ATCHIN.
1873. N°. 47.
Dinsdag 22 April. 6Gste jaargang.
Verlrek dei' landmail naar Oosl-Indië,
De fabriekskinderen en het wetsontwerp
van Houten.
GOESSCHË
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag
en vrijdag avonduitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
COBRANT.
Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be
trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels a1,-
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 20, c.
OPENBARE VERGADERING
van den
BAAD der fiËiVIÜEXTE GOKS,
op WOENSDAG den 28 APRIL 1878.
des avonds ten 7'/i ure.
PUNTEN VAN BEHANDELING.
1. Mededeelingen, ingekomen stukken.
2. Vaststelling van het kohier van den hoofdelijken
omslag.
3. Idem van de belasting op de honden.
4. Benoeming van een lid der commissie van toe
zicht op de scholen voor middelbaar
onderwijs.
5. Idem van een lid van het burgerlijk armbestuur.
6. Aanbieding van het jaarverslag der gemeente
over 1872.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
voldoening eeuer declaratie van het
burgerlijk armbestuur, voor het afgraven
van grond.
8. Idem omtrent de belooning aan den heer W.
Swart voor toezicht op de 4e klasse over bet
le kwartaal.
9. Aanvrage van E. Besuijen om grond in erfpacht.
10. Idem van den heer G H. Kakebeeke.
11. Verzoek van den heer 1. Walkenhaus om ver
gunning tot bet leggen eener brug over de
sloot aan der. stationsweg.
12. Adres van den heer S. C. L. Mesch om ontslag
als leeraar en directeur aan de inrichtingen
voor middelbaar onderwijs.
13. Aanvrage van het gasthuisbestuur om machtiging
tot af- en overschrijving op de begrooting
voor 1872
14. Rekening over 1872 en begrooting voor 1874
van de gezondheidscommissie.
15. Begrooting van de kosten voor de gemeente
apotheek voor 1874.
16. Voorstel van den heer jhr. mr. Pompe van Meer-
dervoort, omtrent den afstand van grond voor
eene zwem-inrichting.
17. Missive der plaatselijke schoolcommissie omtrent
de uitbreiding van het hulppersoneel aan
de school le klasse.
18. Idem aan de school 2e klasse.
POSTERIJEN.
Via MARSEILLE den 25 April 1873 per
tweeden trein naar Roosendaal.
Na het ongunstig telegramin ons no. van jl.
Vrijdag medegedeeld en dat allerwege in ons land
een diepen indruk achterliet, werd den volgenden dag
bij het Ministerie van Koloniën een gunstiger tele
gram ontvangendat wij ons gehaast hebben per
bulletin aan onze lezers in deze gemeente mede te
deelen en dat wij ook naar de gemeentehuizen in
Zuid-Beveland hebben verspreid. Dit bulletin was van
den volgenden inhoud
„Volgens heden te 's Hage ontvangen telegram van
kolonel van Raaien (waarschijnlijk tijdelijk opperbe
velhebber) is de moskee (priestergebouw of inlandsohe
kerk) nabij den kraton (paleis of sterkte van den
Sultan) ingenomen.
„De kolonel vroeg geene versterking, die echter
toch gezonden is."
Dit bericht is sints door de Staats Courant be
vestigd. Ons vermoeden, dat de kolonel van Raaien
in afwachting van den nieuw benoemden bevelhebber,
generaal-raajoor Verspijck, en wellicht bij indispositie
van den kolonel Egter van fftssenkerke, tijdelijk op
perbevelhebber waswordt door de Staats Courant
gedeeld.
Het nemen der moskee door de onzen schijnt met
groote verliezen gepaard geweest te zijn. Onze troepen
werden van alle kanten gedurig door talrijke benden
aangevallen en voor ieder, die eenigszins op de hoogte
is van de inrichting en aanleg van Indische steden
en dorpen zal 't gemakkelijk te begrijpen zijn, dat die
aanvallen meestal plotseling en onverwacht konden
plaats hebben en de onzen herhaaldelijk van alle kanten
kunnen bestookt zijn geworden.
