1873. N°. 54. Donderdag 8 Mei. 603te jaargang. Ministerie van Binnenlandsche Zaken. RIJKS-WATERSTAAT. PROVINCIE ZEELAND. AANBESTEDING BEKENDMAKING. havïFt¥TöësT herstelling van de Eavenboorden, het water uit de haven zal worden afgelaten als volgt: Een treurig verschijnsel in ons Parlement. «OESSCDE COURANT. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vkijdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels a/1,- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20. c. Op Vrijdag, 16 Mei 1873, des voormiddags ten 10 ure, zal onder nadere goed keuring, door den Commissaris des Konings in de provincie Zeeland, of, bij zijne afwezigheid, door een der leden van de Gedeputeerde Staten, en in bijzijn van den Hoofdingenieur van den Waterstaat in het 11de district, aan het gebouw van het Provinciaal Bestuur te Middelburg, worden aanbesteed: Het uitvoeren van eenige vernieuwingen aan de Zeeweringen te Vlissingenmet de levering van de daartoe vereischte bouwstoffen. Deze aanbesteding zal geschieden bij enkele inschrij ving, volgens 434 der Algemeene Voorschriften. Het bestek ligt ter lezing aan het gebouw van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken, aan dat van het Provinciaal Bestuur van Zeeland, te Middelburg, en is voorts op franco aanvrage, tegen betaling der kosten, te bekomen bij den boekhandelaar M. Nijhoef, Raam straat no. 49 te 's Gravenhage, en door zijne tusschen- komst in de voornaamste gemeenten des Rijks. Den zesden en vierden dag vóór de besteding wordt de noodige aanwijzing op de plaats gedaan; voorts zijn nadere inlichtingen te bekomen hij den Hoofd ingenieur en den Ingenieur van den Waterstaat, bei den te Middelburg. 's Gravenhage, 21 April 1873. Voor den Minister, Be Secretaris- Generaal, HUBRECHT. DE GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND MAKEN BEKEND: dat de groote weg der 2de klasse van Goes naar 's Gravenpolder, van de aansluiting aan den grindweg naar 's Heer Abtskerke af, tot aan de aansluiting aan den grindweg van 's Gravenpolder naar Biezelinge, uit hoofde van het daaraan te verrichten werk, met in gang van den 7den dezer, voor de doorgaande passage tijdelijk zal zijn gesloten; dat alleen toegang zal worden verleend tot de aan grenzende landerijen; en dat de opheffing van de bedoelde sluiting nader zal worden aangekondigd. Middelburg, den 3den Mei 1873. De Gedeputeerde Staten voornoemd, R. W. VAN LIJNDEN, Voorzitter. BUTEUX, Griffier. OPENBARE VERGADERING van den ll.WB» der GËMEEXTB «JOKS, op VRIJDAG den 9 MEI 1873, des avonds ten 7V2 ure. PUNTEN VAN BEHANDELING. I. Mededeelingen, ingekomen stukken. II. Benoeming van een lid van het Burgerlijk Armbestuur. III. Idem van een lid der commissie van classi ficatie der schoolkinderen. IV. Idem van een lid der finantieele commissie. V. Idem van een hoofdcommissaris der vereeniging van werklieden. (Punt, IIV, tengevolge van het vertrek van den heer Norlier). VI. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot af- eh overschrijving op de begrooting der ge meente voor 1872. VII. Idem tot bepaling der belooning voor het ma ken der tienjarige tafels op de registers van den Burgerlijken Stand. VIII. Wijziging der verordening voor het Gasthuis. IX. Idem voor het Burgerlijk Armbestuur. X Aanvrage van I. Walkenhaus om grond voor het bouwen eener drinkhal. XI. Uitbreiding van liet hulppersoneel aan de open bare school der le klasse. XII. Idem aan de school der 2e klasse. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brengen ter kennis van belanghebbenden, dat, om de Op Maandag 12 Mei; 60 centimeters; Dinsdag 13 Mei; J' meter; Woensdag 14 Mei; 60 centimeters', Donderdag 15 Mei; 60 centimeters zullende liet water iveder worden ingelaten op Vrijdag den 16 daaraanvolgende en dat gedurende dien tijd de haven niet te bevaren zal zijn. Goes, den 5 Mei 1873. