1873. N°. 45. Donderdag 17 April. 60ste jaargang.
BEKENDMAKINGEN
Uitkloppen van Vloerkleeden.
Bewaar-, naai-, brei- en andere
scholen.
OUDE VORMEN.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
GOESSCÏIE
COURANT.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag
en Vrijdag avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be
trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels a 1,-
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 204 c.
BIJ DIT NOMMER BEHOORT EEN
BIJVOEGSEL.
van liet Gemeente-bestuur.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
brengen ter openbare kennis, dat door lien, als plaat
sen, om de vloerkleeden, tapijten enz. uittekloppen
en schoontemaken, zijn aangewezen:
de Stoof weide, het plein achter den
Brouwersgang en het terrein tusschen
de Barreschuur en den Mestput
van welke plaatsen door belanghebbenden kan wor
den gebruik gemaakt, mits zij zeiven de benoodigde
palen zetten en onderhouden, en zich gedragen naar
de voorschriften, door of van wege Burgemeester en
Wethouders te geven, zijnde de bouwmeester belast,
met het aanwijzen der plaats.
Goes den 7 April 1873.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
Be BURGEMEESTER der Gemeente GOES brengt
ter openbare kennis
dat met den 1 Mei a. s. in werking treedt de wet van
4 December 1872 (Stbl. no. 134) ter voorziening tegen
besmettelijke ziekten;
dat art. 17 dier wet luidt:
„Onderwijzers, onderwijzeressen of leerlingen die niet,
blijkens verklaring van een geneeskundige, met goed
fevolg of meer dan eens de inënting der koepokken
ebben ondergaan, of aan de natuurlijke kinderpokken
(variolae) hebben geleden, worden in de scholen niet
toegelaten;
„de vorm, de plaats, de wijze van inlevering, be
waring en teruggave dier verklaringen worden bij
algemeenen maatregel van inwendig bestuur geregeld/
dat dit voorschrift betreft alle scholen zonder on
derscheid, dus ook bewaar-, naai-, brei- en andere
scholen
dat bij Koninklijk besluit van 28 Februari 1873 (Stbl.
no. 35) is bepaald, dat de hoofden der scholen eene
lijst moeten houden, aanwijzende wie in den loop des
jaars tot de school zijn toegelatenen dat de over
treding van bovenaangehaald artikel is bedreigd met
straffe van eene geldboete van 5.— tot 25.— en
met gevangenis van een tot drie dagen, te zamen of
afzonderlijk.
De Burgemeester voornoemd roept dientengevolge
op de houders van bewaar-, naai- brei- en andere
scholen in deze gemeente, om zich vóór of op den 25
April a. s. ter secretarie aantemelden, alwaar het be
noodigde materieel van de lijst gratis verkrijgbaar is
festela, zullende tegen diegenen, welke zich niet van
ie lijst voorzien, procesverbaal moeten worden opge
maakt.
Goes den 15 April 1873.
De Burgemeester van Goes,
M. P. BLAAUBEEN.
Waarom Maandag geen courant? Zoo hebben
wij hier en daar hooren vragen, waar men scheen
vergeten te hebben wat vooraf aangekondigd
was. Bij sommigen lag er in die vraag wel
zoo iets opgesloten, van: hoe dwaas!
't Is zeker vleiend voor eene redactie als het
publiek ongaarne zelfs maar een enkel nommer
ziet achterblijven; maar zij meent niet dwaas te
handelen, als zij zich aan de oude gewoonte
houdt en op den kerkelijken feestdag aan de
gezellen ter drukkerij vacantie geeft. De cou
rantenlezers verliezen niet zooveel en de arbei
ders, die de couranten verschaffen, mogen wel
eens een buitengewonen rustdag hebben.