Bovendien is het bekend ,dat de Indische volken,
die den Mohamedaanschen godsdienst belijden, fana
tiek van aard zijn; en vooral bij gewichtige gebeurte
nissen als thans te A tchiu wordt dat fanatisme tot het
uiterste gedreven. Vaak ziet men de Indische volken
dansende en met de verregaandste doodsverachting
ten strijde trekken. Ket is geen gewone krijgsmans-
moed, die hen alsdan bez elt; het is eene soort van
waanzin die hen op dat oogenblik ontzagwekkend
maakt; en alleen de meerdere krijgstaktiek der Euro
peanen is oorzaak, dat, met gelijke of mindere krach
ten, eene overwinning kan worden behaald.
Wij voegden in den bij bulletin medegedeelden
telegram reeds een paar woorden om aan te duiden
wat een kraton is. In het Handelsblad van gisteren
leest men daarvan de volgende juiste definitie
„Door een kraton wordt het versterkt verblijf van
een inlandsch vorst verstaan. In den regel bestaat
het uit een zeer uitgestrekt, meest vierkant terrein,
omgeven door een zwaren muur, waarop wachttorens
zijn geplaatst. Binnen dezen ringmuur bevinden
zich onderscheiden pleinen en gebouwen, eveneens
door muren en poorten van elkaar gescheiden. In
het midden ligt de eigenlijke woning van den Vorst."
Niettegenstaande de ongunstige berichten en de
groote verliezen waren dus onze- troepen in de nabij
heid van het verblijf des sultans, die een dergelijke
sterkte bewoont. VVaarschijnlijk zal daar de grootste
macht zijn vereenigd, waarschijnlijk zal daar de felste
strijd worden gestreden; en we maken ons geene illu
sies, reeds zoo heel spoedii nemen van den
kraton te zullen vernemen. Menig strijder zal daar
nog vallen; want al kregen de Atchinezen ook ge
brek aan kruid en lood, de lans en kris zuilen
gehanteerd wordeu en menig hoofd zal wellicht
door den Indiscben wedoeng worden gekloofd, als
man tegen man gevochten wordt
Gelukkig is versterking gezonden. Het telegram
meldt, dat 2 bataillons en artillerie benevens de
stoomschepen Timor en Banka gezonden zijn. Tevens
waren reeds terstond na het vertrek der expeditie
600 bannelingen met de noodige mandoers te Bata
via gereed gehouden. Den 17den is per „Prins van
Oranje" te Batavia eene mitrailleuse met de noodige
ammunitie, 200000 patronen voor achterlaadgeweren
en een detachement suppletroepen uit Nederland aan
gebracht.
Het behoeft geen betoog, dat het raadzaam is,
den strijd tot het uiterste voorttezetten. Ons pres
tige in Indie is nauw aan de overwinning verbonden;
maar met het oog op het ongunstige weder, waar
van de berichten gewagen, en op den invallenden
zuidwest-moesson zou het wellicht raadzaam zijn
den aanval op den kraton eenigen tijd uittestellen.
Men kon dan tevens de geleden verliezen aanvullen,
en de legermacht organiseeren in verband met de
verkregen kennis van het terrein en met de kracht
van den wederstand, die geboden wordt.
Of met het nemen van den kraton de expeditie
geëindigd zal zijn, valt moeipiijk te zeggen. Wordt
de vorst daarbij gevangen genomen, dan bestaat er
wel eenige kans voor, ofschoon de gehechtheid aan
den tegenwoordigen vorst, een aankomende knaap, niet
sterk is en bet bestuur van het land eigenlijk in
handen der rijksgrooten is.
Na het schryven van bovenstaande lezen wij het
volgende in de N. R. Ct. van heden:
Rotterdam. 20 April.
Van Renter's Office ontvingen wij het volgend te
legram uit Penang, onder dagteekening van heden
Al de Nederlandsche troepen zijn tot aan het strand
achter de palissaden terugetrokken, waar hunne positie
vermoedelijk onhoudbaar is. De Atchineezen hebben
groote strijdkrachten. Het regenseisoen is begonnen.