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. Reeds de wijze- koning der oudliéid, Salomo waarschuwde tegen verdeeldheid. En onder de wijze lessen van dien vorst der oudheid verdient deze zeker wel onze aandacht. Eene partij toch, die in zich zelf verdeeld is, die geen krachtig geheel vormt, kan nimmer iets groots tot stand brengen; ja, ze breekt zich zelve af. Het komt ons niet ongepast voor in onze dfWffih' aan deze les te herinneren, en een enkel wootcI te zeggen over een bedenkelijk verschijnsel, dat zich meer en meer begint te openbaren en tot gevolgen aanleiding kan geven, die de toekomst der liberale partij vooral zeer duister kunnen maken. Indien men de lijst van ministers van Nederland, die in de laatste 20 jaren afgetreden zijn, optelt, dan komt, men tot een b'-üsnkelijk hoog cijfer. Van de schatkist vergt dit aantal een belangrijk offer in pensioenen, maar dit is slechts eene klei nigheid, in vergelijking van het groote nadeel, dat gedurige aftreding van ministeriën veroor zaakt aan den geregelden gang van zaken en het tot stand brengen van voor het land hoogst noodige maatregelen. Nu eens is het eene cultuurwet, dan eene rech terlijke organisatienu eene militiewet, dan eene regeling van het hooger onderwijs, nu eene hervor ming van het belastingstelsel dan weder iets anders, dat een ministerie tot aftreden noopt; en met de aftreding van het ministerie, dat zulk eene wet voordroeg, wordt ook het belangrijk onderwerp, dat afdoening dringend eischt, voor onbepaalden tijd van de baan geschoven. Zoo gaan jaren en jaren heen, zonder dat er iets gewichtigs tot stand komtde zaken, die regeling eischen, blijven ongeregeld; bestaande toestanden, welker hervorming dringend noodig is, blijven on veranderd, en in verschillende groote aangelegen heden hipven wij hij andere landen verre ten achter. Van waar dit verschijnsel Veelal wordt eenvoudig de schuld op de minis ters geworpen. Ze zijn onhandig, onbekwaam, on handelbaar ze zijn partijmannen, eenzijdig of wat anders, maar zeer zeker zijn zij de zondenbokken. Wij zullen niet optreden als verdedigers van ver guisde staatslieden, deels omdat wij ze niet geheel van alle schuld willen vrijpleiten, deels omdat het een nuttelooze arbeid is, die bij voorbaat veroordeeld zou worden. En in zooverre de afstemming van ge wichtige wetten een gevolg is van eene meerderheid, die; naar haar beste weten, daardoor het belang des lands dient en de bekende volksmeening eerbiedigt, kan zulk eene verwerping werkelijk nuttig en noo dig zijn. Maar wij beweren, dat de schuld in vele geval len ten onrechte op de ministers wordt geschoven. In een constitutioneel land als het onze mag ten minste wel eens de vraag gedaan worden, of het par lement niet evenveel schuld heeft als de ministers. Wanneer wij de parlementaire geschiedenis, in zonderheid van den jongsten tijd, nagaan, dan aar zelen wij niet een bevestigend antwoord op die vraag te geven. Er heeft zich, vooral in den laat- sten tijd, onder de leden der Kamer, en inzonderheid onder de leden der liberale partij een bedenkelijk ver schijnsel geopenbaard, dat ons, meer dan vroeger nog, doet zeggende schuld, dat weinig gedaan wordt en dat gedurig ministers aftreden, ligt voor een groot deel aan de leden der Kamer zeiven. Als men ziet, welke houding verschillende liberale leden der Kamer tegen een liberaal ministerie, uit bekwame specialiteiten voor hun "departement sa mengesteld, aannemen, dan komt men tot de treurige ontdekking, dat vaak vertegenwoordigers worden aan getroffen, die trouw aan de tegenstanders de hand bieden, om een ministerie van hunne eigene rich ting aftebreken. En waarom Omdat meer en meer uit het oog wordt verloren, dat men volksvertegen woordiger