1873. N°. 65. Donderdag 5 Juni. 603te jaargang. benoemingen! AANBESTEDING. Ministerie van fimneolajidsche Zaken. RIJKS-WATERSTAAT. PROVINCIE ZEELAND. BEKENDMAKING. BEKENDMAKINGEN Inspectie van de Verlofgangers dei COLLECTE ISRAËLITISCH ARMBESTUUR. ROODVONK. BINNENLANDSCHE BERICHTEN. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdag avonduitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels êt/1,- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20; c. Op Vrijdag, 13 Juni 1873, des voormiddags ten 10 ure, zal, onder nadere goed keuring, door den Commissaris des Konings in de provincie Zeeland, of, bij zijne afwezigheid, door een aer leden van de Gedeputeerde Staten, en in bijzijn van den Hoofdingenieur van den Waterstaat in het 11de district, aan het gebouw van het Provinciaal Bestuur te Middelburg, worden aanbesteed: Het doen van eenige leverancien en het uit voeren van eenige werkzaamheden aan den peilput te Brouwershaven, noodig voor het stellen van eenen zelfregistrerenden ge tijmeter. Deze aanbesteding zal geschieden bij enkele inschrij ving, volgens 434 der Algemeene Voorschriften. Het bestek ligt ter lezing aan het gebouw van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken, aan dat van het Provinciaal Bestuur van Zeeland, te Middelburg, en is voorts op franco aanvrage, tegen betaling der kosten, te bekomen bij den boekhandelaar M. Nijhoit, Raam straat no. 49 te 's Gravenhage, en door zijne tusschen- komst in de voornaamste gemeenten des Rijks. Den zesden en vierden dag vóór de besteding wordt de noodige aanwijzing op de plaats gedaan; voorts zijn nadere inlichtingen te bekomen bij den Hoofd ingenieur van den Waterstaat te Middelburg en bij den Ingenieur van den Waterstaat te Zierikzee. 's Gravenhage, 15 Mei 1873. Voor den Minister, Be Secretaris-Generaal, 4. HUBRECHT. DE GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND, maken bekenddat de sluiting van den grooten weg der 2e klasse van Goes naar 's Gravenpolder, van de aansluiting aan den grindweg naar 's Heer Abtskerke af, tot aan de aansluiting aan den grindweg van 's Gra venpolder naar Biezélinge, zal zijn opgeheven in den avond van den 31 Mei 1873. Middelburg, den 30 Mei 1873. Be Gedeputeerde Staten voornoemd, R. W. VAN LIJNDEN, Voorzitter. BUTEUX, Griffier. van liet Gremeente-bestumr. ÏVatioiaale Militie BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES; gezien het besluit van den heer Commissaris des ICo nings in de provincie Zeeland, van den 2 Mei 1873 A, no. 2024/1 3de afdeeling. (Prov. no. 53) brengen ter ken nis van degenen die het aangaat: dat de inspectie van de Verlofgangers der Nationale Militie op Woensdag den US Juni aanstaande des voormiddags ten 10 ure, zal plaats hebben in de Wandelkerk, binnen deze gemeente, waartoe de ver lofgangers zich zullen verzamelen voor het raadhuis. En worden mitsdien alle verlofgangers, welke zich in deze gemeente bevinden, behoorende tot de lichtin gen van 1869, 1870, 1871 en 1872, die vóór den 1 April 11. in het genot van onbepaald verlof zijn gesteld, ten ernstigste aangemaand tot een stipte opvolging der onderstaande bepalingen. 1. De verlofganger meldt zich binnen 30 dagen na den dag, waarop hem de verlofpas is uitgereikt, bij den burgemeester zijner woonplaats aan, ten einde deze zijn verlofpas voor gezien teekene. (Art. 133). 2. De verlofganger die zich in eene andere gemeente gaat vestigen, geeft daarvan kennis aan den bur gemeester zijner woonplaats. Binnen dertig dagen na den dag, waarop hij komt in de gemeente, waarin hij zich vestigt, meldt hij zich bij den burgemeester dier gemeente aan, t<'n einde deze zijn verlofpas voor gezien teekene. (Art. 134). 