toont aan dat de man zijne roeping niet verstaat De heer dr. Callenfels is van oordeel, dat de Voor zitter niet anders heeft kunnen handelen en noemt die handelwijze zeer bonnet. Toch moet hij als zijn gevoelen kenbaar make"dat de ziekte niet epidemisch heerscht; daartoe is hel aantal lijders te gering. Epi demisch is eene ziekte, waaraan veel menschen lijden en sterven. IV. Als ingekomen stukken worden ter tafel gebracht a. Proces-verbaal van de opneming der kas en boeken van den gemeente ontvanger op 21 Mei jl. waaruit blijkt, dat toen in kas was, gelijk behoorde te zijn, de som van 7091,49s, hetgeen voor notificatie wordt aangenomen b. de verslagen vau ,.e gemeenten 's Graveuhage, 's Hertogenbosch en Middelburg, over 1872, die voor de leden ter visie selegd en in de boekerij geplaatst zul len worden c. het verslag van de maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen, waaromtrent hetzelfde wordt goed gevonden d. sollicitatie van den heerT. H. de Beer naar de be trekking van directeur aan de inrichtingen voor middel baar onderwijs,-die bereids aan den inspecteur is gezon den, en gesteld wordtin handen van de commissie van toezicht; e aanbeveling der heer en 1). M. Molijn e.n B.van Aspereu Vervenne tot vervulling der vacature in bet "armbestuur, ontslaan door het vertrek van den heer A. Nortier Pz. en voortdurende door het bedanken van den heer dr. Verschoor, welke aanbeveling ter visie wordt gelegd, om de benoeming in eene volgende verga dering te doen eenige Staatsbladen, die bij de verzameling zullen gevoegd worden. V. De Voorzitter doet aan de leden rouddeelen een exemplaar van bet jaarverslag der gemeente over 1872, dat beden, geheel afgewerkt, van de drukkerij ontvan gen is. VI. Aan de orde is: de uitbreiding vau het hulpper soneel op de scholen der le en 2e klasse. De Voorzitter merkt op, dat de betrekkelijke missives van de plaatselijke schoolcommissie reeds vroeger aan den raad zijn medegedeeld, en op nieuw ter visie heb ben gelegen; hij vraagt of ook een der leden daarvan voorlezing verlangt? Niemand geeft daartoe het verlangen te kennen. De Voorzitter leest nu voor het rapport van burg. en weth. waarvan de conclusie is vervat in dit voorstel „in beginsel tot de vermeerdering van het hulppersoneel op de genoemde scholen, in den zin, zooals door de commissie wordt aangegeven, te besluiten, en aan burg. en weth op te dragen, bij het opmaken der begrooting voor het dienstjaar 1874 daarop te letten." Hij brengt dit. voorstel in behandeling. De heer dr. Callenfels acht den maalregel overbo dig en zal daarom tegen het voorstel stemmen, waar toe hij drie redenen heeft. Vooreerst zou de hoofd onderwijzer niets te doen hebben als rond te loopen, hetgeen een minachting van het hulppersoneel zou wezen. De hulponderwijzers zijn toch geen menschen, die zoo maar opgeraapt zijn. Sommigen hebben zelfs den hoofdouderwijzersrang. Hij zou het dus kwetsend voor deze vinden, dat er altijd iemand achter hen stond om toezicht te houden. Ten tweede acht hij den maatregel in strijd met art 18 der onderwijs wet. Dit artikel zegt, dat de hoofdonderwijzer zal worden bijgestaan door hulponderwijzers en kweeke- lingen, en niet, dat hij louter toezicht zal hebben. Eindelijk ziet hij ook op de financiën der gemeente. Onze gemeente wordt zoo zwaar gedrukt door het onderwijs, dat geene gemeente zulk een hoogen hoof delijke» omsiag heeft clan zij. De heer mr. Del Baere zegt, dat telkens, wanneer hij zijne stem moet uitbrengen voor zaken, het onderwijs betreffende, art. 194 der Grondwet hem voor den gaest staat. Alinea 3 van dit art. zegt„er wordt overal in het rijk van overheidswege voldoend lager on derwijs gegeven." Hoe dat zou geregeld worden, zou bij eene nadere wet worden omschreven. Die na dere wet hebben wij 9 jaren na de Grondwet gekre gen, in 1857. I)e Raad is verplicht voor voldoend onderwijs te zorgen, wil hij aan zijn plicht en eed niet te kort doen. Als nu de schoolopziener, de plaatse lijke schoolcommissie en de hoofdonderwijzers eenpa rig verklaren, dat er behoefte is aan hulppersoneel voor den goeden gang van het onderwijs dat is voor voldoend onderwijs, dat is om te voldoen aan het voorschrift der grondwet, daar zou spr. niet, even als zijn ambtgenoot dr. Callenfels, durven ver klaren, dat de maatregel niet noodig is. Maar er is iets anders. Spr. is het met den heer Callenfels eens, dat de gemeente zwaar gedrukt is door de kosten van het onderwijs. Dat heeft inen in 1857 voorzien en daarom in art. 36 gezegd, dat gemeenten, die te zwaar gedrukt worden, hulp van het rijk en de pro vincie kunnen erlangen. Spr. gelooft, flat Goes ver keert in het geval van art. 36, en het is geen ge loof, maar wetenschap, dat de ingezetenen zwaar be