Het aantal dooden en gekwetsten bij de Nederlan
ders wordt op 500 geschat. Van die der Atchineezen
kan geen cijfer worden geraamd, maar bij hen zijn de
verliezen aanzienlijk.
Voorts is heden bij het Departement van Koloniën
het navolgend telegram van den Gouverneur-Generaal
van Ned. Indië ontvangen:
Bericht van den Commissaris, van 17 April.
De troepen leden den vorigen dag een gevoelig
échec bij den kraton. Dientengevolge zijn zij naar
het strandhivouac teruggekeerd. De toestand is zoo
danig, dat, in verband met den mousson, staking der
expeditie in overweging zou worden genomen.
Per teleg-raafl Blijkens een heden
morgen ontvangen telegram bij het Departe
ment van Koloniën van den Gouverneur Ge
neraal, heeft de krijgsraad van Atchin, ge
presideerd door den gouvernements commissaris,
eenstemmig geoordeeld, dat de positie onhoud
baar was wegens de geleden verliezen en vooral
wegens den hevigen mousson.
De Gouverneur Generaal heeft daarop be
sloten tot staking der expeditie, ter hervatting
in 't najaar. De kust blijft geblokkeerd.
i.
Het Nederlandsche volk is steeds geroemd
om zijne bezadigdheid. In menig opzicht is
deze zijn geluk. Want door zijne bedaardheid
werd Nederland gespaard voor menigen schok,
die, hoe heilzaam in de gevolgen, voor 't oogen-
blik soms groote rampen berokkent. Wij zijn
hier gewoon veel aan den tijd overtelaten, wat
andere volken in een oogwenk trachten te ver
wezenlijken. En zeker is dat eene deugd, voor
zoover het de tegenstelling is van overijling,
maar het kan dat ook alleen zijn, als eene
bedaarde werkzaamheid aan de volharding daarin
geene schade doet.
De watermassa in eens uitgestort, laat geen
blijvend spoor achter, maar de gestadig val
lende droppel holt den steen uit.
Eene kleine langzaam voortwerkende kracht
kan groote uitkomsten voorbereiden, maar het
ontbreekt vaak bij ons, aan dat immer voort-
arbeiden, aan dat aanhouden, dat eindelijk het
doel treffen moet. Onze bedaardheid ontaardt
dikwijls in lauwheid, in gebrek aan veerkracht
en geeft minstens den schijn, dat onbekendheid
met het onmisbaar noodige terughoudt, om de
handen met ernst aan het werk te slaan.
In die opmerking vinden wij de verklaring
van het feit, dat bij ons zulke treurige volks
ondeugden nevens zulke schitterende volksdeug
den gevonden worden, dat de geschiedenis van
onze natie tegenstrijdigheden oplevert, die ons
somwijlen raadselachtig toeschijnen.
Zoo bijv. was Nederland altijd geroemd oin
zijne liefderijke hulpvaardigheid om zijn opof
ferend dienstbetoon waar het aankomt op de
verzachting van lijden, het ondersteunen van
rampspoedigen het bevorderen van zedelijke
welvaart.
En toch bleef datzelfde Nederland blind voor
een lijden, dat onder zijn oog geleden werd;
het dacht er geen oogenblik aan om dat lijden
te doen ophouden. Honderde kinderen verkwij
nen in onze fabrieken, blijven op een zeer laag
standpunt van ontwikkeling en rijpen in ellende
en verdrukking voor een vroegen dood. Door
gewetenlooze ouders als werktuigen tot levens
onderhoud beschouwd en soms reeds van hun
zesde levensjaar af tot zwaren arbeid gedoemd,
brengen zij hunne dagen door in lokalen, waar
zij naar lucht en licht hijgen en waar alles
samenwerkt om hunne zedelijkheid tot het laag
ste peil te doen zinken. Door gebrek aan be
hoorlijk voedsel verzwakt, door eene liederlijke
opvoeding indien hier van opvoeding mag
gesproken worden verdierlijkt, door den af-
mattenden en vaak boven hun macht opgedre
ven arbeid uitgeput, wordt daar een geslacht