3. De verlofganger van de militie te land mag zich, zonder toestemming van den minister van oorlog, niet langer dan gedurende vier weken buiten 'slands begeven. (Art. 136). 4. De verlofganger, die art. 133, 134 en 136 niet na leeft, wordt in werkelijke dienst geroepen en ge durende drie maanden gehouden. (Art 137.) 5. De verlofganger van de militie te land, die bij openbare kennisgeving is opgeroepen om door den militie-commissaris te worden onderzocht, ver schijnt bij dat onderzoek in uniform gekleed, en voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met verlof medegegeven, van zijn zakboekje en van zijn verlofpas. (Art. 138 139 en 140). 6. De verlofganger van de militie te land is aan de militaire rechtspleging en tucht o nderworpen, onder anderen gedurende den tijd, dien het onderzoek voor den militie-commissaris duurt, en in het algemeen, wanneer hij in uniform gekleed is. (Art. 130). 7. Behoudens het bepaalde bij art. 130, kan een ar rest van twee tot zes dagen, te ondergaan in de naastbij gelegen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring of arrest, door den militie-com missaris worden opgelegd aan den verlofganger, 1. die zonder geldige reden niet bij het onderzoek verschijnt 2. die daarbij verschenen zijnde, zonder geldige re den, niet voorzien is van de bij art. 140 ver melde voorwerpen 3. wiens kleeding- en uitrustingstukken bij het onderzoek niet in voldoenden staat worden be vonden 4. die kleeding- of uitrustingstukken, aan een an der behoorende, als de zijne vertoont. (Art. 141.) 8. Onverminderd de straf, in het voorgaand artikel vermeld, is de verlofganger verplicht, op den daartoe door den militie-commissaris te bepalen tijd en plaats en op de in art. 140 voorgeschreven wijze, voor hem te verschijnen om te worden onderzocht. (Art. 143.) 9. De verlofganger, die zich bij herhaling schuldig maakt aan het feit, sub 4 art. 141 bedoeld, of niet overeenkomstig art. 143 voor den militie- commissaris verschijnt, of, aldaar verschenen zijnde in het geval verkeert, sub 2 en 3 van art. 141, vermeld, wordt onder de wapenen geroepen en van 36 maanden gehouden. (Art. 144.) 10. De verlofganger, die niet voldoet aan eene oproe ping voor de werkelijke dienst, wordt als deser teur behandeld. (Art. 145.) 11. Elk, die voor de militie is ingeschreven en ieder die daarbij is ingelijfd, kan overeenkomstig de daaromtrent bestaande voorschriften, tot eene vrij willige verbintenis voor den tijd van zes jaren of langer worden toegelaten bij de zeemacht, het korps mariniers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande of bij het krijgsvolk in 's rijks overzeesche bezittingenplaatsvervangers echter niet bij de zee macht of het korps mariniers gedurende het eerste jaar van hunnen diensttijd. (Art. 9 en 74.) 12. Aan de bij de militie te land ingelijfden, die ver langen na volbrachten oefeningstijd minstens zes maanden onder de wapenen te blijven of te komen, zonder zich als vrijwilliger te 'verbinden, wordt zulks vergund. (Art. 126.) Goes den 31 Mei 1873. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES maken bekend, dat het Israëlietisch Armbestuur in de ze gemeente het voornemen heeft, op Vrijdag den 6 Juni aanstaande, aan de huizen van alle ingezete nen eene Ei COIjJstiCTJU te doen ten behoeve van de armen, die door hetzelve moeten worden onderhouden. Burgemeester en Wethouders vertrouwen, dat de burgerij, door ruime giften, weder zal medewerken om genoemd armbestuur tot het volbrengen van zijn taak in staat te stellen, waartoe zij deze inzameling gunstig aanbevelen. Goes, den 31 Mei 1873. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS' van GOES brengen ter openbare kermis, dat door den Raad dier gemeente zijn gedaan en door de belanghebbenden aan genomen de volgende benoemingen: 1° tot lid der finantieële commissie de heer W. F. Busing; 2° tot lid der commissie van de notificatie der on vermogende schoolkinderen de heeVjhr. mr. J. J. Pouipe van Meerdervoort; en 3° tot hoofdcommissaris der vereeniging van werk lieden de heer B. M. den Boer. Goes, den 31 Mei 1873. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. De BURGEMEESTER der Gemeente GOES; Gelet op art. 21 der wet van 4 December 1872 (Staatsbl. no, 134) Maakt hiermede bekend, dat, voor zoover van de geneesheeren berichten zijn ingekomen, gedurende de afgeloopen week in deze gemeente door het roodvonk zijn aangetast 3 lijders en dat 3 lijders zijn hersteld. Goes, den 2 Juni 1873. De Burgemeester voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. GOES, den 4 Juni 1878. Men verzekert dat Z. M. tot na afloop der verkiezingen in de residentie zal verblijven en daarna de tentoonstelling te Weenen zal bezoeken. Uit 's Gravenhage wordt aan de Middelb. Ct. het gerucht gemeld, dat de koning, na den minister-raad te hebben gehoord, aan den mi nister de Vries heeft geantwoord, dat er geene termen bestaan om zijn verzoek om ontslag in te willigen Naar men verzekert, heeft de koning bij HD. bezoek te Groningen aan den vader van generaal Kolder, dezen eene som van 200 's jaars toegekend. Aan het Vaderland wordt nog meegedeeld, dat Z. M. als zijn voornemen heeft te kennen gegeven om twee zonen van den generaal op HD. kosten een militaire opvoeding te geven. Aan 1' Ami du Limhourg wordt uit Rot terdam geschreven, dat bij het Ministerie van Oorlog een ontwerp van wet in bewerking is tot aanvulling van de leemten, bij de regimenten ontstaan, door het vertrek van officieren naar Indië, ten behoeve der expeditie naar Atchin. De Minister zou een beroep wenschen te doen op de officieren der schutterij beneden den rang van kapitein en hun voorstellen twee jaren dienst te doen bij de infanterie met behoud van hun rang en de daaraan verbonden soldij. Men zou de dienst zoo gemakkelijk mogelijk, dat wil zeggen, zoo min mogelijk tijdroovend maken. Buitendien zou de maatregel strekben tot bevordering van het gehalte der schutterij. De Eerste Kamer is ter hervatting harer werkzaamheden opgeroepen tegen Woensdag 11 Juni, ten acht ure des avonds. TWEEDE KAMER. In de zitting van Vrijdag 30 Mei, zijn de beraadslagingen voortgezet over het wetsont werp tot bekrachtiging eener overeenkomst met de Amsterdamsche Kanaalmaatschappij en meer bepaald over de motie door den heer Jolles voorgesteld, die in den loop der discussie werd gewijzigd en aldus luidde: »de Kamer, zich bereid verklarende in de geldelijke behoefte der Amsterdamsche Kanaalmaatschappij door tijde lijke hulp te voorzien verdaagde de verdere beraadslagingen over dit wetsvoorstel tot een nader te bepalen dag." Die motie door den Minister van Binnenlandsche Zaken bestreden, werd met 51 tegen 15 stemmen verworpen. Hierop werd het ontwerp zelf aangenomen met 45 tegen 17 stemmen. Op voorstel van den heer Nierstrasz is met 31 tegen 29 stemmen besloten, dat de Kamer, die op reces is gegaan, weder bijeengeroepen zal worden, op een door den voorzitter te be palen dag na de verkiezingen. De algemeene Nederlandsche vrouwen vereniging Tesselschade zendt ons het vei slag harer tweede algemeene vergadering, gehouden op Dinsdag den 20 Mei te 's Gravenhage. Uit

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1873 | | pagina 1