last zijn. Spr. komt uit eene gemeente in Holland, die bekend staat om hare hooge belastingen, en daar betaalde hij slechts */3 van hetgeen hier gevorderd wordt. Daarom gelooft hij, dat men de aanvrage om hulp bij het rijk en de provincie met open ar men zal ontvangen. Goes is gezegend met eene tal rijke jeugd, die goed onderwijs geniet, en een en an der is grond genoeg om eene goede reussite te ho pen. Spr. vvenscht daarom, dat burg. en weth. zich wenden tot de regeering, om art. 36 in te roepen. De heer dr. Callenfels verklaart, dat het hein ge noegen doet te vernemen, dat de heer Del Baere, het met hem, wat den fiiiantiëelen druk aangaat, eens in, maar moet opmerkeu, dat men bij het betoog der noodzakelijkheid van den voorgestelden maatregel, het hulponderwijzerspersonéel toch niet kan wegcijferen. Hij vraagt nog eens, of de hulponderwijzers dan altijd een inspecteur achter zieli moeten hebben? De heer mr. Del Baere oert aan, dat als hij zoo weinig vertrouwen in het hulppersoneel stelde, zoo als de heer Cafienfels hem toedicht, hij geen hulp onderwijzer meer aangesteld zou willen hebben. Neen, dat is het gevoelen van spr. nietmaar, zal het onderwijs goed zijn, dan moet het onderwijzend per soneel voldoende wezen. Toen spr. nog geen lid van den Raad was, heeft hij in eerie door hem bij gewoonde vergadering, den voorzitter hooren wijzen op de school van den heer Gouka te Middelburg, waar de hoofdonderwijzer aan geene klasse gebon den is. Dat is het kenmerk ceuer goede school; dat wil men ook hier invoeren en van daar dat spr. vóór het voorstel zal stemmen. De heer jhr. mr. Pompe van Meerdervoort kan zich niet vereenigen met het voorstel van buvg. en weth. Hij is het in het algemeen eens met dr. Callenfels maar niet, dat de voorgestelde maatregel in strijd zou zijn met art. 18 der onderwijswet. Dat art. geeft slechts een minimum aan van het hulppersoneel, dat den hoofdonderwijzer ter zijde zal staan. Toch acht spr den maatregel niet in het belang der gemeente. Na het gesprokene door den heer l)el Baere stelt spr. er prijs op, te doen uitkomen, dat goed on derwijs kan worden gegeven, al i3 de hoofdonder wijzer niet geheel vrij. Het oordeel van de des kundigen, daar straks aangehaald, is individueel. Spr. gelooft, dat het denkbaar is, dat een hoofdonderwij zer geheel op de, hoogte van het onderwijs in zijne school zij, al is hij ook aan eene klasse gebonden, omdat hij kan verwisselen van klassen. Het financieel bezwaar is voor spr. van groot ge wicht; en vooral ten opzichte der school 1ste klasse kan spr. niet medegaan met het denkbeeld tot meerdere uitgaven, zoolang het schoolgeld niet hooger gesteld is. Hij heeft daartoe vroeger reeds een voorstel gedaan, doch zijne argumenten zyu toen niet dqor den raad gedeeldbij zal er ook nu over zwijgen, maar wil alleen herhalen, dat de schoolgelden nie; in verhouding staan tot de kosten van het onderwijs. Aan de school der tweede klasse zon men kunnen volslaan met kweekelingeu, ook al wordt eene klasse naar boven verplaatst. De lieer dr. Callenfels (inet vergunning der ver gadering, voor de derde maal het woord voerende) zegt, dat hij art. 18 der onderwijs-wet niet heeft aan gehaald voor het minimum of maximum van hulponder wijzers, maar alleen om te doen uitkomen, dat de hoofdonderwijzer door de hulponderwijzers moet worden bijgestaan eu dat hij dus zelf ook onderwijs moet geven. De wetgever heeft niet gewild, dat de hoofd onderwijzer slechts zou rondloopen. De heer Del Baere heeft gewaagd van vertrouwen op het hulponderwij- zerspersoneel, maar spr heeft alleen gewezen op het overbodige van de aanstelling van meerdere hulp onderwijzers, niet over het meerdere of mindere ver trouwen, dat hij in de hulponderwijzers stelt. De heer Fransen van de Putte wil enkele sprekers beantwoorden. Den beer Callenfels kan hij niet volgen in zijne interpretatie vau art. 18 der wet, maar hij moet opmerken, dat op geen der openbare scholen meer een kweekeiing is, uit gemis van aanvragen, evenals de aanvragen van hulponderwijzers ook zeer schaars zijn. Dit kan den raad niet ontslaan van zijne verplichting om voor voldoend onderwijs te zorgen, dat is voor voldoend personeel. Als de heeren Pompe en Callenfels een bezoek brachten aan de scholen der le en 2e klasse, dan- zouden zij overtuigd zijn van de behoefte. De heer DelBaere heeft de toepassing gevraagd van art. 36. Daarvan is meermalen sprake geweest, maar spr. vreest, dat eene poging daartoe niet reusseeren zou. Toen indertjjd het 4/5 der per sonele belasting aan de gemeenten werd afgestaan, is dit geschied om tegemoet te komen in de grooter en grooter wordende kosten van het onderwijs. Zon-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1873 | | pagina 5