Sommigen, die het gansehe jaar door over hun
nen tijd beschikken, en arbeiden of rusten naar het
hun goeddunkt, kunnen er zich geen denkbeeld van
maken, dat zulk een rustdag een genot is. Zij
komen er daarom al licht toe, om den arbeid
hunner onderhoorigen te laten voortgaan, erge
ren er zich aan als men, om den werkman rust
te gunnen, een of ander onthoudt, dat overigens
iederen dag te verkrijgen is.
Reeds de instelling van eenen wekelijksehen
rustdag heeft voor de maatschappij een onweêr-
sprekelijk nut. Hoeveel de tijden ook verschillen
mogen van die, waaruit die instelling dagteekent,
al is er niet te zorgen voor de behoeften eener
slaven bevolking, het is onredelijk te willen, dat
elke arbeid onafgebroken worde voortgezethet
zou op den duur voor dien arbeid niet voordee-
lig wezen.
Velen denkeu hier alleen aan eene godsdien
stige instelling en zien het sociaal belang, den
eisch der menschelijkheid geheel voorbij. Mis
schien, indien ze meer plaats gaven aan het
nauw verband, dat er tusschen menschelijkheid
en ware godsdienst is, misschien dat ze aan een
wekelijksehen rustdag meer waarde zouden hech
ten, dien beter aan zijne bestemming wijden.
Maar die tweede kerkelijke feestdagen, waarom
die ook aan den arbeid onttrokken, zoo vraagt
menigeen, en die vraag heeft meerderen grond.
Er valt hier alleen van kerkelijke feestdagen
te spreken, want die tweede dagen zijn niet
anders dan een overblijfsel van den tijd, waarin
men een geheele week voor de hooge kerke
lijke feesten bestemde. De kerk gevoelde hare
roeping om het godsdienstig beginsel vruchtbaar
te maken voor het maatschappelijke leven. Zij
hield dat beginsel vast, al wijzigde de vorm zich
ook naar de ontwikkeling der tijden. En thans
is het restant harer oorspronkelijke inrichting
zoo in ons volksleven ingeworteld, dat het hoogst
moeielijk zijn zou, om de instelling geheel te
doen verdwijnen.
Zulke dagen, dat is het grootste en meest
beteekenende bezwaar, dat daartegen wordt in
gebracht, zulke dagen zijn dubbel schadelijk
voor den werkman. Zij belemmeren hem in den
arbeid, die voor hem onmisbaar is en geven hem
daarenboven aanleiding tot verkwisting en brood
dronkenheid, waardoor hij stoffelijk en zedelijk
nadeel lijdt.
Wij ontkennen niet, dat die tweede kerkelijke
feestdagen, en ten onzent neemt men er
nog wel een derden bij, zich kenmerken
door veel, dat aan onze beschaafde maatschappij
geheel vreemd moest zijn. Nooit komt het zoo
duidelijk uit, hoe laag onze lagere volksklasse
staat, dan juist op die dagen, waarop de dier
lijke dronkenschap zich in heesche keelen en
oorverscheurend-valsche klanken, om niets an
ders te noemen, in al hare afzichtelijkheid open
baart.
Maar gelukkig zijn dat enkelen en is het niet
de massa, die zich zoo diep verlaagtja zelfs,
uit het volk gaat menigmalen het eerst de kreet
der afkeuring op. En geldt ook hier niet, dat
het misbruik geene billijke reden geeft, om eene
zaak op zich zelve aftekeuren
Zal men den nijvere en arbeidzame tot
werken dwingen, omdat er zijn, die, als ze niet
arbeiden, zich vergeten en benadeelen. Zal men
hem een dag van ontspanning onthouden, omdat
hij niet altijd van zijne rust het beste gebruik
weet te maken?
Ruim die tweede feestdagen als rustdagen
voor den werkman op, roept men hier en daar,
maar in het belang van dezen juist, zouden wij
zeggen-, houdt dien ouden vorm in stand, die
rust gunt, waar die anders meest zou onthou
den worden, die aan eiken stand de gelegenheid
opent tot gezellige vereeniging en die, goed be
stuurd, niet anders dan goed voor hem kan werken.