is, en niet vertegenwoordiger van eigen grieven of eigen ideeën. Wat de eigen ideeën aangaat, is het zeker ondenk baar, dat ieder lid uit evertuiging met elk denkbeeld van den minister zijner richting zal medegaan. Maar voor dezulken is het gemeen overleg in de sectiën en in de Kamer daar om oplossing van enkele verschillen in de onderdeelen te verkrijgen en zoo min een minister in alle onderdeelen moet willen doordrijven, wat zijne individueele. opinie is, zoo min moet een lid der Kamer, door het doordrij ven zijner meening op ondergeschikte punten, zich scharen bij de tegenstanders uit principe of uit par tijzucht, en daardoor den minister het regeeren on mogelijk maken. Maar van nog erger aard achten wij het verschijn- s.el, dat in de laatste tijden in het bjjzonder is waar genomen, namelijk, dat leden der Kamer, ofschoon tot de politieke richting van het Ministerie behoo- rende, het om persoonlijke redenen, bestrijden. Vrij algemeen wordt erkend, dat dit 0. a. bij het debat over Atchin is geschied, en wel op zoo in 't oog loo- pende wijze, dat het zelfs door politieke tegenstan ders openlijk wordt afgekeurd. Het minst zorgwekkend- gevolg daarvan zf>u wel eens kunnen zijn, dat de kiezers van hunne districten hen door andere liberale afgevaardigden vervingen. Maar er is ook een ander gevolg denkbaar, name lijk, dat daardoor het bestaan van welk liberaal mi nisterie ook onmogelijk wordt. Reeds twee. liberale ministeriën zijn achtereenvolgend, met eene liberale meerderheid in de Kamer, afgetreden. Zal, wanneer ook het tegenwoordige kabinet, tengevolge van de vijandige houding van sommige leden zijner eigene partij, zijne taak nederlegt, een vierde kunnen ge vonden worden? Wij betwijfelen het zeer, gesteld al, dat aan de liberale partij nog de gelegenheid om een kabinet te vormen worde gelaten. Er heerscht over het algemeen iets onwilligs in de Kamer. Men denke, aan de verslagen der Kamer over de censusverlaging, over het voorstel tot af schaffing der plaatsvervanging, enz. Terwijl het eerste zich niet ontziet zelfs het veld der insinuatiën tegen de Regeering te betreden, ge tuigt het laatste van bepaalden onwil om met haar tot oplossing der quaestie samentewerken. Is dat behartiging van het algemeen landsbelang Niet dat wij zouden wenschen, dat de Staten-Gene- raal hunne overtuiging opofferden. Maar er is tus- seken dat uiterste en het altijd chicaneeren, tnsschen opoffering van eigen meening en het voortdurend be- moeielijken een middenweg, dien wij gemeen overleg noemden. Dat gemeen overleg moet door de Kamer worden gehuldigd. Onhoudbaar is de toestand, waarin de leden der Kamer zich niet langer beschouwen als vertegenwoordigers des volk maar zich gerechtigd achten, met eigen meeningen en personeele grieven een ministerie hunner eigene richtipg te bestrijden en aftebreken. Vooral ten opzichte van hen, die persoonlijke antipathiën laten wegen, wenschen wij de waar schuwing te doen hooren: stelt u den toestand niet te gunstig voor. Onze tegenstanders zijn niet vervaard, om het gezag te aanvaarden al hebben zij geene meerderheid in de Kamer. De geschie denis van het ministerie Heemskerk-van Zuylen is daar om het te bewijzen. Tegen ontbinding en nogmaals ontbinding der Kamer zien zij niet op. Voor het geval, dat het derde liberale ministe rie aftreden, en het hoofd van den Staat zich tot de conservatieve partij wenden mocht, heeft deze haar ministerie reeds geheel gevormd. En wanneer zij de teugels van het bewind in handen neemt, zal zij moeten steunen op en het oor leenen aan de ultramontaansche partij, van welke zij meer en meer afhankelijk is geworden, en die de vijandin is van alle vrijheid, van iederen stap op den weg van ontwikkeling.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1873 | | pagina 1