Slechts deze bepalingen zouden wij willen
maken:
Dwing niet tot stilzitten wie arbeiden wil
en laat hem gelegenheid hebben iets te ver
dienen, wanneer hij zich daartoe meer opge
wekt gevoelt, dan tot geforceerde rust.
(Wij spreken natuurlijk hier slechts van dag
gelders, wijl we met veronderstellen, dat vasten
werklieden op de bizonderè rustdagen loon ge
kort wordt.)
Leer hem vervolgens dien rusttijd beperken
en niet, omdat het nu eenmaal een oude ge
woonte is, dagen verbeuzelen waar slechts uren
van uitspanning, door zijne behoefte geeiseht
en met zijn belang overeen te brengen zijn.
Bovenal bevordere men de verstandelijke ont
wikkeling van onzen werkman, opdat, waar hij
op rustdagen genieten kan, hij ook vatbaar
zij voor een ander en beter genot, dan nu wordt
gezocht en dat tot zooveel buitensporigheid ver
leidt. Zoolang een lage trap van ontwikkeling
het gevoel voor het schoone laat slapen, wane
men niet dat de zedelijkheid zal toenemen. Men
wordt niet zedelijk en braaf door bedreiging of
beloften, door wie ook gedaan, maar wel door
eigen streven, in bewustheid en kennis-van plicht
en roeping gegrond, door den zin voor alles
wat waar en goed is bij zich aantekweeken.
Aan die ontwikkeling van beteren zin in ons
volksleven kunnen ook die feest- of rustdagen
bevorderlijk zijn.. De Middelburgsche vereeniging
uit het volk voor het volk gaf daarom dezer
dagen eene tentoonstelling van schilderijen. De
werkman kan er rustig heen gaan om te zien
en te leeren. Misschien draagt hij er iets goeds
van mede, dat hem ook in zijn arbeid te stade
komen kan.
Er is in onze maatschappij nog veel, dat zeer
gebrekkig is maar voor zoover het in verband
staat met oude vormen en gewoonten, meene
men niet, dat eenvoudige slooping van wat er
is, zal doen worden wat komen moet. Aan de
hand van het bestaande valt verbetering
soms veel gemaklijker; en hier ook moet men
te rade gaan mét een volkskarakter, dat zich
ten allen tijde kennen deed door afkeer van
plotselinge grepen en snélle verwisselingen, al
waren ze overigens ook nog zoo goed.
Doch we zouden te ver afdwalen, 't Was
maar een woordje, dat wij te zeggen hadden
naar aanleiding van het niet uitgeven van onze
courant op den tweeden kerkelijken feestdag.
De N. G. Ct., het blad, dat zich zoo gaarne
een kerkelijk tintje geeft, dacht er anders over.
Zij gaf, gelijk woordelijk in de eerste kolom
van haar extra nummer te lezen slaat „uit
hoofde van het Paaschfeest en de belangrijke In
dische berichten, een extra nummer. Dat heet
de orde van zaken eens netjes omkeeren. De
Goessche Ct. bleef zich gelijk en hield zich
aan den ouden vorm. Niet omdat zij er de
schaduwzijde niet van erkent en nog veel min
der omdat zij tot eiken prijs behouden wilde,
waar wat zij meent te moeten behouden, oud
of nieuw, dat laat zij niet los, vooral niet
als het in het belang is van dat deel der maat
schappij, dat wij zoo gaarne verheffen zouden,
om het geheel te veredelen.
Met enkele onzer nieuwstijdingen komen wij
daardoor heden iets later dan gewoonlijk, maar
onze lezers, die ook den tweeden Paaschdag
als rustdag van den gewonen arbeid, in eere
wenschen te houden, zullen ons zulks ditmaal
niet ten kwade duiden.
GOES, den 16 April 1873.
De leden der Tweede Kamer zijn gisteren
aangeschreven om den 22 April a. s. de werk
zaamheden te hervatten.